ECLI:NL:RBLIM:2025:10083

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
03.242747.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van een poging tot doodslag met een machete en schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een poging tot doodslag en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juli 2022 in Sittard, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een andere persoon met een machete heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen heeft geroepen dat de medeverdachte het mes moest pakken en de aangever moest doden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de poging tot doodslag, waardoor zij als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de aangever en zijn partner, voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor de aangever €90.013,01 bedraagt, voor de partner €33.528,27 en voor de stiefzoon €25.613,97. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.242747.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2001,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2025. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen zijn op de zitting gehoord, bijgestaan door mr. D.H.M. Rademakers, advocaat te Dongen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.242758.22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: (primair)samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [benadeelde partij 1] te doden
,dan wel
(subsidiair)samen met (een) ander(en) opzettelijk aan die die [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel
(meer subsidiair)openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [benadeelde partij 1] , door met een machete slaande en stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het hoofd en/of arm van die [benadeelde partij 1] ;
feit 2:de personenauto van [benadeelde partij 1] heeft vernield en/of beschadigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag (feit 1 primair) en de vernieling van de auto (feit 2).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsman zullen bij de beoordeling van het bewijs, voor zover van belang, nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
[benadeelde partij 1]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [2]
Op 19 juli 2022 omstreeks 23:40 uur ben ik vanaf mijn werk in Born naar huis gereden. Net voordat ik linksaf de [straatnaam] in Sittard in wilde rijden, kwam er een voertuig met hoge snelheid, in tegenovergestelde richting op mij af rijden. Ik zag dat het voertuig richting aangaf om ook de [straatnaam] te gaan. Ik heb dit voertuig voorgelaten en ben achter hem aan de [straatnaam] in gereden. Ik zag dat het voertuig steeds stil ging staan, vervolgens weer verder reed en daarna weer stilstond. Ongeveer 50 meter voorbij de apotheek heb ik dit voertuig ingehaald. Ik ben vervolgens doorgereden naar huis en parkeerde de auto. Toen ik in mijn achteruitkijkspiegel keek, zag ik dat het voertuig wat ik eerder ingehaald had, achter mij stond. Ik zag dat er twee personen uit de auto stapte. Ik deed de autodeur open en wilde mijn tas pakken. Ik zag dat deze personen, een man en een vrouw op mij afliepen. We stonden op dat moment precies tussen mijn auto en de boom, waar ik geparkeerd stond in. We stonden nog op het gras. Ik hoorde dat de mannelijke persoon tegen mij zei: Frikandel, dat bleef deze man herhalen. Ik zag dat de man ongeveer 60 cm van mij af stond, hij stond heel opgefokt voor mij, alsof hij mij wilde slaan. Ik zag dat de vrouw tussen de man en mij in kwam staan. Ze stond bijna tegen mij aan, zo dichtbij was ze. Ze begon te schreeuwen, “Godverdomme frikandel, wat denk je zelf.” Ik hoorde dat de vrouw opeens riep “Pak het mes, maak hem dood”. Ik hoorde dat ze dit 6 of 7 keer zei, ze was hem echt aan het opfokken. Ik zag dat de man iets wilde pakken maar de vrouw liep al richting de auto. Ik zag dat ze aan de passagierszijde iets uit de auto pakte. Ze kwam direct terug met een hamer in haar hand. Ik zag dat ze de hamer in haar rechterhand had. Ik zag dat ze direct op mijn auto begon te slaan. Ik zag dat ze de achterruit van de auto kapot sloeg en de achterlichten. Ik zag dat de man naar zijn auto liep en de vrouw ook. Ik dacht dat ze wilde gaan vluchten. Ik zag, doordat de achterruit van mijn auto stuk was, de krik liggen. Ik heb de krik gepakt. Ik wilde schade aan de auto van deze mensen aanbrengen, zodat de politie gemakkelijk deze auto kon vinden. Ik heb de krik tegen de voorruit aan gegooid, ik zag dat de ruit kapot ging. Ik hoorde haar weer schreeuwen: "Pak dat mes!!" Ik zag dat de man een donker voorwerp uit de auto pakte. Als ik het me goed herinner dan pakte hij dit voorwerp uit de kofferbak. Ik zag dat het een donker voorwerp was, ongeveer 50-60 cm. Ik zag dat de man in versnelde pas naar mij toe kwam lopen Ik zag dat de man een soort slaande beweging, van boven naar beneden richting mijn hoofd maakte, met het voorwerp wat hij in zijn handen had. Ik denk dat de man toen op minder dan een meter van mij af stond. Ik had niet verwacht dat hij een machete in zijn handen had. Toen de man deze slaande beweging maakte, beschermde ik mijn hoofd met mijn armen door deze omhoog te brengen. Ik voelde op dat moment dat ik de klap opving met mijn rechterarm. Ik zag dat hij het mes in de kofferbak gooide. Ik voelde toen dat mijn hand warm werd, ik deed mijn arm toen omhoog en zag dat mijn hand aan een velletje hing. Ik zag dat mijn botten uit mijn arm staken en dat het bloed er uit spoot.
