Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 23 januari 2025,
- de spreeknotitie van IB.ECO.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
bodemzakende zogenoemde rechtbank voor het Uniemerk exclusief bevoegd is. In Nederland is dat de rechtbank Den Haag. Uit artikel 131 lid 2 UMVo volgt dat deze rechtbank tevens exclusief bevoegd is voor wat betreft
EU-brede voorlopige voorzieningen, mits de rechtsmacht is gebaseerd op het bepaalde in artikel 125 lid 1 tot en met 4 UMVo. IB.ECO heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beargumenteerd op basis van het bepaalde in artikel 125
lid 5UMVo en niet in discussie is dat deze rechtsmacht niet kan worden ontleend aan artikel 125 lid 1 tot en met 4 UMVo. Dit betekent dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft voor wat betreft EU-brede voorlopige voorzieningen, nog afgezien van het feit dat wanneer dat anders zou zijn, de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag had moeten worden aangezocht.
zelfs indien een rechtbank voor het Uniemerk van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.” Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad van 17 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:743) betekent dit dat ook andere Nederlandse voorzieningenrechters dan die van de rechtbank Den Haag bevoegd zijn tot het geven van de hier bedoelde voorlopige voorzieningen. Deze voorzieningen kunnen echter alleen betrekking hebben op Nederland.