ECLI:NL:RBLIM:2025:1443

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
10814229 \ CV EXPL 23-5183
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en proceskosten in een bouwrechtelijke geschil tussen eiser en G&D Projectmanagement B.V.

In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A.J.H. de Lugt, een schadevergoeding van G&D Projectmanagement B.V. (hierna: G&D) ter hoogte van € 13.479,41. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor vervangende tegels, herstelkosten en deskundigenkosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 4 september 2024, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat G&D de deskundigenkosten van € 423,50 moet vergoeden. Eiser heeft vervolgens gespecificeerd dat de kosten voor de vervangende tegels van de toiletombouw € 250,83 bedragen, een bedrag dat door G&D niet is betwist en dus toewijsbaar is.

Eiser heeft daarnaast een bedrag van € 12.193,86 gevorderd voor herstelkosten, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat alleen de kosten die specifiek verband houden met de werkzaamheden voor de vervangende tegels in de badkamer voor vergoeding in aanmerking komen. G&D heeft een bedrag van € 1.313,82 voorgesteld als redelijke kosten voor deze werkzaamheden, wat de kantonrechter heeft aanvaard. Uiteindelijk is G&D veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 1.988,15 aan eiser, inclusief wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat G&D als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moet vergoeden, die zijn begroot op € 1.332,14. De wettelijke rente over deze kosten is toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitgesproken op 12 februari 2025 en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10814229 \ CV EXPL 23-5183
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F.A.J.H. de Lugt,
tegen
G & D PROJECTMANAGEMENT B.V.,
te Mheer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: G&D,
vertegenwoordigd door haar bestuurder J.A.W. Dobbelstein.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 september 2024
- de akte van [eiser]
- de antwoordakte van G&D.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] vordert G&D te veroordelen tot betaling van € 13.479,41 schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit de volgende onderdelen:
vervangende tegels € 862,50 (incl. btw)
herstelkosten € 12.193,86 (incl. btw)
deskundigenkosten € 423,50 (incl. btw)
2.2.
De kantonrechter verwijst naar en volhardt bij het tussenvonnis. Daarin is beslist dat de deskundigenkosten van € 423,50 door G&D vergoed dienen te worden. Verder is [eiser] bij dit tussenvonnis in de gelegenheid gesteld een akte te nemen ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor vervangende tegels en voor herstelkosten. Deze twee onderdelen zullen hierna verder worden beoordeeld.
vervangende tegels
2.3.
[eiser] is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om te specificeren welk gedeelte van het bedrag aan vervangende tegels betrekking heeft op de toiletombouw omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat alleen dat gedeelte van deze post voor vergoeding in aanmerking komt.
2.4.
[eiser] heeft bij akte gesteld dat de kosten van de vervanging van de tegels van de toiletombouw € 250,83 (incl. btw) bedragen. G&D heeft bij akte dit bedrag niet betwist. Het bedrag van € 250,83 is daarom toewijsbaar.
2.5.
[eiser] is echter verder van mening dat ook het restantbedrag voor de tegels door G&D vergoed moeten worden. In feite wil [eiser] de discussie tussen partijen op nog eens overdoen. De kantonrechter staat dat niet toe. Immers is reeds bij tussenvonnis op beslist dat van deze post alleen de kosten voor vervanging van de tegels van de toiletombouw door G&D vergoed dienen te worden.
herstelkosten
2.6.
[eiser] is bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nader te specificeren welk gedeelte van het bedrag van € 12.193,86 ziet op de kosten voor de werkzaamheden die gepaard zijn gegaan met de vervanging van de tegels in de badkamer inclusief de kosten van het opnieuw kitten van de badkamer. Alleen die kosten hoeft G&D namelijk aan [eiser] te vergoeden, zo is de kantonrechter van oordeel.
2.7.
[eiser] heeft in de daarna genomen akte het standpunt ingenomen dat G&D de gehele factuur van € 12.193,86 dient te vergoeden minus € 100,00. Een nadere specificatie van de kosten die naar het oordeel van de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking komen, heeft [eiser] hiermee niet gegeven. Aangezien [eiser] niets heeft gesteld over de materiaalkosten (tegels tellen in dit verband niet mee) en ook niets heeft gesteld over het aantal werkuren dat is besteed aan het opnieuw betegelen van de badkamer (inclusief kitwerk), zal de kantonrechter de daarmee gepaard gaande kosten schatten. Het door G&D bij antwoordakte gestelde bedrag van € 1.313,82 incl. btw lijkt niet onredelijk. G&D zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
conclusie hoofdsom
2.8.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat G&D zal worden veroordeeld om aan [eiser] een hoofdsom van € 1.988,15 (€ 423,50 + € 250,83 + € 1.313,82) te betalen.
buitengerechtelijke kosten
2.9.
Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. [eiser] heeft voor wat betreft de kosten van het herstel immers maar één brief aan G&D verzonden. Deze (zeer) beperkte werkzaamheden rechtvaardigen geen vergoeding krachtens 6:96 lid 2 onder c BW.
wettelijke rente
2.10.
[eiser] vordert G&D te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 12 juli 2022, althans 13 oktober 2022, althans 1 januari 2023, althans 18 augustus 2023, althans vanaf de dag van dagvaarding. Een onderbouwing dat G&D op 12 juli 2022/13 oktober 2022/1 januari 2023/18 augustus 2023 in verzuim is geraakt voor wat betreft de betaling van de (toewijsbare) hoofdsom, ontbreekt in de stellingen van [eiser] . Voor zover [eiser] vordert G&D te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente met ingang van één van deze data, zal zijn vordering daarom afgewezen worden. De wettelijke rente zal wel worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding aangezien G&D door de daad van dagvaarding in verzuim geraakt is.
proceskosten
2.11.
G&D zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 129,14
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
totaal: € 1.332,14
2.12.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van dagvaarding.
2.13.
In dit vonnis wordt geen aparte beslissing genomen over de gevorderde nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten. De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt G&D om aan [eiser] € 1.988,15 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 (de dag van dagvaarding) tot de dag van betaling,
3.2.
veroordeelt G&D tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.332,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
RW