ECLI:NL:RBLIM:2025:10943

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
03.338273.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor beroepsmatige hennepteelt en opzetheling met vrijspraak voor cocaïnehandel en voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van beroepsmatige hennepteelt en opzetheling. De verdachte werd bijgestaan door mr. J.L.E. Marchal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 oktober 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 54 maanden, terwijl de verdediging vroeg om een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 31 maart 2022 in Heerlen samen met anderen 2205 hennepstekken had geteeld en dat hij in de periode van juni 2020 tot en met 31 maart 2022 beroepsmatig hennep had verhandeld. De rechtbank achtte de verdachte ook schuldig aan opzetheling van een auto, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen van cocaïnehandel en voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 32 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de hennephandel. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging over vormverzuimen en bewijsuitsluiting, en concludeert dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.338273.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.L.E. Marchal, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] met het parketnummer 03.232275.23, [medeverdachte 2] met het parketnummer 03.232036.23 en [medeverdachte 3] met het parketnummer 03.231920.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig 2205 hennepstekken heeft geteeld;
Feit 2:in de periode van juni 2020 tot en met 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, geleverd, verstrekt, vervoerd, althans aanwezig heeft gehad;
Feit 3:op 4 september 2020 opzettelijk 25 kilo cocaïne heeft verkocht;
Feit 4:in de periode van 24 juni 2020 tot en met 8 maart 2021 voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de handel in verdovende middelen;
Feit 5:in de periode van 24 januari 2021 tot en met 31 maart 2022 een auto heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie baseert dit onder andere op door de verdachte gevoerde cryptocommunicatie met behulp van de cryptocommunicatiedienst SkyECC. Ten aanzien van feit 4 heeft hij gesteld dat de verklaring van de verdachte, dat de chats enkel grootspraak zijn, ongeloofwaardig is. De officier heeft gerekwireerd dat het gaat om een veelvoud van SkyECC berichten over harddrugs en grondstoffen daarvoor, met verschillende gebruikers, foto’s en benoeming van gangbare prijzen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van twee onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van het eerste vormverzuim heeft de raadsman gesteld dat in het proces-verbaal van bevindingen betreffende “chats met betrekking tot de handel in verdovende middelen” door de verbalisant enkel de in zijn ogen relevante delen van de chatberichten zijn geselecteerd en weergegeven. Nu de selectie en waardering van de bewijsmiddelen is voorbehouden aan de rechter is hiermee in strijd gehandeld met een systeem van strafvordering. Om deze reden en om de reden dat de Sky data incompleet zijn, is de conclusie van de verdediging dan ook dat dit proces-verbaal van bevindingen dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van het tweede vormverzuim stelt de raadsman dat in opdracht van het openbaar ministerie onbeperkt onderzoek is gedaan aan de mobiele telefoon van de verdachte zonder dat toestemming voor dat onderzoek is gevraagd aan de rechter-commissaris, welke toestemming gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vereist is. Er is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en daarom dient bewijsuitsluiting van alle verkregen data van de telefoon van de verdachte plaats te vinden. In dit verband heeft de raadsman ook aangevoerd dat voor een dergelijk onderzoek op dit moment überhaupt geen wettelijke grondslag bestaat, zodat ook om die reden de resultaten van het onderzoek aan de telefoon niet als bewijs mogen worden gebruikt.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat, in geval de rechtbank het bewijsuitsluitingsverweer niet volgt, voor feit 2 wordt geconcludeerd dat slechts sprake kan zijn van een pleegperiode van 24 juni 2020 tot en met 8 maart 2021.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman primair bepleit dat de enige bewijsmiddelen die in verband met dit ten laste gelegd feit kunnen worden gebracht de chats op de pagina’s 529 tot en met 537 van het dossier zijn en dat de chats met betrekking tot amfetamine en/of cocaïne afkomstig zijn van de andere gebruiker van het account [accountnaam 1] . Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het enkel informerend vragen of een ander een goed, zoals beschreven in de tenlastelegging, kan leveren niet gekwalificeerd kan worden als “trachten te bewegen tot”. De verdachte heeft dus geen voorbereidingshandelingen verricht en dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Naar aanleiding van het onderzoek naar Sky-account [accountnaam 1] en een onderzoek in de telefoon van de verdachte is aan hem een aantal verwijten gemaakt, te weten de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend de feiten 1, 2 en 5 te hebben gepleegd. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 komt de rechtbank tot een vrijspraak, de motivering daarvan zal hierna worden uiteengezet. De verdediging heeft betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen houdende “chats met betrekking tot de handel in verdovende middelen” onvolledig is en dat de politie selectief is geweest.
