6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de borst gestoken, waardoor het slachtoffer binnen enkele minuten ineen is gezakt en ter plekke door een mobiel medisch team levensreddend geopereerd moest worden. Nadat het slachtoffer een maand in het ziekenhuis heeft gelegen is hij alsnog aan een ernstige longontsteking, een complicatie voortkomend uit het steekletsel, overleden.
Tussen de verdachte en het slachtoffer was, in ieder geval de dag van de noodlottige steekpartij, sprake van een gespannen sfeer. Uit het dossier blijkt dat zij eerder die dag al in een conflict verwikkeld waren. Daarvan was door het COA ook een verslag gemaakt, waarin onder meer werd vermeld dat het slachtoffer het toen al had over een mes dat de verdachte bij zich zou dragen. Het geweld lijkt dan ook te zijn voortgekomen uit deze eerder aanwezige onmin.
Hoewel de verdachte stelt geen aandeel te hebben gehad in de aanleiding van het geweld, heeft de rechtbank daar een andere kijk op. Op grond van de beelden kan de verdachte naar het oordeel van de rechtbank juist als de agressor worden aangemerkt. In de wetenschap dat hij een mes bij zich had, heeft de verdachte de fysieke confrontatie geïnitieerd, in reactie waarop het slachtoffer een gevechtshouding aannam en er over en weer werd uitgehaald. Dit duidt erop dat de verdachte zich actief in een gewelddadige situatie heeft begeven.
De rechtbank benadrukt de ernst van het feit en de ingrijpende gevolgen ervan voor het slachtoffer en diens familieleden. Het slachtoffer was een jonge man die op de vlucht was voor oorlog en natuurgeweld, die in Nederland een veilig bestaan wilde opbouwen met een beter toekomstperspectief dan hij voorheen had gehad. Het verlies van zijn leven heeft zijn familie onbeschrijfelijk getroffen. Vanwege haar vluchtelingenstatus in Turkije heeft de moeder van het slachtoffer niet eens de kans gehad om op een waardige manier afscheid van haar zoon te nemen aan zijn sterfbed. In de door haar geschreven nabestaandenverklaring beschrijft zij op invoelbare wijze dat zij de tijd zou willen terugdraaien en haar zoon laten terugkomen, maar voortaan moet leven in de wetenschap hem nooit meer te zullen zien of spreken.
Strafmaat
Levensdelicten behoren niet voor niets tot de ernstigste strafbare feiten die het Nederlandse strafrecht kent, aangezien door dergelijk handelen het hoogst beschermde rechtsgoed, het leven, op onomkeerbare wijze wordt aangetast. De rechtbank is daarom van oordeel dat enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passend antwoord is op het gepleegde misdrijf.
De rechtbank weegt bij de bepaling van de duur daarvan ook mee dat het incident plaatsvond op het terrein van een tankstation, waar op dat moment veel klanten aanwezig waren, direct tegenover het AZC gelegen waar zowel de verdachte als het slachtoffer verbleven. Dit leidde ertoe dat veel mensen het geweld, de zeer ingrijpende eerste hulpverlening en de afwikkeling ervan hebben gezien of er op andere wijze mee geconfronteerd zijn. Dit heeft veel onrust veroorzaakt, in het bijzonder bij de medebewoners van het AZC, als ook in de samenleving in bredere zin.
Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf ook gekeken naar wat in andere zaken waarin doodslag bewezen is verklaard doorgaans wordt opgelegd, en waaruit het geweld in die zaken bestond. Op een schaal van relatief lichtere naar zwaardere gevallen van doodslag acht de rechtbank het onderhavige geval meer passen bij eerstgenoemde categorie, onder meer omdat het slachtoffer niet herhaaldelijk is gestoken. Ook heeft de verdachte zich nadat het slachtoffer ineen is gezakt om hem bekommerd, hulp van omstanders ingeschakeld en de hulpdiensten laten alarmeren.
Gezien deze omstandigheden, alsmede het gegeven dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet uitgaat van vol opzet, maar van voorwaardelijk opzet, valt de op te leggen gevangenisstraf lager uit dan de eis van de officier van justitie. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 jaren passend en zal zij de verdachte daartoe veroordelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
38z-maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding om bovendien een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen. Gezien de omstandigheid dat de verdachte naar verwachting geen verblijfstitel zal verkrijgen en Nederland zal worden uitgezet, en het waarschijnlijk is dat hij een inreisverbod zal krijgen, acht de rechtbank het daarom niet noodzakelijk om een dergelijke maatregel op te leggen.