ECLI:NL:RBLIM:2024:693

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 120
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor de bouw van een zorgcentrum in Sittard-Geleen

Op 7 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Sittard-Geleen, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan een vergunninghoudster voor de bouw van een zorgcentrum. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen op 17 maart 2023. Verzoeker stelde dat de bouw van het zorgcentrum al zover gevorderd was dat er een onomkeerbare situatie dreigde te ontstaan, en vroeg de voorzieningenrechter om de omgevingsvergunning te schorsen tot er een uitspraak was gedaan op zijn beroep tegen het bestreden besluit van 8 september 2023, waarin zijn bezwaar ongegrond was verklaard.

De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake was van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker, aangezien de vergunninghoudster al werkzaamheden boven het maaiveld uitvoerde. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de vergunninghoudster en de gemeente ook zwaar wogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verleende omgevingsvergunning niet in strijd was met de redelijke eisen van welstand en dat de procedure rondom de omgevingsdialoog voldoende was gevolgd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de motivering van verweerder voor de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige aspecten voldoende was onderbouwd. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24 / 120

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

7 februari 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam verzoeker], uit [woonplaats] , verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigden: mr. R. Evens en mr. T.L. Huwae).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam vergunninghoudster] , uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. T.F.M. Wijgergans).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het bouwen van een zorgcentrum, het wijzigen van een uitweg en het kappen van vier bomen ter plaatse van het perceel [adres] te [plaats] .
Bij besluit van 8 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verweerder heeft de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten. Bij uitspraak van 25 april 2023 [1] heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghoudster heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigden van verweerder, vertegenwoordigers van vergunninghoudster en [naam] , de waarnemer van de gemachtigde van vergunninghoudster.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft voor deze beslissing de onderstaande motivering. Voor een goed begrip van deze uitspraak is hieronder ook, zoals in de mondelinge uitspraak al aangekondigd, een inleiding opgenomen. Verder is de mondelinge uitspraak hieronder iets uitgebreider gemotiveerd, onder meer door verwijzingen naar wetsartikelen. Ook zijn de tijdens de behandeling op zitting genomen procesbeslissingen in dit proces-verbaal verwerkt.
De feiten
2. Op 31 oktober 2022 heeft vergunninghoudster een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag is ingediend ten behoeve van het bouwen van een zorgcentrum genaamd ‘ [naam] ’ (hierna: het zorgcentrum), het wijzigen van een uitweg en het kappen van vier bomen ter plaatse van het perceel [adres] te [plaats] . De aanvraag ziet op de activiteiten: ‘bouwen’ [2] , ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’, [3] ‘uitrit aanleggen of veranderen’ [4] en ‘kappen’. [5]
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan heeft verweerder de aanvraag voor de omgevingsvergunning [6] mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. [7] Ter plaatse van het perceel golden ten tijde van het bestreden besluit het bestemmingsplan 'Centrum Sittard’, [8] het facetbestemmingsplan ‘begripsbepaling’ [9] en het facetbestemmingsplan ‘Parkeren’. [10] Op grond van het bestemmingsplan ‘Centrum Sittard’ (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemmingen ‘Maatschappelijk – 1’ en ‘Groen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’. Omdat het bouwplan volgens verweerder in strijd is met de artikel 11.1, 11.2 en 15.2, onder a en onder b, van het bestemmingsplan, is verweerder voor wat betreft deze strijdigheden afgeweken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) (de kruimelgevallenregeling). Daarnaast is het bouwplan volgens verweerder in strijd met artikel 29.2 van het bestemmingsplan. Verweerder is voor wat betreft deze strijdigheid afgeweken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo in samenhang met artikel 29.3 van het bestemmingsplan (de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid).
4. Verzoeker heeft tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 25 april 2023 [11] heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang om in de periode tot de beslissing op bezwaar de vergunning te schorsen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
6. Verzoeker heeft tegen het bestreden beroep ingesteld. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Juridisch kader
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet bij de beoordeling van het beroep (of in dit geval: de beroepen). In deze procedure gaat het enkel om de vraag of het bestreden besluit, de verleende omgevingsvergunning, geschorst moet worden tot de uitspraak op het beroep van verzoeker.
8. Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wabo. Per
1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
Spoedeisend belang
9. Uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