De vrouw met de hamer is degene die de man aangespoord heeft om het mes te pakken.
Verbalisant [naam 1] heeft bij het
uitlezen van de camerabeeldenvan de bewoners van de [straatnaam] [huisnummer] te Sittard onder meer waargenomen dat op 19 juli 2022 om 22.56 de rechterhand en pols van de man op het beeld los aan zijn onderarm hangt. [3]
Uit de
letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Zuid Limburgnaar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[benadeelde partij 1]blijkt onder meer het volgende: [4]
Datum incident
19 juli 2022 omstreeks 23:50 uur.
Gemelde behandeling
Open fractuur van de distale Radius (bot van onderarm, dat aan duimzijde pols grenst) met pees en zenuwletsel.
De arm/handfunctie is nog beperkt.
Gemelde klachten
zwelling, pijn, verminderde functie rechterarm/hand.
Onderzoek
letselonderzoek 2 maanden na voorval. De foto's laten vanuit verschillende posities de aanwezigheid van een externe fixateur aan de rechter onderarm zien. Een externe fixateur wordt geplaatst bij gecompliceerde botbreuken, waarbij immobilisatiegips of plaatsen van osteosynthesemateriaal niet afdoende is.
Ernst van het letsel
Ernstig letsel, waarbij het tijdens het onderzoek nog niet duidelijk is of betrokkene blijvende functiebeperkingen aan zijn rechterarm/hand zal ondervinden.
Samenvatting gemelde toedracht en samenvatting letsel
Aangever is met een machete in zijn rechterarm geslagen.
Open botfractuur met pees- en zenuwletsel aan zijn rechter onderarm.
Op 16 juni 2023 nam verbalisant telefonisch contact op met [benadeelde partij 1] . Hij verklaarde dat hij zijn hand niet goed kon gebruiken. [5]
Getuige [naam 2]verklaarde over het incident op 19 juli 2022 in Sittard – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [6]
Ik lag al in bed. Ik hoorde veel geschreeuw. Ik hoorde stemmen van een man en een vrouw. Ik hoorde de vrouw het meeste. Ik hoorde dat de vrouw zei: “Pak het mes”. Ik deed het rolluik een stukje omhoog en zag mijn buurman op straat. Ik zag alleen maar de buurman en hoorde dat hij schreeuwde “Help help”.
Getuige [naam 3]verklaarde over het incident op 19 juli 2022 in Sittard – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [7]
Ik was aan het slapen. Ik hoorde een meisje schreeuwen. Ik hoorde dat ze zei: “Gooi pak het mes”.
De verdachteverklaarde over het incident op 19 juli 2022 in Sittard – zakelijk weergegeven – onder meer: [8]
Mijn vriend [medeverdachte] pakte iets uit de auto. Toen ik naar mijn vriend keek, zag ik dat het een siermes was. Ik zag dat [medeverdachte] met iets omlaag sloeg.
