ECLI:NL:RBLIM:2024:8287

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
11184241 \ CV EXPL 24-3223
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onderwijskosten door Stichting Gilde Opleidingen

In deze zaak vordert Stichting Gilde Opleidingen betaling van onderwijskosten van € 374,26 van gedaagde, die een onderwijsovereenkomst met de stichting had gesloten. De gedaagde heeft de facturen voor cursusgeld en boeken niet betaald, waarna de stichting de overeenkomst heeft beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkent de overeenkomst te zijn aangegaan en de opleiding te hebben gevolgd, maar stelt dat zijn voormalig werkgever de kosten zou betalen. De kantonrechter oordeelt dat de factuur enkel op naam van de gedaagde staat en dat er geen bewijs is overgelegd dat de werkgever de kosten zou betalen. De vordering van Gilde Opleidingen wordt voor het grootste deel toegewezen, met uitzondering van een deel van het boekengeld, omdat de stichting niet aan de informatieplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft de betalingsverplichting van de gedaagde verminderd met 25% en de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. De gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11184241 \ CV EXPL 24-3223
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
STICHTING GILDE OPLEIDINGEN,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: Gilde Opleidingen,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 22 september 2021 met Gilde Opleidingen een onderwijsovereenkomst gesloten.
2.2.
Gilde Opleidingen heeft [gedaagde] op 2 december 2021 een factuur gestuurd van € 35,00 voor boeken en op 24 november 2021 een factuur van € 306,00 voor het cursusgeld. [gedaagde] heeft deze facturen niet betaald.
2.3.
Gilde Opleidingen heeft de onderwijsovereenkomst op 18 januari 2022 beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Gilde Opleidingen vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 374,26, bestaande uit de hoofdsom van € 341,00 en de rente vanaf 18 december 2021 tot 3 juni 2024 van € 33,26, te vermeerderen met de rente vanaf 3 juni 2024 en met de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en geeft te kennen dat zijn voormalig werkgever deze kosten zou betalen. Op de factuur van 24 november 2022 (volgens de kantonrechter wordt hiermee de factuur van 24 november 2021 bedoeld) staat volgens [gedaagde] ook dat deze voormalig werkgever de kosten zou betalen. Verder voert [gedaagde] aan dat hij bewijs heeft dat de factuur op naam van zijn voormalig werkgever zou staan.
3.3.
Gilde Opleidingen heeft hierop gereageerd en aangevoerd dat er door [gedaagde] geen betalingsverklaring is overgelegd waaruit blijkt dat deze voormalig werkgever de kosten van de opleiding voor [gedaagde] zou betalen. Ook geeft Gilde Opleidingen te kennen dat de factuur van 24 november 2021 op naam van [gedaagde] is gesteld en niet op een andere naam.
3.4.
[gedaagde] heeft hierop - ondanks dat hij daarvoor de gelegenheid heeft gehad - niet meer gereageerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het om de vraag of [gedaagde] de onderwijskosten van € 341,00 aan Gilde Opleidingen moet betalen. [gedaagde] heeft erkend dat hij met Gilde Opleidingen de onderwijsovereenkomst is aangegaan en heeft ook bevestigd dat hij de opleiding bij Gilde Opleidingen heeft gevolgd. De hoogte van de kosten is niet door [gedaagde] betwist. Hij stelt echter dat niet hij, maar zijn voormalig werkgever de kosten zou betalen. Dit zou moeten blijken uit de factuur van 24 november 2021 (productie 2). De kantonrechter is van oordeel dat deze factuur van 24 november 2021 alleen op naam van [gedaagde] staat en dat hierop niet terug te vinden is dat de kosten door een andere partij moeten worden voldaan. Evenmin heeft [gedaagde] andere bewijsmiddelen in het geding gebracht die zijn stelling onderbouwen. Dit had vanwege het standpunt van Gilde Opleidingen wel op de weg van [gedaagde] gelegen. Daarmee ligt de vordering ten aanzien van de hoofdsom voor toewijzing gereed.
Ambtshalve toetsen
4.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Op grond van jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of de handelaar heeft voldaan aan de informatieplichten die zijn opgenomen in afdeling 2B van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk wetboek.
4.3.
In zijn beslissing van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) heeft de Hoge Raad bepaald dat bij overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte de ambtshalve toets zich kan beperken tot de in die beslissing genoemde essentiële informatieplichten. Ook heeft de Hoge Raad in die beslissing uitgemaakt dat bij voldoende ernstige schending van die plichten de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting vernietigd kan worden.
4.4.
In deze zaak is sprake van een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de winkelruimte.