10. Verzoeker stelt dat de bouw van het zorgcentrum zover gevorderd is dat de aannemer nu boven het maaiveld gaat bouwen. Volgens verzoeker dreigt er daardoor een onomkeerbare situatie, aangezien er bovengronds wordt doorgebouwd waardoor een feitelijk moeilijk te veranderen situatie ontstaat. Om deze onomkeerbare situatie te voorkomen verzoekt verzoeker om de verleende omgevingsvergunning en het bestreden besluit te schorsen.
11. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker aanwezig. Vergunninghoudster heeft namelijk laten weten dat er inderdaad werkzaamheden boven het maaiveld worden uitgevoerd. Zij wil de bouwwerkzaamheden niet stilleggen totdat op het beroep van verzoeker in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Hoewel bouwwerkzaamheden in beginsel altijd onomkeerbaar zijn, ontstaat naarmate de bouw vordert wel een situatie waarin het nadeel van vergunninghouder bij vernietiging van het bestreden besluit steeds groter wordt, wat meer gewicht zou kunnen leggen in de belangenweegschaal. De voorzieningenrechter vindt dat voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen en over te gaan tot beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
Kortsluiten
12. Artikel 8:86, eerste lid, van de Awb geeft de voorzieningenrechter de bevoegdheid om, niet alleen op het verzoek om voorlopige voorziening uitspraak te doen, maar ook onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Dit wordt ook wel “kortsluiten” genoemd. Vergunninghouder en verweerder hebben de voorzieningenrechter gevraagd dit te doen. Verzoeker wil dit niet. Naast verzoeker heeft nog een andere omwonende beroep ingediend (maar geen verzoek om voorlopige voorziening gedaan). Deze omwonende was als toehoorder aanwezig in de zaal en heeft desgevraagd aangegeven mondelinge behandeling van zijn beroep te wensen.
13. De voorzieningenrechter gaat niet over tot kortsluiting. Als in de zaak van verzoeker zou worden kortgesloten, zou dat immers nog niet tot het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning leiden omdat er nog een ander beroep ligt. De voorzieningenrechter heeft dat andere beroep nog niet beoordeeld en tijdens de zitting heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden met de indiener daarvan. De voorzieningenrechter acht het niet doelmatig nu reeds definitief te beslissen op het beroep van verzoeker en daarbij geschilpunten al definitief te beslechten, terwijl de rechtbank daarna nog een uitspraak moet doen op het beroep van de andere omwonende. Beide zaken zijn zozeer met elkaar verwant dat gevoegde behandeling gewenst is.
Omgevingsdialoog
14. Verzoeker stelt dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor belangen van de stad en van de wijk. Volgens verzoeker maakt een dergelijk groot nieuwbouwplan het noodzakelijk dat het democratisch proces van goedkeuring in de gemeenteraad doorlopen wordt. Door toepassing van de kruimelgevallenregeling kon dit proces echter omzeild worden volgens verzoeker. Ter zitting heeft verzoeker verduidelijkt dat hij zich niet op het standpunt stelt dat de verkeerde procedure is gevolgd, maar wel dat de omgevingsdialoog niet goed is gevoerd. Bewoners van de wijk zijn voor voldongen feiten gesteld en er is geen dialoog gevoerd maar enkel een monoloog.
15. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
15.1.
Verweerder heeft de juiste juridische procedure gevolgd voor de omgevingsvergunning. Het voeren van een (omgevings)dialoog is in deze procedure wettelijk gezien geen verplichting.
15.2.
Ter zitting is besproken dat in het Coalitieakkoord 2022-2026 het actieve gesprek met de burger en participatie als doelstellingen staan genoemd. Mocht dit coalitieakkoord al gezien moeten worden als gemeentelijk beleid waaruit volgt dat een omgevingsdialoog gevolgd moet worden, vindt de voorzieningenrechter dat er voldoende invulling is gegeven aan een dergelijke dialoog. Zo zijn de plannen medio 2021 gepresenteerd door vergunninghoudster en [naam] . Vervolgens heeft verweerder eind 2021 een overleg gehad met bewoners over het bouwplan. Daarna is er op 11 april 2022 een informatiebijeenkomst geweest. Eind 2022 heeft er wederom een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Ten slotte heeft er in de periode januari 2023 tot en met februari 2023 een mediation-traject plaatsgevonden. Dat dit niet heet geleid tot een tegemoetkoming aan de essentiële punten van de bezwaren van de omwonenden, betekent op zichzelf niet dat de dialoog niet goed is gevoerd. Verweerder moet nu eenmaal alle belangen wegen, niet alleen de belangen van de omwonenden, maar ook de belangen van aanvrager en het algemeen belang.
Redelijke eisen van welstand
16. Volgens verzoeker ontbreekt het in het nieuwe ontwerp aan de detaillering van gevels, daken, rooilijnen en geschakelde volumes. Het project voldoet volgens verzoeker niet aan de toetsingscriteria die de Nota Ruimtelijke kwaliteit aangeeft en druist het daarmee in tegen de beleidsregels die verweerder zichzelf heeft opgelegd.
17. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden wegens strijd met de redelijke eisen van welstand, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
17.1.
Verweerder heeft het betreffende plan verschillende malen ter beoordeling voorgelegd aan de (voormalige) Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: ARK), onder andere op 2 maart 2021, 22 april 2021, 8 november 2022 en 6 december 2022. De ARK heeft op 8 november 2022 en op 6 december 2022 een advies uitgebracht. De ARK zegt hierin dat het plan voor de bouw van het zorgcentrum voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat akkoord kan worden gegaan met het plan (onder bepaalde voorwaarden). Verweerder heeft zich bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebaseerd op deze welstandsadviezen van de ARK.
