Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 december 2025 in de zaak tussen
[naam] , uit Linne, verzoeker
de burgemeester van de gemeente Maasgouw, de burgemeester
Samenvatting
Procesverloop
Totstandkoming van het besluit
13 november 2025 zijn zienswijze gegeven. De burgemeester heeft vervolgens op
17 november 2025 het bestreden besluit genomen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Echter, onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023 oordeelt de voorzieningenrechter dat in onderhavig geval de openbare orde in de omgeving van de woning weliswaar is verstoord op het moment dat de vuurwerkbom bij de woning is afgegaan op 10 september 2025, maar dat de openbare orde in de omgeving van de woning niet is verstoord door de dreiging die ziet op de persoon van verzoeker. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt namelijk niet dat sprake was van langdurige overlast die zich met grote regelmaat voordeed en die maatschappelijk onaanvaardbare vormen aannam, vergelijkbaar met drugsoverlast. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat die vereiste overlast slechts kan plaatsvinden bij gedragingen die op zichzelf ernstig zijn. Dat wil zeggen dat de cumulatie van op zichzelf niet-ernstige overlast veroorzakende gedragingen niet kan gelden als ernstige verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter begrijpt uit de bestuurlijke rapportage van 11 november 2025 dat er een TCI-melding is gedaan dat iemand een opdracht heeft gegeven om verzoeker te liquideren, maar de politie meldt ook dat er door het criminele circuit waar verzoeker zich in bevind (danwel bevond), er altijd een reële dreiging zowel naar het leven van verzoeker als de woning is. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de TCI-melding onvoldoende concreet is om (op dit moment) over te gaan tot sluiting van de woning. Dit zou immers ook betekenen dat de dreiging er al is sinds verzoeker er woont terwijl er tot 10 september 2025 niets concreets is gebeurd. Een reële dreiging is onvoldoende om iemand voor de duur van drie maanden uit zijn woning te zetten. De voorzieningenrechter acht de combinatie van feiten (de vuurwerkbom) en de TCI-melding in dit geval ook onvoldoende om te spreken over ernstige overlast. Na vier weken cameratoezicht om de openbare orde te handhaven heeft de burgemeester immers de aanwijzing beëindigd omdat er geen dreiging meer was voor de verstoring van de openbare orde.
Ook is door de burgemeester onvoldoende onderzocht of verzoeker op grond van het stelsel Bewaken en Beveiligen kan worden beschermd. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan een verblijf in bijvoorbeeld een Safehouse. De burgemeester heeft daarop aangegeven dat dit alleen een mogelijkheid is als verzoeker bereid is om openheid van zaken te geven over onder andere de dreiging. Verzoeker heeft te kennen gegeven dat hij niet weet vanuit welke hoek de dreiging komt en dat hij daar dan ook geen openheid over kan geven. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verzoeker. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat het niet altijd duidelijk is vanuit welke hoek een bepaalde dreiging komt, helemaal gelet op het verleden van verzoeker, dus om als voorwaarde voor beveiliging te stellen dat verzoeker daarover openheid moet geven is te kort door de bocht.
Het horen van getuigen