De medeverdachte [medeverdachte]verklaarde over het incident op 19 juli 2022 in Sittard – zakelijk weergegeven – onder meer: [9]
Ik heb mijn siermes uit de auto gepakt. Een siermes is een machete die iets mooier gemaakt is. Ik sloeg eenmaal richting de man.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat op 19 juli 2022 de verdachte meermalen heeft geroepen dat de medeverdachte [medeverdachte] het mes moest pakken en [benadeelde partij 1] moest doden en dat [medeverdachte] vervolgens met een machete een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of de rechterarm van [benadeelde partij 1] , waarbij [benadeelde partij 1] is geraakt en bijna zijn hand heeft verloren.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van [medeverdachte] is te kwalificeren als een poging tot doodslag. De rechtbank stelt daarbij allereerst vast dat er geen aanwijzingen bestaan dat [medeverdachte] van meet af aan uit is geweest op de dood van [benadeelde partij 1] . Vol opzet kan dan ook niet worden bewezen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of uit het handelen van [medeverdachte] blijkt van voorwaardelijk opzet op de dood van [benadeelde partij 1] . Daartoe dient de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij 1] zou komen te overlijden door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds of de verdachte deze kans ook willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van [medeverdachte] , te weten het van dichtbij met een (vlijmscherpe) machete, een slaande beweging maken in de richting van het hoofd c.q. de arm van [benadeelde partij 1] , waarbij deze ook daadwerkelijk is geraakt, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dat [medeverdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Aanmerkelijke kans
De machete is niet gevonden. Dat deze vlijmscherp moet zijn geweest, maakt de rechtbank op uit de omstandigheid dat de hand van [benadeelde partij 1] als gevolg van de slag vrijwel geheel was losgekomen van de arm, en nog slechts aan een velletje hing. De beweging die [medeverdachte] heeft gemaakt in de richting van het hoofd dan wel de arm van [benadeelde partij 1] , in combinatie met de scherpte van het mes, maakt dat de kans op de dood van [benadeelde partij 1] aanmerkelijk, in de zin van reëel, niet onwaarschijnlijk, is geweest. Het had ook een haar gescheeld of [benadeelde partij 1] was daadwerkelijk overleden. Slechts door het kordaat optreden van zijn stiefzoon, die direct zijn bovenarm heeft afgebonden, en de ter plaatse gekomen agent, die een tourniquet heeft aangelegd, is voorkomen dat [benadeelde partij 1] is doodgebloed.
Medeplegen
De verdachte heeft zelf niet geslagen met de machete. Daarom zal de rechtbank moeten beoordelen of haar handelingen een zodanige bijdrage aan de poging tot doodslag opleveren, dat zij als medepleger aangemerkt kan worden.
Vast staat dat de verdachte en [medeverdachte] samen in de auto zaten en samen besloten om verhaal te gaan halen bij [benadeelde partij 1] . Ze zijn beiden uit de auto gestapt. De verdachte was degene die verschillende keren tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij het mes moest pakken en de aangever dood moest maken. [medeverdachte] heeft vervolgens aan die oproep gevolg gegeven door het mes daadwerkelijk te pakken een daarmee in de richting van [benadeelde partij 1] te slaan. Aldus heeft de verdachte een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de poging tot doodslag, die zonder haar ophitsende woorden achterwege was gebleven. Voorts heeft zij aan de escalatie van het delict bijgedragen door vernielingen aan de auto van [benadeelde partij 1] toe te brengen. [medeverdachte] en de verdachte zijn direct daarna samen in de auto gestapt en weggereden. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering, waaraan zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] een substantiële bijdrage hebben geleverd, waarmee ook het medeplegen is bewezen.
Dat de verdachte “pak het mes” pas zou hebben geroepen vlak voordat zij wegreden, zoals zij heeft verklaard, is niet alleen niet logisch: de medeverdachte [medeverdachte] had het mes immers toen nog vast, maar wordt ook weersproken door de verklaring van de aangever. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan het door hem geschetste tijdpad.
De rechtbank acht aldus het medeplegen van de poging doodslag (feit 1 primair) en de vernieling van de personenauto (feit 2) wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 19 juli 2022 in Sittard tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, heeft geroepen: “pak het mes” en “maak hem dood”, en
- met een machete heeft geslagen op en in (de richting van) het hoofd en de (rechter)arm, van die [benadeelde partij 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 19 juli 2022 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor beide ten laste gelegde feiten omdat haar een beroep op noodweer toekomt. De verdachte werd geconfronteerd met een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zichzelf en haar toenmalige vriend. Het onmiddellijk dreigend gevaar ontstond toen [benadeelde partij 1] dreigde [medeverdachte] dood te slaan als hij niet weg zou gaan, daarna diens voorruit vernielde met een krik ten slotte met diezelfde krik dreigende bewegingen maakte in de richting van [medeverdachte] . Onder deze omstandigheden zag de verdachte zich genoodzaakt zichzelf en [medeverdachte] te verdedigen. Zij heeft met een hamer op diens auto geslagen om hem af te leiden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een noodweersituatie waartegen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zich moesten verdedigen. Zij waren diegenen die verhaal gingen halen en de confrontatie met [benadeelde partij 1] hebben opgezocht. De verdachte en [medeverdachte] waren in de meerderheid en hadden beiden een wapen in de hand. Zelfs als [benadeelde partij 1] ze op enig moment met de krik zou hebben bedreigd, hebben zij zichzelf in die positie gebracht. Zij hadden alle gelegenheid om zich aan die situatie te onttrekken door weg te gaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer vast moet komen te staan dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, of dat van haar toenmalige vriend, dan wel een onmiddellijke dreiging daartoe, waarbij het noodzakelijk was dat de verdachte zichzelf en haar toenmalige vriend verdedigde en waarbij de manier waarop zij zich verdedigde ook geboden was.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op noodweer niet kan slagen en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte en [medeverdachte] verhaal wilden halen bij [benadeelde partij 1] en hem wilden aanspreken op zijn - in hun beleving asociale - verkeersgedrag. Zij hebben zich daarmee in een situatie gebracht waaruit een confrontatie kon ontstaan. Dat [benadeelde partij 1] het conflict zou zijn aangegaan door hen verbaal te bedreigen, is op zichzelf al niet aannemelijk. Maar ook als wordt aangenomen dat dit wel het geval was, hadden zij eenvoudig het conflict uit de weg kunnen gaan door weg te rijden. In plaats daarvan heeft de verdachte een hamer uit de auto gepakt, is naar de auto van [benadeelde partij 1] toegelopen en heeft de achterruit en achterlichten van zijn auto stukgeslagen. Daarmee heeft zij een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de escalatie van wat tot dat moment beperkt was gebleven tot een verbale confrontatie.
Verder blijkt dat [benadeelde partij 1] , als reactie op het inslaan van zijn achterruit door de verdachte een krik uit zijn auto pakt en deze op de voorruit van de auto van [medeverdachte] gooit. En opnieuw is het is het de verdachte die in plaats van zich aan het oplopende conflict te onttrekken door weg te gaan, [medeverdachte] aanspoort om het mes (de machete) uit de auto te pakken. Ook [medeverdachte] gaat niet weg, maar pakt, zoals hem wordt opgedragen door de verdachte, de machete uit zijn achterbak, loopt terug in de richting van [benadeelde partij 1] en hakt hem bijna zijn hand af.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet aannemelijk gemaakt of geworden dat op enig moment voor de verdachte en [medeverdachte] een noodweersituatie heeft bestaan waaraan zijn zich niet konden onttrekken, en waarin zij zich tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval mochten verdedigen. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
De kwalificaties
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
Noodweerexces/putatief noodweer/putatief noodweerexces
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte zich heeft verweerd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en daarbij, onder invloed van een hevige gemoedsopwelling, de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, reden waarom de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt. Ook in dat geval dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Meest subsidiair heeft de raadsman zich beroepen op putatief noodweerexces. Dat dient eveneens te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen geslaagd beroep op noodweerexces toekomt omdat op geen enkel moment een noodweersituatie heeft bestaan.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweerexces
Zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen heeft naar het oordeel van de rechtbank geen noodweersituatie bestaan. In dat oordeel ligt tevens besloten dat de verdachte geen succesvol beroep op noodweerexces toekomt. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweerexces.