Daarnaast stelt de verdediging dat het onderzoek aan de telefoon van de verdachte onrechtmatig is uitgevoerd. De raadsman heeft om die redenen bepleit de daaruit voortgekomen bewijsmiddelen uit te sluiten van het bewijs. Omwille van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank ervoor gekozen deze verweren eerst te bespreken, waarna de verdere beoordeling in de volgorde van de tenlastegelegde feiten zal plaatsvinden.
Verweer inzake de bewijsselectie en onvolledigheid
De raadsman heeft aangevoerd dat de processen-verbaal geen volledig beeld geven van de inhoud van het onderzoeksmateriaal, omdat de verbalisanten slechts een selectie van de Sky ECC-gegevens hebben opgenomen, waar die selectie exclusief is voorbehouden aan de rechter. Dit verweer vindt geen steun in het recht en mist feitelijke grondslag. Het behoort tot de taak van de politie om bij het opstellen van processen-verbaal een selectie te maken van de gegevens die relevant zijn voor het onderzoek. Het strafvorderlijk stelsel kent niet het uitgangspunt dat alle beschikbare data en onderzoeksresultaten integraal in het dossier moeten worden opgenomen. Op grond van artikel 149a Sv is het immers de officier van justitie die verantwoordelijk is voor de samenstelling en volledigheid van het procesdossier. Het onderzoek ter terechtzitting biedt vervolgens gelegenheid dit dossier te toetsen ten behoeve van de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, waaronder de bewijsvraag. Van enige onvolledigheid die de betrouwbaarheid van het bewijs raakt, is niet gebleken. Dit geldt temeer gezien het feit dat de raadsman reeds voorafgaand aan de regiezitting op 3 april 2024 de beschikking heeft gekregen over de volledige dataset van het Sky-ID dat aan de verdachte werd toegeschreven. Indien en voor zover de verdediging van oordeel was dat aanvullende gegevens relevant waren of relevante berichten ontbraken, had het op haar weg gelegen om dit aan de orde te stellen en toevoeging daarvan aan het dossier te verzoeken. Een dergelijk verzoek heeft de verdediging echter op geen enkel moment gedaan.
De rechtbank verwerpt om die reden het door de verdediging gevoerde verweer.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de dataset die aan het proces-verbaal ten grondslag ligt onvolledig is, omdat slechts een deel van de communicatie is ontsleuteld. Ook dit verweer slaagt niet. Niet alle data konden direct worden ontsleuteld. Gedurende het onderzoek zijn steeds meer berichten ontsleuteld en toegevoegd. Dat is inherent aan de technische mogelijkheden en de tijd die dergelijk onderzoek vergt. De methode waarmee de data zijn uitgelezen en verwerkt, is door het NFI als betrouwbaar aangemerkt.
Dat niet alle berichten konden worden ontsleuteld, betekent niet dat de beschikbare gegevens onbruikbaar zijn. Het is aan de rechter om bij de bewijswaardering te bepalen welk gewicht aan deze gegevens wordt toegekend. Weliswaar is enige voorzichtigheid daarbij geboden, maar dit doet niet af aan de bruikbaarheid van het materiaal als bewijsmiddel.
Van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is daarom geen sprake.
