In deze uitspraak op verzet van 12 februari 2024, heeft de Rechtbank Limburg geoordeeld dat het verzet van de opposant ongegrond is. De zaak betreft een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert, dat op 12 oktober 2021 is genomen. De rechtbank had eerder op 15 mei 2023 het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank oordeelt dat het verkeersbesluit geen Aarhus-besluit is, omdat het geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu heeft. De rechtbank wijst erop dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, wat betekent dat de opposant in dit geval geen beroep kan instellen zonder een ingediende zienswijze.
De rechtbank heeft het verzet op 25 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college en de opposant aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de redenen die de opposant aanvoert voor het niet indienen van een zienswijze, zoals de ondoenlijkheid om alle besluiten te volgen en onbekendheid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat deze omstandigheden voor rekening van de opposant komen en dat het college niet verplicht is om rekening te houden met de onbekendheid van de opposant.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak van 15 mei 2023. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier.