ECLI:NL:RBLIM:2024:9662

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 4594
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens drugshandel

Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een huurder van een woning in Venlo, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om haar woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van grote hoeveelheden harddrugs, softdrugs en een hennepkwekerij in de woning. De burgemeester had geconstateerd dat de woning een rol speelde in de keten van drugshandel en dat sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster afgewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was. Verzoekster had onvoldoende onderbouwd dat het voor haar onmogelijk was om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter erkende dat verzoekster een moeilijke tijd doormaakte, maar concludeerde dat de ernst van de overtredingen de sluiting rechtvaardigde. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster als bewoonster verantwoordelijk was voor wat zich in haar woning afspeelde, ongeacht haar persoonlijke omstandigheden.

De uitspraak houdt in dat de sluiting van de woning niet wordt opgeschort en dat de burgemeester kan overgaan tot sluiting. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4594

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.C.A. Reijnders),
en

de Burgemeester van de gemeente Venlo, de burgemeester

(gemachtigde: C.H.J.M. Michels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening over het bezwaar wat verzoekster heeft gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 30 oktober 2024 (het bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 heeft de burgemeester aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij de woning gelegen te [plaats] moet sluiten en voor zes maanden gesloten moet houden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoekster in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor zes maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoekster in deze procedure en in de procedure in bezwaar heeft aangevoerd.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Waar gaat deze zaak over?

