ECLI:NL:RBLIM:2025:10777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
ROE 25/2413
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning met bevoegdheidsgebrek en strijdigheid met bestemmingsplan

Op 29 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen de verlening van een evenementenvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen. De vergunning was verleend voor het organiseren van het evenement 'Back to Meetpoint' op 8 en 9 november 2025. Verzoeker stelde dat de vergunning in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan, omdat het evenement niet onder de juiste geluidscategorie viel en er geen geluidbelastingplan was overlegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de vergunning te verlenen, maar dat deze bevoegdheid niet correct was uitgeoefend, aangezien de vergunning was verleend namens het college, wat leidde tot een bevoegdheidsgebrek. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college de vergunning niet had mogen verlenen, omdat het evenement onder de 'Categorie geluidbelasting Hoog' viel, waarvoor een geluidbelastingplan vereist was. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit tot de beslissing op bezwaar en wees het verzoek om voorlopige voorziening toe. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/2413

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

29 oktober 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , uit Schinveld, verzoeker

(gemachtigde: mr. M. van Hoorne),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen,het college
(gemachtigden: S. Coenen en mr. M.M.G.M. Richter).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting de Belboom, gevestigd in Schinveld, vergunninghoudster.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de evenementenvergunning die het college heeft verleend.
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 oktober 2025 heeft het college aan vergunninghoudster een vergunning verleend voor het organiseren van het evenement “Back to Meetpoint” van 8 november 2025 tot en met 9 november 2025 op de locatie [adres] in Schinveld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde, de gemachtigden van het college en [naam] namens vergunninghoudster.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Ambtshalve beoordeling

