ECLI:NL:RBLIM:2025:2295

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/03/335595 / FA RK 24-3069
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek van een meerderjarige met herstel van familiebanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 maart 2025 een beschikking gegeven in een adoptieverzoek van een meerderjarige, verzoekster, die in Colombia is geboren. Verzoekster heeft in 2005 en 2008 de broer en halfbroer van haar geadopteerde adoptanten, maar was zelf niet geadopteerd omdat de adoptanten niet op de hoogte waren van haar bestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de familiebanden tussen verzoekster en haar broer en halfbroer onbedoeld zijn verbroken door de adoptie. Verzoekster heeft een verzoek ingediend om door de adoptanten te worden geadopteerd, zodat de familiebanden hersteld kunnen worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster en de adoptanten bij herstel van de familieband zwaarder weegt dan de wettelijke voorwaarde van minderjarigheid. De rechtbank heeft daarbij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ingeroepen, dat het recht op familieleven waarborgt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het vasthouden aan de voorwaarde van minderjarigheid in dit geval een schending van het recht op familieleven zou opleveren. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de geslachtsnaam van verzoekster [achternaam X] zal luiden. Het bijkomende verzoek om de adoptanten als wettige ouders te erkennen werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/335595 / FA RK 24-3069
Beschikking van 13 maart 2025 betreffende adoptie
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] , [gemeente X] ,
hierna ook te noemen [verzoekster] ,
advocaat: mr. E.L.H. Ketelings, kantoorhoudend in Roermond.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[adoptant 1]
en
[adoptant 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] , [gemeente X] ,
tezamen hierna ook te noemen de adoptanten.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het navolgende:
  • het verzoekschrift, binnengekomen op 14 oktober 2024;
  • het F9-Formulier met bijlagen, ingediend door mr. Ketelings op 26 november 2024;
  • de mondelinge behandeling met gesloten deuren, die op 20 februari 2025 heeft plaatsgevonden en waarbij zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de adoptanten;
- de rechtbank heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan:
- [naam 1] , broer van verzoekster, hierna te noemen: [broer] ;
- [naam 2] , halfbroer van verzoekster, hierna te noemen: [halfbroer] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Colombia). Haar biologische moeder is [naam 3] en haar biologische vader is [naam 4] .
2.2.
[broer] en [halfbroer] zijn halfbroers van elkaar; zij hebben dezelfde moeder.
2.3.
Uit DNA-onderzoek blijkt dat verzoekster en [broer] broer en zus van elkaar zijn. Verder blijkt dat [verzoekster] en [halfbroer] halfzuster en halfbroer van elkaar zijn; zij hebben dezelfde moeder. De moeder van verzoekster is in 2015 overleden en haar vader wordt sinds 2009 vermist.
2.4.
[broer] en [halfbroer] zijn in respectievelijk 2005 en 2008 geadopteerd door de adoptanten.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om:
- haar adoptie door de adoptanten uit te spreken;
- te bepalen dat haar geslachtsnaam [achternaam X] zal luiden.
3.2.
[verzoekster] heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd. In 2023 is bij een bezoek van [broer] samen met zijn adoptief vader aan Colombia aan het licht gekomen dat [verzoekster] en [broer] zus en broer en mogelijk zelfs een tweeling zijn. In juli 2023 is [verzoekster] naar Nederland gekomen en spreekt de wens uit om net als haar broers bij adoptanten te verblijven. [verzoekster] is door haar familie in Colombia misbruikt, uitgebuit en mishandeld. Haar familie beschouwt haar als een last. De moeder van [broer] , [halfbroer] en [verzoekster] is in 2015 vermoord. [verzoekster] beoogt met haar adoptieverzoek in dezelfde juridische positie als [broer] en [halfbroer] te komen. Gezien de vastgestelde verwantschap tussen haar en [broer] en [halfbroer] en het feit dat [broer] en [halfbroer] zijn geadopteerd door de adoptanten ligt dit volgens haar zelfs voor de hand. [verzoekster] woont inmiddels meer dan een jaar bij de adoptanten en zij hebben haar verzorgd en opgevoed. [verzoekster] stelt dat aan alle wettelijke voorwaarden [1] is voldaan, behalve de voorwaarde van minderjarigheid van het adoptiefkind ten tijde van de indiening van het verzoekschrift.
[verzoekster] doet hierbij een beroep op artikel 8 EVRM [2] , omdat er in haar ogen uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn die rechtvaardigen dat zij ondanks haar meerderjarigheid wordt geadopteerd door adoptanten. Stringent vasthouden aan de in de wet gestelde voorwaarde van minderjarigheid levert naar haar mening een ontoelaatbare inbreuk op het in deze bepaling gewaarborgde recht op familieleven. [verzoekster] is ermee bekend dat dit verdrag geen absoluut recht op adoptie waarborgt en doet een beroep op uitzonderlijke omstandigheden. Deze zijn voornamelijk gelegen in het feit dat haar volle broer [broer] en haar halfbroer [halfbroer] eveneens door de adoptanten is geadopteerd.