4. Verzoekster is huurder van de woning. De woning wordt bewoond door verzoekster, haar partner en hun meerderjarige zoon van 22 jaar. Ook heeft de partner van verzoekster zijn onderneming gevestigd op het adres.
4.1.
Op woensdag 24 april 2024 werd er op een ander adres in [plaats] een verdachte situatie gezien, waarvan een melding is gedaan bij de politie. De melder zag dat er jerrycans uit een voertuig geladen werden. Na onderzoek werd het voertuig ter plekke niet meer aangetroffen, waarop werd besloten om naar het adres te gaan van de tenaamgestelde van het voertuig, in dit geval de partner van verzoekster. Eerst heeft de politie geprobeerd om via de voorzijde van de woning contact te krijgen met de bewoners van het pand en de tenaamgestelde van het voertuig. Nu dit niet is gelukt, en er wel indicaties waren van aanwezigheid, is er besloten om via de achterzijde van de woning in contact te komen met de bewoners. Daar heeft de politie in de garage contact gemaakt met een persoon, niet zijnde de bewoner. In deze garage troffen zij een hennepkwekerij aan. Naar aanleiding hiervan werd de woning van verzoekster betreden. In de woning heeft de politie in verschillende ruimtes in totaal 2471 gram Hasjiesj, 2020 gram aan XTC pillen en 394 gram hennep aangetroffen. Ook werd er een patroonhouder voor een vuurwapen 7.65 mm Browning leeg gevonden en een busje traangas.
4.2.
De burgemeester heeft na ontvangst van de bestuursrechtelijke rapportage verzoekster op 22 augustus 2024 laten weten het voornemen te hebben de woning zes maanden te sluiten. Verzoekster heeft schriftelijk haar zienswijze kenbaar gemaakt op 4 september 2024. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning te sluiten voor zes maanden per 13 november 2024. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
5. Verzoekster heeft – kort samengevat – de bevoegdheid, noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting betwist. Verzoekster is van mening nu er geen sprake is geweest van handel dat de burgemeester niet bevoegd was tot sluiting van de woning. Ook is verzoekster van mening dat volstaan kan worden met een waarschuwing omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Verzoekster komt door de sluiting van de woning namelijk op straat te staan en zij beschikt niet over de financiële middelen om tijdelijk een andere (huur)woning te financieren. Ook is het voor verzoekster niet mogelijk om bij familie of vrienden te verblijven. De burgemeester heeft de afwezigheid van betrokkenheid van verzoekster onvoldoende meegewogen in de afweging van de belangen. Verzoekster is nooit in eerder in aanraking geweest met de Opiumwet en heeft niet ingestemd met de praktijken van haar partner. Daarnaast is van concrete overlast of klachten wegens aanloop van drugsgebruikers bij de woning niet gebleken en ook niet dat de woning bekend zou staan als drugspand. De belangenafweging moet dan ook in haar voordeel uitvallen, gezien de desastreuze gevolgen die de sluiting met zich meebrengt. Als laatste is verzoekster van mening dat artikel 8 van het EVRM niet rechtvaardigt dat haar woning zonder voorafgaande waarschuwing voor de duur van zes maanden wordt gesloten. Uit dit artikel vloeit voort dat de mogelijk gemaakte vorm van bestuursdwang er niet toe mag leiden dat het recht op respect van het privéleven, het familie- en gezinsleven en de woning onevenredig wordt aangetast. De burgemeester stelt dat hiermee rekening is gehouden en dat wordt afgeweken van de in de beleidsregels vastgelegde sluitingsduur ven een jaar, maar verzoekster is van mening dat dit geen recht doet aan de situatie. Er had moeten worden volstaan met een waarschuwing. Ter zitting heeft verzoekster betoogt dat zij herstellende is van een depressie en burn out. Inmiddels is ze weer deels aan het werk omdat het klusbedrijf van haar partner aan lager wal raakte. Hierdoor is er nagenoeg geen inkomen, alleen het inkomen van verzoekster zelf. Daarnaast wil ze gaan scheiden van haar partner gezien het feit dat hij alcoholist is en haar in deze problemen heeft gebracht. Ook zit verzoekster al acht maanden zonder stroom omdat de stroom is afgesloten vanwege de vondst van drugs in de woning. Verzoekster heeft campings benaderd, maar daar mag zij niet verblijven met haar grote honden. Een van haar honden is ook nog eens blind en extreem angstig, waardoor zij niet alleen gelaten kan worden. De situatie voor verzoekster is schrijnend waardoor zij graag in overleg treedt met de burgemeester.
Is er een spoedeisend belang?
6. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aanwezig is. Het bestreden besluit houdt in dat de woning spoedig zal worden gesloten en heeft dus tot gevolg dat verzoekster de woning zal moeten verlaten. De voorzieningenrechter vindt daarom dat sprake is van onverwijlde spoed.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
7. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs is dat het geval als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen.
7.1.
Niet in geschil is dat de politie tijdens de doorzoeking van de woning een grote hoeveelheid harddrugs, softdrugs en een niet (meer) in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. De burgemeester heeft de aangetroffen hoeveelheid als een handelshoeveelheid kunnen aanmerken. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van een hoeveelheid drugs die het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik overstijgt, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan aan de rechthebbende om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs, ondanks de aangetroffen hoeveelheid, toch niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Naar voorlopig oordeel heeft verzoekster dat niet aannemelijk gemaakt. De burgemeester was daarom op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [1] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
8.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting redelijkerwijs noodzakelijk heeft kunnen achten. Er zijn grote hoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen en een niet (meer) in werking zijnde hennepplantage. Het is aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen hard- en softdrugs kon niet met een minder verstrekkende maatregel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Verder is een zichtbare sluiting van een woning een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid. De burgemeester heeft de sluiting dan ook noodzakelijk mogen achten.
Is de sluiting van de woning evenredig?
9. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekster. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig [2] .
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in alle redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning evenredig is. Daarbij speelt de grote hoeveelheid drugs die is aangetroffen, zowel harddrugs als softdrugs en een niet meer in werking zijnde kwekerij, een grote rol. Dit maakt de noodzaak voor de burgemeester om te sluiten groot. Wat verzoekster daar tegenover heeft gesteld is onvoldoende, ook omdat verzoekster met weinig onderbouwing (bewijs) is gekomen. Verzoekster heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het voor haar onmogelijk is om een andere woning te huren die geschikt is voor haar, haar en zoon en haar huisdieren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster niet heeft onderbouwd dat dit voor haar onmogelijk is of dat zij niet in staat is om vervangende woonruimte te vinden. De enkele stelling dat verzoekster naar campings in de omgeving heeft gekeken is onvoldoende. Verzoekster is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte voor haar, haar zoon en haar huisdieren. Daarnaast kan verzoekster een verwijt worden gemaakt voor de aangetroffen hard- en softdrugs in de woning. Zij is namelijk als bewoonster verantwoordelijk voor wat zich in de woning afspeelt. De voorzieningenrechter stelt voorop dat van verzoekster, als bewoonster van de woning, kan en mag worden verwacht dat zij zich op de hoogte stelt van wat er in haar woning gebeurt. Dat ze niet heeft ingestemd met de praktijken van haar partner betekent niet dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster wel een moeilijke tijd achter de rug heeft, maar niet specifiek heeft aangetoond dat zij een bijzondere binding met deze woning heeft vanwege haar klachten. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat het voor verzoekster erg ingrijpend is dat zij de woning moet verlaten, maar gelet op de ernst van de overtreding is de voorzieningenrechter toch van oordeel dat het besluit evenredig is.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woningsluiting op dit moment niet wordt opgeschort en dat de burgemeester tot sluiting van de woning kan overgaan. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 december 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.