Putatief noodweer(exces)
Een geslaagd beroep op putatief noodweer vereist dat de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald over het bestaan van een noodweersituatie. Ter onderbouwing daarvan dienen objectieve omstandigheden aannemelijk te zijn op grond waarvan de verdachte niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat zij zichzelf of haar vriend moest verdedigen. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd dan wel aannemelijk geworden en ook anderszins de rechtbank niet ambtshalve gebleken.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep van de verdachte op putatief noodweer(exces).
Toerekeningsvatbaarheid
De psycholoog H.E.W. Koornstra en de psychiater F. Verstraeten hebben naar aanleiding van het ten laste gelegde over de geestvermogens van de verdachte op 14 februari 2023 een rapport uitgebracht. Op 19 juli 2024 hebben zij een aanvullend rapport uitgebracht. De rechtbank neemt de conclusies uit de laatst opgemaakte rapportage over.
De psycholoog en psychiater komen niet tot de conclusie dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht alsmede een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring bepleit rekening te houden met verdachtes blanco strafblad, haar nog jonge leeftijd ten tijde van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk deel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan en poging tot doodslag op [benadeelde partij 1] . De aanleiding hiervoor was een de verdachten onwelgevallige inhaalmanoeuvre van [benadeelde partij 1] , waarop zij besloten verhaal te halen. Zij zijn, ofschoon zij hun bestemming al hadden bereikt, [benadeelde partij 1] gevolgd tot voor diens woning. Daar heeft de confrontatie plaatsgevonden waarbij [benadeelde partij 1] bijna zijn hand is kwijtgeraakt. Dat [benadeelde partij 1] de aanval heeft overleefd, is niet aan het handelen van de verdachte en zijn mededader te danken. Integendeel, zij zijn direct daarna gevlucht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Uit de slachtofferverklaring en de medische stukken in het dossier komt naar voren dat [benadeelde partij 1] tot op de dag van vandaag kampt met pijnklachten. De hand is door middel van ingrijpende operaties weer aan de arm bevestigd, maar [benadeelde partij 1] ondervindt nog steeds ernstige beperkingen aan zijn hand en is volledig afgekeurd.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het advies van de psycholoog en psychiater, hiervoor onder 5 besproken, om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Beiden constateren dat bij de verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik, (deels) in vroege gedwongen remissie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 6 september 2025 waaruit blijkt dat zij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport over de verdachte van 20 augustus 2025 waarin een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel bij de ernst van – met name – de poging doodslag - slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past van aanmerkelijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die voor dit feit doorgaans worden opgelegd. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf is een voorwaardelijk deel niet aan de orde.
De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van het EVRM als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn van twee jaar is voor de verdachte aangevangen met zijn inverzekeringstelling op 23 september 2022 en is dus met ruim 12 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank zal daarom compensatie bieden door ten opzichte van haar uitgangspunt een korting op de straf toe te passen van 1 jaar.
Alles afwegende zal de rechtbank, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld en het strafblad van de verdacht geeft geen blijk van andere (ernstige) geweldsfeiten. Daarnaast merkt de rechtbank op dat in de recent opgemaakte reclasseringsrapportage deze maatregel evenmin wordt geadviseerd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Inleiding
Het slachtoffer [benadeelde partij 1] , zijn partner [benadeelde partij 2] en zijn stiefzoon [benadeelde partij 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
Nu door twee benadeelde partijen vergoeding van zowel affectieschade als schokschade is gevorderd en de verdediging deze gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank eerst de kaders voor de beoordeling van die vorderingen weergeven. Vervolgens zal zij elke vordering afzonderlijk weergeven en beoordelen.
Affectieschade
Affectieschade omvat schade in verband met het verdriet om het overlijden of ernstig en blijvend letsel van een naaste. Artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat indien iemand ernstig en blijvend letsel oploopt ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is, de aansprakelijke verplicht is tot vergoeding van schade aan bepaalde naasten voor nadeel dat die naaste als gevolg van het ernstig en blijvend letsel heeft ondervonden. Het tweede lid van dat artikel vermeldt de zogenoemde kring van gerechtigde naasten, te weten onder meer partners. Op grond van het eerste lid onder b is de aansprakelijke verplicht tot vergoeding van een bij AMvB vastgesteld bedrag. Die AMvB is het Besluit vergoeding affectieschade dat de forfaitaire bedragen weergeeft die als vergoeding van affectieschade verschuldigd zijn.