[verzoekster] wil niets liever dan met haar broers in gezinsverband samenleven en in de toekomst samen met [broer] de zorg voor [halfbroer] gaan dragen. Het afstammingsbelang dat [verzoekster] heeft mag in haar ogen niet enkel vanwege haar leeftijd terzijde worden geschoven. Er bestond voor [verzoekster] geen mogelijkheid om al eerder geadopteerd te worden. Niemand wist immers van elkaars bestaan af. De slechte administratie in Colombia en/of achterhouden van deze informatie door haar moeder, met als gevolg het onbekend zijn met elkaars bestaan, kan en mag geen reden zijn om niet tot hetzelfde gezin te behoren als haar broers. De toekomst van [verzoekster] ligt in Nederland, bij haar broers en de adoptanten. Daarbij speelt tenslotte ook een rol dat [halfbroer] in de toekomst (wanneer de adoptiefouders dat niet meer kunnen) aangewezen zal zijn op hulp van derden. [verzoekster] wil die rol heel graag op zich nemen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De adoptanten zijn het eens met het verzoek van [verzoekster] . [verzoekster] is van harte welkom in hun gezin, dat zonder de adoptie van [verzoekster] niet compleet voelt. Als de adoptanten er in 2005 mee bekend waren geweest dat [broer] en [halfbroer] ook nog een (half)zusje hadden, dan hadden zij alle drie kinderen, dus ook [verzoekster] , geadopteerd. Ze wisten simpelweg niet van haar bestaan en juist daarom moet de voorwaarde van minderjarigheid in deze zaak terzijde worden geschoven en het adoptieverzoek worden toegewezen.

5.De beoordeling

Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk recht
5.1.
Nu [verzoekster] de Colombiaanse nationaliteit heeft, heeft de zaak een internationaal karakter en moet de rechtbank haar bevoegdheid en het toepasselijk recht ambtshalve beoordelen. Verzoekster heeft op het moment van de indiening van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Nu verzoekster woont in de [gemeente X] is de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de bevoegde instantie. [3] Volgens de wet [4] is Nederlands recht van toepassing op het adoptieverzoek, maar met de kanttekening dat op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen het recht toepasselijk is van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit, in dit geval de Colombiaanse. Dit ziet echter toe op de adoptie van minderjarige kinderen, waarvan in deze zaak geen sprake is. De rechtbank zal het verzoek dan ook naar Nederlands recht beoordelen.
De wettelijke voorwaarden
5.2.
Volgens de wet [5] zijn de voorwaarden voor adoptie (verkort weergegeven):
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
5.3.
Uit de overgelegde aktes blijkt dat aan de hiervoor sub b en c vermelde voorwaarden is voldaan. De moeder van verzoekster is overleden en haar vader wordt vermist, zodat de sub d en g gestelde voorwaarden niet aan de orde zijn; dit geldt ook voor de sub e gestelde voorwaarde. Verzoekster heeft onweersproken gesteld dat zij sinds juli 2023 deel uitmaakt van het gezin van de adoptanten, waarmee ook is voldaan aan de onder f gestelde voorwaarde. [verzoekster] was op het moment van de indiening van het adoptieverzoek 22 jaar oud. Dit betekent dat alleen niet voldaan is aan de hierboven onder punt a. vermelde voorwaarde. Dit wordt ook door [verzoekster] erkend, maar zij doet een beroep op de hiervoor vermelde bijzondere omstandigheden, die er volgens haar toe moeten leiden dat in de beoordeling van haar verzoek niet aan deze voorwaarde wordt vastgehouden. Daarmee spitst de beoordeling van het verzoek zich toe op de beoordeling van de wettelijke voorwaarde van minderjarigheid in de verhouding tot de naar voren gebrachte omstandigheden.
De voorwaarde van minderjarigheid
5.4.
De regeling van adoptie is in 1956 ingevoerd vanuit de gedachte dat adoptie in beginsel een maatregel van kinderbescherming is. Er zijn sindsdien enkele wetswijzigingen doorgevoerd die het moment van de beoordeling van de voorwaarde van minderjarigheid betroffen. Eerst was de dag van uitspraak in eerste aanleg het ijkmoment, nu is dat de dag van indiening van het verzoekschrift. De wetgever heeft in de verschillende regelingen steeds duidelijk bepaald tot welk moment een adoptieverzoek kan worden ingediend en daarbij vastgehouden aan de voorwaarde van minderjarigheid. De redactie van artikel 1:228 sub a BW is ook niet mis te verstaan: voorwaarde voor adoptie is dat het kind op de dag van het (eerste) adoptieverzoek minderjarig is. De voorwaarde is bovendien van dwingendrechtelijke aard. In de rechtspraak zijn uitspraken te vinden waarin deze voorwaarde desondanks terzijde is gesteld. Dit werpt de vraag op of de adoptie tegenwoordig nog enkel als kinderbeschermingsmaatregel moet worden beschouwd. Deze vraag dient in beginsel bevestigend te worden beantwoord: slechts indien sprake is van zéér bijzondere omstandigheden kan een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste gerechtvaardigd zijn, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat het de rechtsvormende taak van de rechter ver te buiten gaat, indien adoptie van meerderjarigen zou worden toegestaan door de aangegeven grens op te rekken. [6]
Artikel 8 EVRM
5.5.
