ECLI:NL:RBLIM:2025:11572

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/03/346955 / HA RK 25-182
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek van verzoeker tegen rechter-plaatsvervanger in zorgmachtigingsprocedure

Op 10 november 2025 heeft verzoeker tijdens de behandeling van een verzoekschrift om verlening van een zorgmachtiging een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.H.A.M. Beaumont, de rechter-plaatsvervanger. Verzoeker stelt dat hij zich niet kon voorbereiden op de zaak omdat hij geen kennis heeft van het dossier en geen stukken heeft ontvangen van het Openbaar Ministerie of de rechtspraak. Hij heeft enkel een onafhankelijk psychiater en een collega van deze psychiater gesproken, maar het verslag van dit gesprek is hem niet bekend.

Verzoeker ervaart dat de procedure te snel verloopt, waardoor de vereiste zorgvuldigheid in het gedrang komt. Hij kan niet toetsen of de rechter vooringenomen is, omdat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is verklaard. Hij verwijst naar het zorgplan/behandelplan van Mondriaan GGZ en zijn verzoek om ontslag machtiging, dat hij op 6 november 2025 heeft ingediend. Verzoeker wijst ook op de tekortkomingen in het systeem die onduidelijkheden en vertragingen in de zorg veroorzaken.

De wrakingskamer oordeelt dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer kan alleen beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die maken dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is. In dit geval zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die een aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. Het verzoek tot wraking wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/346955 / HA RK 25-182
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
verblijvende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. S. Selbach te Maastricht,
dat strekt tot wraking van mr. R.H.A.M. Beaumont, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 10 november 2025 tijdens de behandeling van het verzoekschrift om verlening van een zorgmachtiging zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheids-zorg (hierna: Wvggz) heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Behalve het proces-verbaal van de terechtzitting, heeft de wrakingskamer een schriftelijk wrakingsverzoek, het zorgplan/behandelplan en een brief van verzoeker aan de geneesheren-directeur van Mondriaan GGZ ontvangen.
Op 11 november 2025 is van verzoeker ter griffie van de wrakingskamer nog een aanvullend mailbericht met bijlage ontvangen.
Op 13 november 2025 heeft de rechter de wrakingskamer bericht dat hij niet berust, dat hij niet gehoord wenst te worden en dat hij niet schriftelijk zal reageren.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker stelt – zakelijk en samengevat weergegeven - dat hij als betrokkene zich niet kon voorbereiden op de zaak omdat hij geen kennis heeft van het dossier. Hij heeft noch van het Openbaar Ministerie noch van de zijde van de rechtspraak stukken ontvangen. Hij heeft op 3 november 2025 enkel de onafhankelijk psychiater en een collega van deze psychiater gezien en gesproken. Hij heeft het verslag van dit gesprek niet ontvangen en kent het ook niet.
Verzoeker ervaart dat de procedure met grote snelheid doorlopen moet worden waardoor de vereiste zorgvuldigheid in het gedrang komt. Ook kan hij niet toetsen of de rechter vooringenomen is door het Openbaar Ministerie ontvankelijk te laten zijn. Hij verwijst hiervoor naar het door Mondriaan GGZ geconcipieerde zorgplan/behandelplan en naar zijn tweede verzoek om ontslag machtiging voortzetting crisismaatregel ex artikel 8:18 Wvggz dat hij op 6 november 2025 aan de geneesheren-directeur van Mondriaan GGZ heeft doen toekomen. Hij stelt dat de inhoud van deze stukken als feiten en omstandigheden moeten worden gezien voor het verzoek tot wraking, zonder dat hij hier zelf een oordeel over heeft kunnen vormen. Ook doet hij een beroep op de chronologische feiten, het ontbreken van communicatie met hem als betrokkene en de, naar hij stelt, onjuiste informatie in het zorgplan/behandelplan. Tot slot gaat verzoeker in op, zoals hij het verwoordt, de tekortkomingen in het systeem die de nodige onduidelijkheden en vertragingen in de zorg met zich brengen. Verder heeft verzoeker nog naar voren gebracht dat hij op de terechtzitting niet het woord mocht voeren van de rechter, maar dat dit enkel aan zijn advocaat was voorbehouden.

3.De beoordeling

Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering houdt in dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter tegenover een partij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Verzoeker heeft de wrakingskamer uitgebreid ingelicht over zijn situatie. Ondanks de geringe stukken en het, zoals verzoeker verwoordt, niet geïnformeerd zijn over zijn procedure zet verzoeker op heldere wijze uiteen wat de wetgeving is, wat er ondernomen is en door wie en wat hij vindt dat er moet gebeuren. Daarbij lijkt verzoeker zijn hoop te vestigen op de wrakingskamer, maar dit is niet terecht.
De wrakingskamer is immers niet bevoegd zich uit te laten of een oordeel te hebben over andere partijen dan de rechter. De wrakingskamer kan en mag alleen de vraag beantwoorden of er feiten of omstandigheden zijn die maken dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is. En dat is voor de wrakingskamer niet aannemelijk geworden. Het is de rol van de rechter om de regie te voeren, hij bepaalt dus of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vordering en wie op de terechtzitting het woord krijgt. De rechter onderzoekt de situatie en stelt de vragen. Zijn handelen in deze is gebaseerd op de wet.
Omdat er ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die anderszins een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende omstandigheid, is het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.
Gelet op artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg zal de wrakingskamer dit beslissen zonder behandeling ter zitting.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. W.F.J. Aalderink, leden, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2025.