3. De voorzieningenrechter beoordeelt allereerst ambtshalve of de vergunning door het bevoegde bestuursorgaan is verleend. Uit artikel 2:25, eerste lid, van de “Algemene plaatselijke verordening (APV) gemeente Beekdaelen 2021” (hierna: de APV) volgt dat de burgemeester bevoegd is om een vergunning te verlenen. De burgemeester is ook bevoegd tot verlening van de ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet. [1] De vergunning is hier blijkens de ondertekening verleend namens het college waardoor sprake is van een bevoegdheidsgebrek. De voorzieningenrechter ziet daarin echter geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit bevoegdheidsgebrek kan namelijk bij de beslissing op bezwaar worden hersteld als de burgemeester op het bezwaar van verzoeker beslist. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [2] wordt namelijk in een situatie waarin sprake is van een bezwaarschrift tegen een door een onbevoegd orgaan genomen besluit waarop door het bevoegde orgaan wordt beslist, met die beslissing het bevoegdheidsgebrek geacht te zijn hersteld.
Inhoud verzoek
4. Verzoeker voert aan dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan “Woonkernen 2013” dat onderdeel uitmaakt van het “Omgevingsplan gemeente Beekdaelen” (hierna: het bestemmingsplan). Daarover voert verzoeker aan dat op de locatie van het evenement de aanduiding “horeca van categorie 3” geldt en dat een discotheek, gelet op de definitie van die categorie in artikel 1.82 van het bestemmingsplan, niet is toegestaan. Volgens verzoeker kan uit het muziekprogramma van het evenement worden afgeleid dat het evenement onder het begrip discotheek valt, omdat daarin wordt verwezen naar “Meetpoint” en dat was in het verleden een discotheek. Een discotheek valt onder “horeca van categorie 5”. Dit heeft tot gevolg dat niet aan het maximale geluidniveau van 75 dB(A) wordt voldaan dat in de vergunning is opgenomen. Voor een discotheek geldt een geluidniveau van maximaal 90 dB(A) (Categorie geluidbelasting Hoog) zoals opgenomen in het “Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent de uitvoering van het evenementenbeleid” [3] (hierna: het Evenementenbesluit). Er had een geluidbelastingplan moeten worden opgesteld zoals uit het Evenementenbesluit volgt. De vergunning had in dat geval, mede gezien de slechte geluidisolatie van het pand, de te verwachten geluidoverlast en in het verleden ervaren geluidoverlast, niet verleend kunnen worden vanwege de weigeringsgrond in artikel 2:25, tweede lid, onder b, van de APV. In het geval het evenement toch onder “Categorie geluidbelasting Midden” van het Evenementenbesluit zou vallen, dan had het college vergunninghoudster moeten verplichten om metingen uit te (laten) voeren om het geluidniveau onder de grenswaarde te houden. Dit is in de vergunning niet gedaan, aldus verzoeker.
Heeft het college de vergunning mogen verlenen?
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een vergunning een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan hem een grote mate van beleidsruimte toekomt. [4] De invulling van die beleidsvrijheid moet terughoudend worden getoetst.
6. Bij de beoordeling of een vergunning kan worden verleend, wordt op grond van de APV niet getoetst of sprake is van strijd met het bestemmingsplan. De APV vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning speelt daarom de eventuele strijdigheid van het evenement met het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen rol. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2015. [5] Deze grond van verzoeker kan om die reden niet leiden tot de conclusie dat de vergunning ten onrechte is verleend.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college de vergunning op grond van artikel 2:25 van de APV heeft verleend. In artikel 2:25, eerste en tweede lid, van de APV is het volgende opgenomen:
“1. Het is verboden zonder, of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid;
e. indien er strijdigheid bestaat met het evenementenbeleid;
f. indien er strijdigheid bestaat met het vigerende wielerbeleid.”
8. Artikel 2.25 van de APV is ingevuld met het Evenementenbeleid gemeente Beekdaelen 2024 en het Evenementenbesluit. Op zitting heeft het college aangegeven dat beoogd is de vergunning in overeenstemming te laten zijn met het beleid. Ook uit de overwegingen in het besluit tot verlening van de vergunning leidt de voorzieningenrechter af dat het college heeft beoogd om de vergunning te verlenen conform het Evenementenbesluit en niet heeft beoogd af te wijken van het gemeentelijke beleid. In het Evenementenbesluit zijn onder 2.3 (Geluid) drie categorieën geluidbelastende evenementen opgesomd. Deze bestaan uit “Categorie geluidbelasting Laag”, “Categorie geluidbelasting Midden” en “Categorie geluidbelasting Hoog”. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:
“2. Categorie geluidbelasting Midden.
Geluidbelasting tot maximaal 75 dB(A)/90dB(C) per locatie, gemeten wordt op de gevel van de dichtst bijgelegen woning of op een vooraf bepaalde vaste afstand van de bron.
(…)
Onder deze categorie vallen nagenoeg alle evenementen in de kernen met een luidruchtig karakter zoals muziek, tentfeesten, kermissen etc.
(…)
Uitgangspunt bij vergunningverlening is het opnemen van een norm als doelvoorschrift. Het toegelaten maximum van 75 dB(A) op gevels van woningen wordt voor deze activiteiten als norm opgenomen. (…)
De organisatie dient haar verantwoordelijkheid bij het naleven van de voorschriften duidelijk te nemen. De organisatie moet zelf het toegestane geluidsniveau onder de grenswaarde houden aan de hand van door henzelf uit te (laten) voeren metingen.
3. Categorie geluidbelasting Hoog.
Geluidbelasting meer dan 90 dB(A) en maximaal 102 dB(C). Dit zijn bijvoorbeeld pop- en dance evenementen.
(…)
Uitgangspunt bij de vergunningverlening is het opnemen van zowel doel-, als middelvoorschriften. Het toegelaten maximum van 90 dB(A) en 102 dB(C) op woningen wordt voor deze activiteit in principe als maximale norm opgenomen. De organisatie is zelf verantwoordelijk voor het inregelen van het toegestane geluidniveau. De organisatie dient tevens het toegestane geluidniveau onder de grenswaarde te houden aan de hand van door henzelf uit te (laten) voeren metingen. De organisatie is verplicht een geluidbelastingplan bij de aanvraag te overleggen. Dit geeft de mogelijkheid tot toetsing of het evenement op de voorgestane locatie mogelijk is.”