In artikel 6:230l onder a tot en met h BW is voor dit soort overeenkomsten bepaald welke informatie de handelaar aan de consument dient te verstrekken. In navolging van de hiervoor genoemde beslissing is de kantonrechter van oordeel dat voor deze overeenkomsten alleen de informatie genoemd onder a tot en met d en onder f als essentieel valt aan te merken. Verder is de kantonrechter van oordeel dat bij een voldoende ernstige schending van die essentiële informatieplichten eveneens (net als bij overeenkomsten op afstand of overeenkomsten buiten de verkoopruimte) gedeeltelijke vernietiging van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting van de consument een passende sanctie is.
Cursusgeld
4.5.
Op de onderwijsovereenkomst is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) van toepassing. De vaststelling van de hoogte van het lesgeld is wettelijk geregeld. Gilde Opleidingen vordert in deze procedure € 306,00 aan cursusgeld en € 35,00 aan boekengeld.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt deze overeenkomst (voor wat betreft het cursusgeld) niet onder de reikwijdte van de informatieplichten als bedoeld in afdeling 2B van titel 5 van Boek 6 BW en hij overweegt daarover als volgt.
4.6.
De in afdeling 2B van titel 5 van Boek 6 BW geregelde informatieplichten komen voort uit de Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten. Uit de Richtlijn 2011/83/EU volgt, kort gezegd, dat deze richtlijn tot doel heeft een hoog consumentenbeschermingsniveau te verwezenlijken op de Europese interne markt die niet verder gaat dan nodig is voor deze doelstelling, in die zin dat de (economische) belangen van de consument op de interne markt worden beschermd en gewaarborgd. [1]
4.7.
De (vaststelling van de) hoogte van het cursusgeld is wettelijk geregeld en gewaarborgd. Dit alles betekent dat de WEB de rechtsverhouding tussen partijen volledig beheerst en waarborgt. De kantonrechter zal daarom niet ambtshalve aan de informatieplichten als bedoeld in afdeling 2B van titel 5 van Boek BW toetsen. Gelet daarop zal de hoofdsom ten aanzien van het cursusgeld van € 306,00 worden toegewezen.
Boekengeld
4.8.
De kantonrechter is op grond van de hierna volgende overwegingen van oordeel dat Gilde Opleidingen niet aan alle essentiële informatieplichten van artikel 6:230l BW heeft voldaan.
4.9.
Op grond van artikel 6:230l onder c BW moet de totale prijs worden vermeld. De prijs ontbreekt echter in de onderwijsovereenkomst (productie 1), zodat aan dit vereiste niet is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230l onder c BW is geschonden.
4.10.
Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat Gilde Opleidingen niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 6:230l onder c BW. Deze schending van de informatieplicht is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende
ernstig om daaraan het gevolg te verbinden dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk wordt vernietigd, in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde] wordt verminderd. De kantonrechter zal de betalingsverplichting verminderen met 25%. Het horen van Gilde Opleidingen daartoe is niet nodig, nu zij zich in de dagvaarding op voorhand met die sanctie akkoord heeft verklaard. Dit percentage is gebaseerd op de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Op grond van voorgaande overwegingen zal van de gevorderde hoofdsom ten aanzien van het boekengeld in totaal worden toegewezen: € 26,25 (= 75% van € 35,00).
Rente
4.11.
Gilde Opleidingen stelt dat verzuim is ingetreden per 18 december 2021. Zij heeft echter niet onderbouwd waarom het verzuim op deze datum intreedt. Gelet daarop zal de gevorderde wettelijke rente over de toewijsbare hoofdsom van in totaal € 332,25 worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding (3 juni 2024) nu door de daad van dagvaarding in elk geval verzuim is ingetreden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Gilde Opleidingen stelt buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt, waarvoor een vergoeding wordt gevraagd. Zij heeft hiervoor echter geen bedrag gevorderd. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan een beoordeling van de buitengerechtelijke incassokosten.
4.13.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gilde Opleidingen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
472,38
De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Gilde Opleidingen te betalen een bedrag van € 332,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 3 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 472,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening de daarover verschuldigde btw, als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Voetnoten

1.Overweging 65 preambule Richtlijn 2011/83/EU en artikel 1 Richtlijn 2011/83/EU.