De (on)rechtmatigheid van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte
In het opsporingsonderzoek is de telefoon van de verdachte in beslag genomen op 15 juli 2022. Deze telefoon is met toestemming van de officier van justitie uitgelezen en onderzocht (pagina 35 van het overzichtsproces-verbaal). In het dossier is vervolgens voor de verdachte belastend bewijsmateriaal opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2022 (pagina 573 e.v. van het dossier).
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoek aan de telefoon en de daarin opgeslagen gegevens onrechtmatig is geweest en dat de onderzoeksresultaten niet gebruikt mogen worden voor het bewijs. Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie immers in de zaak CG/Bezirkhauptmannschaft Landeck uitspraak gedaan over het onderzoek aan gegevensdragers en de inbreuk die zo’n onderzoek oplevert op de grondrechten die door artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgd worden (hierna te noemen: de Landeck-uitspraak). Daaruit volgt dat toestemming van een officier van justitie niet volstaat: een rechter of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit moet een voorafgaande toetsing doen en een machtiging afgeven zodra sprake is van meer dan een beperkt onderzoek aan de gegevensdrager. De Hoge Raad is vervolgens ingegaan op de betekenis van deze uitspraak voor de Nederlandse opsporingspraktijk met het arrest van 18 maart 2025, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2025:409. De Hoge Raad heeft in dit arrest eerdere rechtspraak bijgesteld.
Uit deze jurisprudentie volgt dat in de onderhavige zaak sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De officier van justitie had (achteraf bezien) de rechter-commissaris om een toetsing moeten vragen en diens machtiging moeten hebben voor het onderzoek. Er is dus geen rechterlijke toestemming gegeven voor het onderzoek aan de telefoon van de verdachte, terwijl het onderzoek aan die telefoon meer dan beperkt was. Dat kan niet achteraf worden gecorrigeerd.
De vraag is vervolgens in welk belang de verdachte is geraakt en in hoeverre een consequentie aan het vormverzuim moet worden verbonden. Uit de Nederlandse uitspraken naar aanleiding van de Landeck-uitspraak volgt dat het enkele gegeven dat de privacy zonder voorafgaande rechterlijke toets is geschonden niet leidt tot bewijsuitsluiting. Volstaan kan worden met het enkele constateren van het vormverzuim.
In deze zaak is het belang van privacy van de verdachte geraakt, maar dit nadeel is alleen in algemene zin door de verdediging onderbouwd en niet gebleken is dat er zich een zodanige concrete schending van de privacy van de verdachte heeft voorgedaan dat niet volstaan kan worden met het enkele constateren van het vormverzuim. De rechtbank ziet dus geen aanleiding een verdergaand gevolg aan het verzuim te verbinden.
De raadsman heeft erop gewezen dat de Hoge Raad in voornoemd arrest ook heeft overwogen dat het aan de wetgever is een wettelijke regeling op te stellen die in haar algemeenheid voldoet aan alle in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde eisen. Deze wetgeving zal naar verwachting nog enige tijd op zich laten wachten. Volgens de raadsman betekent dit dat voor het gebruik van het proces-verbaal van 12 oktober 2022 in het geheel geen wettelijke basis is geweest en ook om die reden dit bewijsmiddel buiten beschouwing moet blijven.
De rechtbank deelt dit standpunt niet en verwerpt het verweer, nu die conclusie niet uit het arrest van de Hoge Raad kan worden getrokken. In het arrest van 18 maart 2025 geeft de Hoge Raad de huidige wettelijke grondslag weer in rechtsoverwegingen 5.2.2 tot en met 5.2.6. (onder 9 wordt dit juridische kader door de Hoge Raad samengevat). In afwachting van een wettelijke regeling die in haar algemeenheid voldoet aan alle in de rechtspraak van het Hof van Justitie van Europese Unie, biedt het huidige stelsel van het Wetboek van Strafvordering voldoende basis, met in achtneming van de door de Hoge Raad gegeven bijstelling van de normering van het onderzoek aan een telefoon. Er is dus ook zonder nadere regeling voldoende wettelijke grondslag voor dit type onderzoek.