9. De voorzieningenrechter overweegt dat het college bij het verlenen van de vergunning een doelredenering heeft gevolgd, gelet op de inhoud van dat besluit en hetgeen op zitting door het college is aangegeven. Op zitting is gebleken dat het college dit evenement graag wilde laten plaatsvinden, omdat het onderhavige pand volgend jaar gesloopt wordt en het college de wens van vergunninghoudster wilde faciliteren om voor die tijd mensen eenmalig de mogelijkheid te geven om hun uitgaanstijd in Meetpoint te herbeleven. Dit is volgens het college goed voor de cohesie in het dorp. De voorzieningenrechter begrijpt dit en vindt het een sympathiek initiatief.
10. Het college heeft echter de wens om de vergunning te verlenen bepalend laten zijn voor de toetsing aan het Evenementenbesluit, in plaats van het Evenementenbesluit te hanteren bij de beslissing om de vergunning al dan niet te verlenen. Zoals ter zitting is gebleken heeft het college, omdat het de vergunning wilde verlenen, het evenement ingedeeld in de ‘Categorie geluidbelasting Midden’ van het Evenementenbesluit. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het evenement niet onder deze categorie valt. Gelet op de inhoud van de aanvraag kan dit evenement namelijk niet worden gelijkgesteld met evenementen in de kernen met een luidruchtig karakter zoals tentfeesten en kermissen. Dit evenement is juist passend bij de “Categorie geluidbelasting Hoog” waarbij als voorbeeld bij die categorie een pop- en dance evenement wordt genoemd. In de aanvraag van de vergunning staat namelijk dat het “[d]e bedoeling is om mensen die vroeger naar deze Dancing (Meetpoint) op stap gingen nog een keer deze tijd te laten herbeleven.” Bij dit evenement met een dj en een artiest is onder meer popmuziek te horen. Dat betekent dat vergunninghoudster bij de aanvraag verplicht was om een geluidbelastingplan te overleggen. Met een geluidbelastingplan kan vervolgens worden getoetst of het evenement op de onderhavige locatie mogelijk is. Dat is hier niet gebeurd. Bovendien bestond voor het college, naast de verplichting daartoe die in het Evenementenbesluit is opgenomen, in dit geval concrete aanleiding om een geluidbelastingplan van vergunninghoudster te verlangen. Verzoeker heeft op zitting namelijk aangegeven dat begin dit jaar carnaval in het pand werd gevierd, dat hij vanwege de verwachte geluidoverlast bezwaar tegen de vergunning daarvoor had gemaakt en dat hij naar aanleiding van de vervolgens inderdaad ervaren geluidoverlast nadien contact met het college heeft opgenomen. Bij de aanvraag in juni van dit jaar van de vergunning die in deze procedure aan de orde is, heeft verzoeker het college erop gewezen dat een akoestisch onderzoek moest plaatsvinden vanwege de eerdere geluidoverlast door de carnavalsviering en de slechte isolatie van het pand. Op zitting heeft het college aangegeven dat het beoogd heeft de verwachte geluidoverlast te beperken door aan de vergunning het voorschrift te verbinden dat het equivalente geluidniveau (LAeq) maximaal 75 dB(A) bedraagt, gemeten vanaf twee meter van de gevels van de woonbebouwing. Met het enkele vaststellen van dit voorschrift wordt geluidoverlast in de praktijk echter niet voorkomen. Om te beginnen merkt de voorzieningenrechter op dat het voorgeschreven maximaal toegestane geluidniveau geldt vanaf twee meter van de gevels van de woonbebouwing, terwijl de woning van verzoeker aansluitend aan het pand ligt waar het evenement zal worden gehouden. Het college heeft op zitting aangegeven dat de Omgevingsdienst Limburg tijdens het evenement in de woning van verzoeker zal meten, maar aan de uitkomst daarvan zal geen consequentie kunnen worden verbonden nu voor het geluidniveau in de woning van verzoeker geen norm is gesteld. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat een geluidniveau van maximaal 75 dB(A) niet bij een disco past, terwijl met het aanvragen van deze vergunning juist wordt beoogd om weer terug te gaan naar de tijd dat het pand een discotheek was. Daar komt bij dat het college op zitting heeft erkend dat er voorafgaand aan de verlening van de vergunning al twijfels bestonden of het geluidniveau van maximaal 75 dB(A) haalbaar zou zijn. Verder is van belang dat de vergunning ook ziet op gebruik van de buitenruimte achter het perceel, direct aansluitend aan het perceel van verzoeker, voor de plaatsing van een frietkraam. Gelet hierop kan worden verwacht dat de deur tussen de binnenruimte met de muziek en de buitenruimte niet steeds gesloten zal zijn. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat aan de vergunning geen maximaal geluidniveau in dB(C) is verbonden, wat volgens het Evenementenbesluit wel had gemoeten en wat gelet op de aard van het evenement ook in de rede had gelegen.
11. Gelet op de doelredenering van het college, waarbij het evenement is ingedeeld in de “Categorie geluidbelasting Midden” teneinde de vergunning te kunnen verlenen, en gelet op wat op zitting door het college is verklaard, is de voorzieningenrechter niet ervan overtuigd dat de vergunning ook zou zijn verleend als het evenement zou zijn ingedeeld in de “Categorie geluidbelasting Hoog”. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat in dat geval een geluidbelastingplan bij de aanvraag had moeten zijn overgelegd. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, op basis van de aanvraag zoals deze er ligt, niet hoe de burgemeester één en ander kan herstellen en alsnog tot een rechtmatige verlening van de vergunning kan komen. De voorzieningenrechter kan dan ook niet anders concluderen dan dat, gelet op de inhoud van het beleid, het college de aanvraag om een evenementenvergunning niet heeft kunnen verlenen vanwege de weigeringsgrond van artikel 2.25, tweede lid, onder b en e, van de APV.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat er geen vergunning is voor het evenement “Back to Meetpoint”.
13. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het college het griffierecht van € 187,- moet vergoeden. Ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en deelgenomen aan de zitting van de voorzieningenrechter. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
14. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het bestreden besluit tot de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025 door
mr. M.B.L. van der Weele, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Kloos, griffier.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 31 oktober 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Deze ontheffing is ook met het bestreden besluit verleend en daartegen heeft verzoeker geen gronden aangevoerd.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4201.
3.Dit besluit is op 1 januari 2021 in werking getreden.
4.Uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3184.