Voorts is in artikel 6:107 lid 2 sub g BW een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen, die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding toekent aan een persoon die niet tot de vaste kring van gerechtigden behoort.
Schokschade
Voor wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:958). Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door ofwel het waarnemen van het tenlastegelegde, ofwel door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen
ervan. Uit die emotionele schok dient geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich in het bijzonder kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe
affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Daarmee wordt bedoeld dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel zoals hiervoor bedoeld, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
7.2.1
De omvang en de samenstelling van de vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 212.717,20 ter zake van het feit in de zaak 03.242758.22. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
medische kosten: € 542,20
reis- en parkeerkosten: € 758,57
verlies van arbeidsvermogen tot aan pensioen: € 101.755,-
pensioenschade: € 20.608,-
huishoudelijke hulp: € 26.452,-
verlies van zelfwerkzaamheid: € 9.439,33
overige kosten: € 3.181,91
- herstelkosten auto: € 565,25
- opmaken NRL berekening: € 2.596,66
immateriële schade: € 40.000,-
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, met dien verstande dat bij post g. slechts het deel dat ziet op het opmaken van de NRL berekening toewijsbaar is.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de posten a. en b. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman verzocht [benadeelde partij 1] in de posten c. d. en h. niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de posten e. en f. heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze posten dienen te worden afgewezen dan wel [benadeelde partij 1] hierin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor wat betreft post g. heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen rechtstreeks verband is tussen het deel dat ziet op de herstelkosten aan de auto en het tenlastegelegde. Het deel dat ziet op de het opmaken van de NRL-rapportage dient afgewezen te worden, althans [benadeelde partij 1] dient hierin niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er rekening gehouden dient te worden met ‘eigen schuld’ als bedoeld in artikel 6:101 BW.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit in de zaak 03.242758.22 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
De medische kosten (post a.) en reis- en parkeerkosten (post b.)
Deze posten zijn niet weersproken. Omdat die posten de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voorkomen en deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank deze posten toewijsbaar.
Het betreft een totaalbedrag van € 1.300,77 (€ 542,20 + € 758,57).
Verlies aan arbeidsvermogen tot aan pensioen (post c.) pensioenschade (d.), huishoudelijke hulp (post e.) en verlies van zelfwerkzaamheid (post f)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de posten c., e. en f. voldoende is onderbouwd, voor zover het de periode vanaf de datum van het bewezenverklaarde feit tot nu betreft. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank rechtstreekse schade en vergoeding van deze kosten acht de rechtbank redelijk. Dat betekent dat deze schadeposten zullen worden toegewezen tot de volgende bedragen:
- € 14.787,00 ( verlies aan arbeidsvermogen tot aan pensioen, post c.);
- € 29.117,00 ( huishoudelijke hulp, post e.);
- € 1.646,33 ( verlies van zelfwerkzaamheid (post f).
In totaal acht de rechtbank derhalve voor wat betreft de posten c., e. en f. een bedrag van:
(€ 14.787,00 + € 29.117,00 + € 1.646,33 =) € 45.550,33 toewijsbaar.
Het vaststellen van de hoogte van de (eventuele) toekomstige schade ten aanzien van de posten c., e. en f. is te ingewikkeld en vergt meer informatie. Dit geldt eveneens voor post d., die eveneens ziet op toekomstige schade. Nader onderzoek daarvan zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal [benadeelde partij 1] in het (meer) gevorderde met betrekking tot deze schadeposten dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Overige kosten (post g.)
De rechtbank zal het bedrag voor de herstelkosten van de auto ad € 565,25 toewijzen. Het betreft rechtstreekse schade en de rechtbank acht deze kosten redelijk en voldoende onderbouwd.
De kosten die zijn gevorderd voor het opmaken van de NRL berekening zal de rechtbank eveneens toewijzen, nu deze kosten zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid, zijnde € 2.596,66.