De beoordeling van de feiten
Ten aanzien van feit 1:
Aangezien de verdachte feit 1 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van 15 april 2022; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van sporendragers; [3]
- de deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 21 april 2022; [4]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025;
Gelet op het grote aantal stekken en mede gelet op hetgeen hierna ten aanzien van feit 2 wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van de uitoefening van een beroep of bedrijf.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
De
verdachteverklaarde ter terechtzitting van 22 oktober 2025 - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
U vraagt mij of ik bijnamen heb. Ik word ook wel ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ genoemd. U vraagt mij of ik de gebruiker was van het Sky-ECC account met SKY-ID [accountnaam 1] . Het klopt dat ik de gebruiker was van dat account. Ik was betrokken bij de handel in hennepstekken. Voor de communicatie hierover gebruikte ik het account met Sky-ID [accountnaam 1] . U vraagt mij of ik wil verklaren inzake de hennepplantage op de [adres 2] in Heerlen. Ik wil eerlijk toegeven dat ik betrokken was bij deze hennepplantage.
De
verbalisant [naam 1]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [5]
De gebruiker van het SKY-ID [accountnaam 1] had via SkyECC contact met andere SkyECC gebruikers. Uit onderzoek is gebleken dat het SKY-ID [accountnaam 1] in gebruik was bij: [verdachte] .
De gebruiker van het Sky-ID [accountnaam 2] is geïdentificeerd als zijnde [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] . [medeverdachte 1] betreft de broer van [verdachte] . Uit de gesprekken blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een zeer nauwe samenwerkingen hebben bij de handel in de hennep stekken. Uit de gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] onder anderen het telen / onderhouden van de hennepstekken en stekken plantage regelt. De rol van [verdachte] blijkt meer in het handelen van deze hennepstekken. Zo geeft hij zeer geregeld de hoeveelheden van stekken door welke hij nodig heeft voor klanten.
Enkele voorbeelden uit de chatberichten zijn:
Op 24 juni 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] :
Morge 3100 jonge komt om kwart voor 4 na de gamma . Pak je zijn auto . Laat je hem in jou auto wagte en gooi je de stekke af. Zijn allemaal partijtjes ma staat erop geschreven . Zijn mooie stekke . Ik geef je Zijn naam stel hij staat in de file ofso kan je hem berichte
Hun gaan jou toevoegen Hij kan ons 2000 a 3000 per 5 dage Levere
Op 27 juni 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 3] :
Ik maak 15000 stekke elke 10 dagen met me broer.
Op 10 juli 2020:
[accountnaam 4] aan [accountnaam 1] : Wat kosten de stekken.
[accountnaam 1] aan [accountnaam 4] : 3,50. (..) Als je stekke kan krijgen onder die prijs koop ik ze allemaal. (..) Ik maak 13000 op dit moment met me broer. (..) Dus haha geloof me elke shop is van mij in Maastricht kwa stekke.
Op 5 september 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : Als nix mis gaat 20. 000 stekke en heb [naam 2] een plek geregeld in België. 100 vierkante meter wij krijgen alle stekke terug voor 3 euro
Op 7 september 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : België had ik eg dikke plek. Weg gegeve
[accountnaam 1] aan [accountnaam 2] : Jaa Belgie is ook kut.
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : Nee heb ik [naam 2] gegeve die gaan da moeders make krijge wij die stekke
[accountnaam 1] aan [accountnaam 2] : Komt goed gaan zwz een afbloei bouwen.
Op 8 september 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 5] :
Ik ga zelf een plekje bouwen. Ik zelf, komen zo 2000/2500 stekke af. Mag je hebbe van me voor 1,25
. Later diezelfde dag: Ik ga alleen over bestellingen. Ik doe alles weg qua stekke en wiet. Verder regel ik niets.
Op 9 september 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 6] : My brother make the baby’s. I sell the baby's.