17.2.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [12] volgt dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze vergewisplicht is, voor zover hier van belang, neergelegd in artikel 3:9 van de Awb. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies van de door hem geraadpleegde deskundige afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op hetgeen een partij ten aanzien van het advies heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of er sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand, maar beoordeelt of verweerder zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand.
17.3.
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat de welstandsadviezen van de ARK van 8 november 2022 en 6 december 2022 onjuistheden bevatten of dat deze innerlijk tegenstrijdig zijn. Verweerder mocht zich dus bij het verlenen van de omgevingsvergunning baseren op deze adviezen. Dat verzoeker zich niet kan vinden in het uiterlijk van het bouwwerk, maakt het advies van de ARK niet onjuist.
Goede ruimtelijke ordening en stedenbouwkundige motivering
18. Verzoeker stelt dat het bouwplan in planologisch-stedenbouwkundig opzicht niet voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening. Volgens verzoeker passen de bouwmassa en de hoogte van het project niet in de omliggende wijk en veroorzaken de massa en de hoogte een ‘verdozing’ van de omgeving en dus ook van de aangrenzende stad. Het nieuwe zorgcentrum respecteert niet de stedenbouwkundige structuur ter plaatse. In het ontwerp van het zorgcentrum ontbreekt volgens verzoeker een overgang tussen de hoogbouw ten noordoosten van het projectgebied en de laagbouw woningen ten zuiden van het projectgebied, waardoor een grens en scheiding wordt gecreëerd ter plaatse van het projectgebied. Tevens sluit de vorm van het zorgcentrum niet aan bij de rijksmonumentale woningen van het villapark. Verzoeker heeft een contra-expertise ingediend getiteld ‘Beoordeling ruimtelijke motivering Sittard, Zorgcentrum ‘ [naam] ’’.
19. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden omdat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, oftewel van een planologisch-stedenbouwkundig aanvaardbaar bouwplan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
19.1.
Verweerder heeft in de ruimtelijke onderbouwing (‘Ruimtelijke Motivering Nieuwbouw zorgcentrum ‘ [naam] ’ [adres] – [adres] te [plaats] ’) van 14 maart 2023, in het verweerschrift en in het aanvullend stuk van de gemeentelijke stedenbouwkundige van 6 februari 2024 gemotiveerd waarom het bouwplan met deze bouwmassa en bouwhoogte op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar is. Verzoeker heeft daar de in zijn opdracht opgestelde ‘Beoordeling ruimtelijke motivering Sittard, Zorgcentrum ‘ [naam] ’ tegenover gezet.
19.2.
Bij de besluitvorming over de aanvraag van vergunninghoudster heeft verweerder beleidsruimte. Als verweerder van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan te gebruiken. De voorzieningenrechter kan de keuzes die verweerder heeft gemaakt alleen terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de voorzieningenrechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in dit geval in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. In dat kader is van belang of de voorzieningenrechter van oordeel is dat de motivering van verweerder het bestreden besluit kan dragen.
19.3.
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de motivering van verweerder voor wat betreft de goede ruimtelijke ordening en ruimtelijk-stedenbouwkundige aspecten voldoende concludent en niet onjuist is. Verweerder heeft de bouwhoogte en bouwmassa van het bouwplan meegewogen bij de stedenbouwkundige afweging. Kort gezegd is de afweging dat bij het ontwerp van het gebouw wat betreft bouwmassa en -hoogte, rekening is gehouden met de overgang van hoogbouw naar laagbouw in het gebied en dat bovendien voldoende afstand is aangehouden tot de omliggende woningen.
Verweerder heeft zich met deze motivering op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het bouwplan daarom mogen verlenen. Net als voor de welstandsbeoordeling, geldt ook voor de stedenbouwkundige beoordeling dat er verschillende meningen kunnen zijn. Waar het vooral om gaat, is of de mening die verweerder volgt, voldoende onderbouwd is. Zoals hiervoor uiteengezet, is dat naar voorlopig oordeel het geval. Dat er ook een andere stedenbouwkundige mening is, zoals door verzoeker ingebracht, maakt die motivering niet onjuist.
Conclusie en gevolgen
20. Gezien het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het toewijzen van het verzoek om voorlopige voorziening, inhoudende het schorsen van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
21. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
22. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De rechtbank in het bodemgeding zal nog uitspraak doen op het beroep van verzoeker en de andere daarmee samenhangende beroepen.
23. De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024 door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier.
De griffier is verhinderd
voorzieningenrechter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 12 februari 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
4.Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo in samenhang met artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Sittard-Geleen (APV).
5.Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo in samenhang met artikel 4:11 van de APV.
6.Op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo.
7.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
8.Vastgesteld op 26 juni 2013.
9.Vastgesteld op 7 juni 2018.
10.Vastgesteld op 13 september 2018.
12.Onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2020: 2907.