Immateriële schade (post h.)
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde heeft als gevolg van het geweldsincident zeer ernstig letsel opgelopen dat een blijvende impact heeft op het leven van de benadeelde. Zo is de benadeelde onder meer volledig arbeidsongeschikt geraakt, kampt hij dagelijks met pijnklachten en heeft hij aantoonbaar geestelijk letsel opgelopen. Bij de vaststelling van de hoogte van de schade heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, komt het gevorderde bedrag van € 40.000,- de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag dan ook volledig toewijzen.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot toewijzing van de schadevergoedingsvordering van [benadeelde partij 1] tot een bedrag van
€ 90.013,01, bestaande uit € 50.013,01 materiële schade en € 40.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer dat maakt dat de toe te wijzen bedragen gematigd dienen te worden, volgt de rechtbank de verdediging hier niet in. Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en diens medeverdachte diegene zijn die de confrontatie zijn gestart. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot matiging van de toe te wijzen bedragen.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met haar aansprakelijk voor deze schade met uitzondering van de schade die zijn aan de auto heeft toegebracht: daarvoor is zij alleen aansprakelijk.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
7.3.1
De omvang en de samenstelling van de vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] , vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 33.528,27 ter zake van het feit in de zaak 03.242758.22. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
medische kosten: € 413,58
reis- en parkeerkosten: € 34,63
verlies van arbeidsvermogen: € 580,06
immateriële schade (affectieschade): € 17.500,-
immateriële schade (schokschade): € 15.000,-
7.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
7.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde in de posten a. en b. niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Voorts heeft de raadsman verzocht de benadeelde in de posten d. en e. eveneens niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van onderbouwing dan wel omdat de beoordeling van die posten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit in de zaak 03.242758.22 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
De medische kosten (post a.) en reis- en parkeerkosten (post b.) en verlies van arbeidsvermogen (post c.)
De rechtbank zal de vordering van de schade zoals genoemd onder de posten a., b. en c. toewijzen. Het betreft rechtstreekse schade en de rechtbank acht deze kosten redelijk en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1.028,27 (€ 413,58 + € 34,63 + 580,06) toewijzen.
Affectieschade (post d.)
Uit het Besluit vergoeding affectieschade volgt dat de benadeelde als geregistreerd partner recht heeft op compensatie van € 17.500,- zoals zij ook gevorderd heeft. De vordering is dus toewijsbaar.
Schokschade (post e.)
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde zag dat haar partner op de grond zat en dat zijn hand bijna was losgekomen van zijn arm. Ook heeft zij haar partner horen schreeuwen dat zijn hand kapot was. Het is evident dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht. Dat deze emotionele schok geestelijk letsel heeft veroorzaakt, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Gelet daarop kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van
€ 15.000,00 toewijzen.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot toewijzing van de schadevergoedingsvordering van [benadeelde partij 2] tot een bedrag van
€ 33.528,27, bestaande uit € 1.028,27 materiële schade en € 32.500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met haar mededader aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
7.4.1
De omvang en de samenstelling van de vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 3]
,vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 26.613,97 ter zake van het feit in de zaak 03.242758.22. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
medische kosten: € 601,83
reiskosten: € 12,14
immateriële schade (affectieschade): € 15.000,-
immateriële schade (schokschade): € 10.000,-
7.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
7.4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid bepleit van de benadeelde in de posten a. en b.
Ten aanzien post c. heeft de raadsman primair verzocht deze af te wijzen, subsidiair om de benadeelde in deze post niet-ontvankelijk te verklaren en meer subsidiair om de post aanzienlijk te matigen.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van post d. primair verzocht deze af te wijzen en subsidiair om de benadeelde hierin niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit in de zaak 03.242758.22 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
De medische kosten (post a.) en reiskosten (post b.)
De rechtbank zal de vordering van de schade zoals genoemd onder de posten a. en b. toewijzen, zijnde in totaal: € 613,97. Het betreft rechtstreekse schade en de rechtbank acht deze kosten redelijk en voldoende onderbouwd.
Affectieschade (post c.)