Op 24 januari 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 7] :
Jow, wat heb je morgen denk je. Aan stekke klaar? Anders neem ik die van jullie en vul ik die wel aan. Heb 1100 nodig. Maar wat is de prijs zwz. (..) 3,50 kan ik [naam 3] geve. Krijg zelf 4. Moet gwn me 50c hebbe. (..) Ik kijk ze naar zijn ze goed betaal ik ze direct ja. En of je nu 500 maakt of 10000 ik neem alles met garantie af. En heb je zelf bestellingen. Kan je bij mij ook stekke krijgen. 3,50. Dus kennen mekaar helpen met nemen en leveren.
Op 24 december 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 8] :
[accountnaam 1] stuurt een foto van een hennepstek en schrijft: Dit stuurde je vriend vandaar. Als dit ze zijn is het goed. Hebben jullie eenmalig of altijd? Want ik heb elke week minimaal 2/3000 nodig.
Op 27 december 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 8] :
Ben een grote afnemer (..). Niet een van 100/500 stuks. Maar va 2/5000 elke week.
Heb bijna elke maandag 3000 nodig.
Op 4 februari 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 9] :
Stekjes is mijn handel.
Op 6 maart 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Wordt tijd die Corona onzin weg gaat eh
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Normaal 1000 per dag doe ik weg. Nu 1/2 per week. Spaanse krijg ik moeilijk binnen. Alles gaat na klote met dit onze.
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Luik heb ik een rek dus België. Luik Maasmechelen Lanaken en omstreek lever ik ook.
Op 8 maart 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Kijk voor stekke Heb er veel daarom
De
verbalisant [naam 1]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [6]
Op donderdag 6 oktober 2022 deed ik, [naam 1] , onderzoek aan de uitgelezen data van de telefoon van verdachte [verdachte] , te weten een Iphone 7 met telefoonnummer + [telefoonnummer 1] . Ik bekeek de whats-app gesprekken met het contact [medeverdachte 3] , [telefoonnummer 2] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is bij de politie bekend als zijnde het telefoonnummer van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Uit deze gesprekken blijkt dat de gebruiker samenwerkt in de stekkenhandel met
[verdachte] . Zo worden verschillende chatberichten gestuurd in de periode van: 09-09-2021 t/m 29-03-2022. Enkele voorbeelden uit dit gesprek zijn:
Op 09 september 2021
[medeverdachte 3] : ‘Heb vrijdag 150 voor je’
[verdachte] : ‘S. goed’ ‘140 staat op’
Op 27 september 2021
[medeverdachte 3] :
‘Hey man er zijn nu al 2 man die me 4.50 hebben aangeboden’
’kun je ook beetje omhoog gaan’
‘Doe ze het liefste aan jou geven’
[verdachte] :
‘4.50 kan ik niet doen’
‘jaa weet je wat het is. Ik ben lange terrein werker, ik zal nooit met handel blijven zitten, of het nu 10000 is of 500. 2 maanden in het jaar is er een crisis tijd dat is nu. Nu vakantietijd voorbij is. Maar over 2 maand is alles vol. En krijg je 3 euro of bent bmij ze weg zijn. En dat is bij mij niet. Maar ik snap als je denkt is euro meer dan mag je ze gwn weg doen’
‘maar ik pak niet alleen van jou pak bij 3 mensen en ik kan niet mijn handel kapot maken door met prijzen te schommelen heb veel afspraken met klanten Belgen en Fransen zo als je weet’
‘Ben zelf nu plek aan bouwen en me broer ook 2. Kom der duizenden te kort per week’
Op 17-2-2022 stuurt [verdachte] een spraakbericht naar [medeverdachte 3] . Ik, [naam 1] , herken de stem van [verdachte] in dit spraakbericht. In het spraakbericht geeft [verdachte] het volgende aan:
‘ Ja is niet erg, maar pik ik heb vandaag 2100 stuks weggedaan. Morgen gaan er ook 2500 stuks weg. We kunnen elke dag zeker 2000 stuks erdoor knallen. Ik heb die jongens van Eindhoven weer bericht, ik heb die jongens van Heerlen weer. We hebben zelf die van jou. Alleen uh.. moeten even gaan praten wel want uh dit moet wel serieus genomen worden. Want ik val dadelijk weg, ik heb een nieuwe telefoon gehaald, alles gaat op één telefoon. Maar het moet. het moet wel gewoon echt actief blijven. Want uh als ik dadelijk wegval [naam 4] moet gewoon elke maand 3 /4 duizend euro hebben daarom. Die heb jij dan ook, misschien nog wel meer. Maar uh.. laat maar weten wat je wil, anders kom ik zo naar je toe praten we dan erover. Maar moet wel effe duidelijkheid hebben. “
Opmerking verbalisant:
[verdachte] stond vanaf 17-01-2022 gesignaleerd voor een vrijheidsstraf van 62 dagen. Mogelijk dat [verdachte] daarom aangeeft dat hij dadelijk weg valt.