Artikel 8 EVRM luidt:
  • Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
  • Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5.6.
In de rechtspraak wordt slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep op ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life in het kader van de voorwaarde van minderjarigheid bij adoptieverzoeken aangenomen. In deze zaken was steeds sprake van een situatie waarin de verzoeker jarenlang gedurende de minderjarigheid voor het kind had gezorgd. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake geweest. Met dit enkele gegeven is de vraag of in deze zaak met het vasthouden aan de voorwaarde van minderjarigheid sprake is van schending van family life echter nog niet beantwoord. De rechtbank zal het beroep van verzoekster hierop dus moeten beoordelen.
5.7.
Vaststaat dat [verzoekster] , [broer] en [halfbroer] (half)broers en zus van elkaar zijn. In 2005 waren geen van de betrokkenen ( [broer] , [halfbroer] , ICBF en de adoptanten) op de hoogte van het bestaan van [verzoekster] . De moeder van [verzoekster] , [broer] en [halfbroer] heeft in 2005 tegen de adoptief vader gezegd dat zij behalve [broer] en [halfbroer] geen andere kinderen had. Dit gebeurde bij een bezoek van de adoptief vader aan Colombia in verband met de voorbereiding van de adoptie van [broer] . Geconfronteerd met het bestaan van [halfbroer] hebben de adoptanten ook hem geadopteerd. Hadden de adoptanten op dat moment weet gehad van het bestaan van [verzoekster] , dan hadden zij haar op dat moment eveneens geadopteerd. Met de adoptie van [broer] en [halfbroer] is de juridische familieband tussen hen en hun (half)zus [verzoekster] onbedoeld en zelfs zonder dat de betrokkenen er erg in hebben gehad verbroken. Adoptie van [verzoekster] door de adoptanten is de enige mogelijkheid om de bloedverwantschap van [broer] , [halfbroer] en [verzoekster] te laten resulteren in herstel van de verbroken juridische familieband.
5.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of het belang van [verzoekster] bij herstel van de familieband met [broer] en [halfbroer] zodanig zwaar weegt dat vasthouden aan de eis van minderjarigheid schending van het recht op family life met zich meebrengt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Hoewel adoptie nog steeds geldt als een kinderbeschermingsmaatregel kunnen er andere belangen spelen die weliswaar buiten dit materieel domein vallen, maar dusdanig zwaar wegen dat hieraan vasthouden, en in het verlengde daarvan ook aan de eis van minderjarigheid een inbreuk op het recht op family life oplevert. De rechtbank weegt verder mee dat de biologische moeder in 2015 is overleden en dat haar de biologische vader sinds 2009 vermist wordt. Vasthouden aan de voorwaarde van minderjarigheid, met als gevolg het beletten van herstel van de onbedoeld verbroken familieband, levert naar het oordeel van de rechtbank schending op van het in artikel 8 lid 1 EVRM gewaarborgde recht op family life, terwijl niet gebleken is dat zich een van de in artikel 8 lid 2 EVRM vermelde algemene belangen voordoet. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit een uitzonderlijke situatie is die een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigt. Nu aan de overige wettelijke eisen voor adoptie is voldaan, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
5.9.
Het bijkomend verzoek tot bepaling dat de adoptanten de wettige ouders van verzoekster zijn wordt als niet gegrond op de wet afgewezen.
De geslachtsnaam na adoptie
5.10.
Verzoekster verzoekt de rechtbank te bepalen dat haar geslachtsnaam [achternaam X] zal luiden. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens de wet [7] heeft een kind dat door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot beide adoptanten van verschillend geslacht, die met elkaar zijn gehuwd, de geslachtsnaam van de vader, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de moeder, de oorspronkelijke geslachtsnaam of de geslachtsnaam van beide adoptanten in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde zal hebben. Verzoekster en de adoptanten hebben ter zitting gezamenlijk verklaard dat het hun wens is dat verzoekster de geslachtsnaam [achternaam X] zal dragen. Het verzoek is daarom op de wet gegrond en kan worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
spreekt uit de adoptie door [adoptant 1] en [adoptant 2] van [verzoekster] , op [geboortedatum] 2001 geboren te [geboorteplaats] , Colombia);
6.2.
bepaalt dat de geslachtsnaam van verzoekster zal luiden: [achternaam X] .
6.3.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F.M. van Swaaij, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier op 13 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 3, aanhef en sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in verbinding met artikel 262 Rv.
4.Artikel 10:105 lid 1 en lid 2 BW.
5.Artikel 1:228 BW.
6.Zie HR 25 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5053 en de bijbehorende conclusie A-G.
7.Artikel 1:5 lid 3 eerste volzin BW.