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij 3] voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt, omdat hij in zo’n nauwe persoonlijke betrekking tot het slachtoffer [benadeelde partij 1] staat dat hem een beroep toekomt op de zogenaamde hardheidsclausule (artikel 6:108 lid 4, aanhef en onder g BW). De benadeelde is de stiefzoon van [benadeelde partij 1] en woont vanaf zijn 9e bij [benadeelde partij 1] in huis en beschouwt hem als vaderfiguur. Het gevorderd bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade. De rechtbank zal daarom aan [benadeelde partij 3] een bedrag van
€ 15.000,00 toewijzen.
Schokschade (post d.)
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde direct na het incident heeft gezien dat zijn stiefvader ernstig gewond was geraakt aan zijn hand. [benadeelde partij 3] hem eerste hulp moeten verlenen om te voorkomen dat hij zou doodbloeden. Het is evident dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht. Dat deze emotionele schok geestelijk letsel heeft veroorzaakt, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Gelet daarop kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 10.000,00 toewijzen.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot toewijzing van de schadevergoedingsvordering van [benadeelde partij 3] tot een bedrag van
€ 25.613,97, bestaande uit € 613,97 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met haar mededader aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] en schadevergoedingsmaatregel (feit 1 primair, feit 2)
  • wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de
    benadeelde partij [benadeelde partij 1]van een bedrag van
    € 90.013,01, bestaande uit € 50.013,01 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    19 juli 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 1] tot een gedeelte van het toegewezen bedrag, te weten € 89.447,76;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de meer gevorderde schade
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 90.013,01, bestaande uit € 50.013,01 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededader (die mede-aansprakelijk is tot een bedrag van € 89.447,76) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] en schadevergoedingsmaatregel (feit 1 primair)
  • wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
    toeen veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de
    benadeelde partij [benadeelde partij 2]van een bedrag van
    € 33.528,27, bestaande uit € 1.028,27 aan materiële schade en € 32.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    19 juli 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 33.528,27, bestaande uit € 1.028,27 aan materiële schade en € 32.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt;
Benadeelde partij [benadeelde partij 3] en schadevergoedingsmaatregel (feit 1 primair)
  • wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
    toeen veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de
    benadeelde partij [benadeelde partij 3]van een bedrag van
    € 25.613,97, bestaande uit € 613,97 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    19 juli 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] , van een bedrag van € 25.613,97, bestaande uit € 613,97 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H.M. Meisen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij, op of omstreeks 19 juli 2022 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, heeft geroepen: "pak het mes", en/of "maak hem
dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met een machete/mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft
geslagen op en/of heeft gestoken in (de richting van) het hoofd en/of de
(rechter)arm, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 19 juli 2022 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (nagenoeg) afgesneden/afgehakte hand en/of (daarbij) (blijvende) spier-, pees- en zenuwschade (aan die hand en/of arm) heeft toegebracht, door:
- meermalen, althans eenmaal, te roepen: "pak het mes", en/of "maak hem dood",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met een machete/mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de
richting van) het hoofd en/of de (rechter)arm, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 1] te
slaan en/of te steken;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 19 juli 2022 in de gemeente Sittard-Geleen openlijk, te weten, op
de [straatnaam] (te Sittard), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [benadeelde partij 1] , door
- meermalen, althans eenmaal, te roepen: "pak het mes”, en/of “maak hem dood",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met een machete/mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, in (de
richting van) het hoofd en/of de (rechter)arm, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 1] te
slaan op en/of te steken;
2.
zij, op of omstreeks 19 juli 2022 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en
wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde heeft
vernield en/of beschadigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022111121, gesloten d.d. 13 april 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 296.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij 1] d.d. 21 juli 2022, pg. 148-151.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2022, pg. 59-60.
4.Een geschrift, inhoudende de geneeskundige verklaring van GGD Zuid Limburg, pg. 326-327 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2022, pg. 90-93.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2023, pg. 293.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 2] d.d. 20 juli 2022, pg. 190.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 20 juli 2022 pg. 187.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 8 oktober 2022, pg. 260, 266, 269.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 25 september 2022, pg. 232-233.