Op 29 maart 2022:
[verdachte] :
‘Tsjaa ik hoop ik vrijdag ook genoeg klaar heb’
‘Ben er bang voor Maja wie weet’
[medeverdachte 3] :
‘Zal bij jou ook vanaf morgen toch wel langzaam beginnen denk ik’
‘ja die beginnen nu langzaam beetje uit te drogen’
[verdachte] :
‘jaa 670 zou top zijn’
‘Die 850 doen we dan ook zelf jij helf ik helft ofzo anders weet ik ook niet’
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt:
De raadsman heeft aangevoerd dat de pleegperiode korter is dan in de tenlastelegging is opgenomen. Dit verweer vindt echter geen steun in het dossier. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode samen met zijn broer en gedurende een kortere periode ook samen met [medeverdachte 2] heeft beziggehouden met de handel in hennepstekken. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor het maken van de stekken en de verdachte de contacten met afnemers en leveranciers van hennepstekken onderhield en als het ware de boekhouding deed. De bewijsmiddelen laten een doorlopende periode van handelen zien, aanvankelijk via de chatgesprekken, vervolgens via de WhatsApp-berichten en ten slotte het aantreffen van de hennepstekkerij in Heerlen. De inhoud van deze communicatie laat zien dat verdachte voortdurend en intensief contact onderhield over de handel in stekken. Gezien de omvang van de handel, zoals uit de gesprekken blijkt, en de intensiteit van de communicatie ligt het niet voor de hand dat verdachte deze activiteiten gedurende enkele maanden zou hebben gestaakt en daarna weer opgepakt. In een handel van deze schaal zouden de benodigde contacten en afzetkanalen dan immers verloren gaan. Ook de grote aantallen stekken die door de verdachte en zijn broer werden aangeboden en afgenomen, wijzen op een voortdurende handelsstroom. Indien de verdachte deze stekken niet zou hebben doorverkocht, zou voortzetting van de inkoop immers niet logisch zijn. Dat er geen direct zicht is op de feitelijke transacties doet hier niet aan af: de structurele, inhoudelijke communicatie over aantallen, prijzen en leveringen duidt op een continue handelsactiviteit gedurende de gehele ten laste gelegde periode. Het verweer dat de pleegperiode korter zou zijn, wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen is tenlastegelegd onder feit 2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3:
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4:
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte niet de gebruiker was van het SkyECC account met SKY-ID [accountnaam 1] op de momenten dat werd gecommuniceerd over verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel over grondstoffen daarvoor. Degene die daarover via dit account communiceerde, betrof namelijk een familielid over wie de verdachte niet wil verklaren, nu hem een verschoningsrecht toekomt. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte, die intensief communiceerde in het kader van hennepstekken, ook de gebruiker van de telefoon was op die momenten. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank zal hierop echter niet verder ingaan, nu zij om andere redenen tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit komt. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Enkel het tonen van belangstelling voor of het informeren naar bepaalde stoffen is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van op het delict gerichte voorbereidingshandelingen. Uit de inhoud van de chatgesprekken blijkt niet dat daadwerkelijk levering van grondstoffen heeft plaatsgevonden, noch dat concrete stappen zijn gezet richting de productie van of handel in middelen die vallen onder lijst I van de Opiumwet. Bovendien vertonen de in de tenlastelegging genoemde middelen geen zodanige samenhang dat daaruit kan worden afgeleid dat zij gezamenlijk zien op voorbereidingshandelingen die op een specifiek verdovend middel zijn gericht. Nu enkel is gebleken van een zekere belangstelling van de verdachte voor de genoemde middelen, maar niet van concrete, op het delict gerichte voorbereidingshandelingen, is geen sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
Aangezien de verdachte feit 5 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2022 betreffende tekstberichten uit SkyECC data; [7]
- het proces-verbaal aangifte van [naam 5] d.d. 16 juli 2020; [8]
- het proces-verbaal identiteitsonderzoek voertuig d.d. 4 mei 2022; [9]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
T.a.v. feit 1:
op 31 maart 2022 te Heerlen, in een loods op het adres [adres 2] , tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 2205 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. feit 2:
in de periode van juni 2020 tot met 31 maart 2022 in het arrondissement Limburg en/of in België tezamen en in vereniging met één of meer anderen, meermalen, in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bewerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten, grote hoeveelheden hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
T.a.v. feit 5:
in de periode van 24 januari 2021 tot en met 31 maart 2022 in de gemeente Riemst (België), althans in België en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (merk: [automerk] , type: [autotype] ) met kenteken [kentekennummer] , heeft verworven en heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het daarin aanwezige
motorblok een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
T.a.v. feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
T.a.v. feit 5:
opzetheling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete van €50.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer en met anderen gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan de beroeps- en bedrijfsmatige teelt van en handel in hennepstekken. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ieder een eigen, duidelijk afgebakende rol vervulde. De verdachte onderhield de contacten met derden over de aankoop en verkoop van stekken, terwijl zijn broer zich bezighield met de productie daarvan. De verdachte had daarmee een wezenlijke en coördinerende rol binnen het geheel, door het beheren van de communicatie met leveranciers en afnemers en de financiële afhandeling. Hij profiteerde van zowel afnemers van hennepstekken die deze nodig hadden voor hun hennepplantages als ook van leveranciers die hennepstekken leverden (al dan niet afkomstig uit hun eigen hennepstekkerijen). Het kan niet anders zijn dan dat hij door zijn handel veel geld heeft verdiend en dat dit financiële gewin ook zijn drijfveer was.
Hennep bevat de voor de gezondheid van personen schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep worden grote illegale winsten behaald. De verspreiding van en handel in hennep gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, zoals witwassen. De verdachte en zijn medeverdachten zijn hieraan voorbij gegaan en hebben slechts hun eigen financieel gewin voorop gesteld. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling. De verdachte wist dat het motorblok van de auto van diefstal afkomstig was, dat is hem immers door de aanbieder meegedeeld. Door de auto desondanks te kopen, heeft verdachte willens en wetens zijn eigen voordeel laten prevaleren boven het belang van de rechtmatige eigenaar. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf en oplegging van een forse geldboete gevorderd. De rechtbank is met het openbaar ministerie van oordeel dat gelet op de aard en intensiteit van de strafbare feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank ziet echter geen heil in het opleggen van een geldboete. De hennephandel waarvoor verdachte wordt berecht gaat gepaard met grote geldstromen. Er is echter geen volledig financieel onderzoek uitgevoerd dat duidelijkheid geeft over de herkomst en de omvang van middelen die verdachte mogelijk heeft ontvangen. De rechtbank neemt bij de strafbepaling in aanmerking dat reeds een ontnemingsmaatregel is aangekondigd met betrekking tot de wederrechtelijk verkregen opbrengsten van de hennep(stekken)handel. Gelet hierop acht de rechtbank het opleggen van een geldboete niet wenselijk, nu het beoogde effect van financiële bestraffing en ontneming van genoten voordeel reeds kan worden bereikt door de aangekondigde ontnemingsmaatregel.
De rechtbank heeft acht geslagen op de straffen opgelegd in soortgelijke zaken en op de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet van het openbaar ministerie, waarin voor telen van en handel in hennep tot 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd kan worden voor een first offender met 10.000 hennepstekken. Voor de verdachte geldt echter dat hij op meerdere locaties, over een lange periode, hennepstekken heeft geteeld, zo blijkt uit de chatgesprekken waarin wordt gesproken over meerdere ‘hokken’(naar de rechtbank begrijpt: kwekerijen voor de teelt van hennepstekken) van de verdachte. De verdachte heeft beroepsmatig hele grote aantallen hennepstekken verhandeld. Ten tijde van het plegen van het onderhavige feit bevond verdachte zich bovendien in de proeftijd van een eerdere veroordeling, waarbij hem een voorwaardelijke straf was opgelegd. Er zijn dus factoren die maken dat een fors hogere gevangenisstraf aan de orde is ten opzichte van voornoemde richtlijn. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden.
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank ook rekening gehouden met strafverlagende omstandigheden. Artikel 63 Sr is een aantal keer van toepassing. Bij de strafbepaling houdt de rechtbank daarnaast rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een gevangenisstraf van 32 maanden, in plaats van de oorspronkelijk beoogde 36 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De in beslag genomen telefoon is vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en overleveringsdetentie is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 STK GSM PL2300-2021197702-G1525523, zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en
mr. dr. W. Kieboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Hartgerink, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na vordering aanpassing omschrijving - ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op 31 maart 2022 te Heerlen, in een loods op het adres [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 2205 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. feit 2:
hij in de periode van juni 2020 tot met 31 maart 2022 in één of meerdere
gemeenten in het arrondissement Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten, één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te België en/of Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ( ongeveer) 25 kilogram cocaïne
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2020 tot en met 5 februari 2021 te België en/of Nederland
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten (telkens) het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en /of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
- zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte, in de voornoemde periode, in voornoemde pleegplaatsen:
- gebruik gemaakt van een PGP telefoon van een versleutelde communicatiedienst (SkyECC), en/of
- via de voornoemde communicatiedienst (SkyECC) bij een ander geïnformeerd of deze ander hem 500 liter Ethylacetaat kon leveren, zijnde Ethylacetaat een stof welke wordt gebruikt bij het uitwassen van cocaïne, en/of
- via de voornoemde communicatiedienst (SkyECC) bij een ander geïnformeerd of deze ander hem 280 kilogram MDMA en/of 10 kilogram, dan wel een (grote) hoeveelheid, metamfetamine kon leveren, en/of
- via de voornoemde communicatiedienst (SkyECC) bij een ander geïnformeerd of deze ander hem een (grote) hoeveelheid amfetamine-olie en piperonylmethylketon (pmk) kon leveren, zijnde piperonylmethylketon (pmk) een grondstof voor de vervaardiging van synthetische drugs (MDMA),en/of
- via de voornoemde communicatiedienst (SkyECC) aan een ander MDMA (xtc-pillen) aangeboden en bij deze ander geïnformeerd of hij/zij hem 3 kilogram MDMA kon leveren, en/of
- via de voornoemde communicatiedienst (SkyECC) tegen een ander gezegd dat hij, verdachte, aan deze ander cocaïne kon leveren/verkopen;
T.a.v. feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2021 tot en met 31 maart 2022
in de gemeente Riemst (België), althans in België en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk: [automerk] , type: [autotype] ) met kenteken [kentekennummer] , heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit goed en/of het daarin aanwezige
motorblok een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoeksnummer LB3R021127/Dodoma, gesloten d.d. 13 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 881.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van 15 april 2022, pg. 807-809.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april, p. 825.
4.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 21 april 2022, p. 856 t/m 862.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2022, p 322 t/m 551.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2022, p. 573 t/m 586.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2022, p. 587 t/m 590.
8.Proces-verbaal aangifte d.d. 16 juli 2020, p. 602 t/m 605.
9.Proces-verbaal identiteitsonderzoek voertuig d.d. 4 mei 2022, p. 600 t/m 601.