ECLI:NL:RBLIM:2025:2538

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
ROE 24/149
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de jachtakte van eiser wegens het vangen van beschermde vogels en het voorhanden hebben van verboden middelen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Limburg het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarbij de jachtakte van eiser is ingetrokken. Eiser had het goedgevonden dat zijn minderjarige zoon in het wild levende vogels, waaronder een ekster, kauw en kraai, had gevangen. Daarnaast had hij tien fazanten onder zich en had hij verboden middelen om vogels te vangen buiten een gebouw voorhanden. De rechtbank heeft op 4 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat de korpschef de jachtakte van eiser heeft ingetrokken. De rechtbank stelt vast dat de korpschef de intrekking heeft gebaseerd op overtredingen die erop wijzen dat eiser niet langer te vertrouwen is met het voorhanden hebben van wapens of munitie. Eiser betwist de vrees voor misbruik en voert aan dat hij handelde in het belang van zijn zoon en dat het een eenmalig incident betreft. De rechtbank wijst deze argumenten van de hand en concludeert dat de intrekking van de jachtakte in de gegeven omstandigheden niet onevenredig is.

Eiser heeft ook bezwaren geuit over rechtsongelijkheid en het ontbreken van een eerlijk proces, omdat hij pas laat de stukken heeft ontvangen waarop de korpschef de intrekking heeft gebaseerd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen en dat er geen schending van rechtsregels heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de jachtakte van eiser ingetrokken blijft.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en

de minister van Justitie en Veiligheid

(gemachtigden: mr. V.N. Chaudron en mr. R.S. Tenge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 29 november 2023 (het bestreden besluit). Met dit besluit heeft de minister besloten dat de korpschef van politie (de korpschef) de jachtakte van eiser terecht heeft ingetrokken.
2. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank moet beoordelen of de minister terecht heeft besloten dat de korpschef de jachtakte van eiser terecht heeft ingetrokken. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft besloten dat de korpschef de jachtakte van eiser terecht heeft ingetrokken. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen haar oordeel heeft.
5. De korpschef heeft de jachtakte van eiser ingetrokken omdat eiser het goed heeft gevonden dat zijn minderjarige zoon in het wild levende vogels (een ekster, kauw en kraai) heeft gevangen, eiser deze vogels en tien fazanten onder zich heeft gehad, hij daarmee zonder redelijk doel het welzijn van de vogels heeft benadeeld en hij verboden middelen om vogels te vangen buiten een gebouw voorhanden heeft gehad. [1] De korpschef heeft zich (onder meer) op het standpunt gesteld dat deze overtredingen aanwijzingen zijn dat aan eiser het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd. Hij vreest daarom voor misbruik van de jachtakte. [2] De minister vindt de intrekking van de jachtakte op deze grond terecht.
6. Eiser vindt de vrees niet terecht. Hij vindt dat sprake is van omstandigheden die de korpschef van de intrekking van zijn jachtakte hadden moeten laten afzien. Eiser voert daarover aan dat hij gehandeld heeft in het belang van zijn zoon, het een eenmalig incident betreft, hij (tot dat moment) een blanco strafblad had, wat is voorgevallen een jaar geleden is gebeurd en dat hij al jarenlang een jachtakte heeft. Eiser vindt ook dat het bestreden besluit op dit punt niet goed gemotiveerd is en leest niet waarom de minister geen waarde heeft gehecht aan opgegeven niet gehoorde referenten. [3]
6.1
Vaste rechtspraak [4] is dat iemand die een wapenverlof heeft zich in een uitzonderingspositie bevindt. Geringe twijfel aan het kunnen toevertrouwen van het onder zich hebben van wapens of munitie is daarom voldoende grond om het wapenverlof in te trekken of te weigeren. Deze twijfel moet onderbouwd en objectief toetsbaar zijn. Of het aan iemand kan worden toevertrouwd om wapens of munitie onder zich te hebben, kan volgens de Circulaire Wapens en Munitie 2019 onder andere worden aangenomen op basis van andere, niet uit veroordelingen of transacties gebleken, omtrent de betrokkene bekende feiten. De bezwaren die tegen de betrokkene bestaan moeten onder andere uit een proces-verbaal blijken.
6.2
De korpschef heeft de intrekking van de jachtakte van eiser gebaseerd op het proces-verbaal van de Provincie Limburg van 16 december 2022 en de bijlagen bij dat proces-verbaal. Het proces-verbaal is opgemaakt door buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in het kader van toezicht en handhaving. Eén van de bijlagen is een (op ambtsbelofte opgemaakt) proces-verbaal van verhoor van eiser en een andere bijlage een (op ambtsbelofte opgemaakt) proces-verbaal van verhoor van een getuige deskundig op het gebied van biologie, landschapsecologie, toxicologie en palynologie en zijnde ecoloog met als specialisme ornithologie.
6.2.1
Uit het proces-verbaal blijkt dat de boa’s hebben gezien dat de ekster, kauw, kraai en fazanten gevangen zaten en dat zich op het terrein van eiser buiten een gebouw verboden middelen om vogels te vangen bevonden. Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige blijkt dat de getuige naar aanleiding van foto’s van de aangetroffen gevangen ekster en kauw heeft verklaard dat de vogels door gevangen te zitten zoals op de foto’s is te zien, in hun welzijn worden benadeeld. Uit het proces-verbaal van verhoor van eiser blijkt dat eiser wist dat je deze vogels niet mag vangen en/of mag houden en dat hij omwille van zijn zoon niet heeft ingegrepen. Eiser erkent ook dat de aangetroffen vangmiddelen op zijn terrein buiten een gebouw aanwezig waren.
6.3
De minister stelt zich, onder verwijzing naar dat proces-verbaal en de verklaring van eiser zelf, terecht op het standpunt dat de feiten en omstandigheden die daaruit blijken voldoende zijn om de conclusie van de korpschef te kunnen dragen. Wat eiser aanvoert over de redenen om de aangetroffen situatie te gedogen, namelijk de ziekte van zijn zoon en het gegeven dat hij gepest werd, maken deze feiten en omstandigheden niet minder erg. Van eiser in zijn uitzonderingspositie mag worden verwacht dat hij niet toelaatbaar vindt dat vogels die in het wild leven worden gevangen en gevangengehouden zoals hij heeft toegelaten en dat hij verboden middelen buiten een gebouw aanwezig heeft om vogels te vangen. Dit is wat de minister ook in het bestreden besluit heeft overwogen. De rechtbank ziet daarom geen reden om te oordelen dat het bestreden besluit op dit punt niet goed genoeg gemotiveerd is. Er is verder geen rechtsregel die voorschrijft dat de minister gehoor moet geven aan een oproep om referenten over de vrees voor misbruik te horen. Het bestreden besluit is daarom ook niet onvoldoende gemotiveerd omdat de minister daarop niet is ingegaan.
7. De rechtbank acht de intrekking van de jachtakte in de gegeven omstandigheden niet onevenredig. Van een lichte (administratieve) onregelmatigheid, zoals in de uitspraken waarnaar eiser heeft verwezen, is hier geen sprake. Eiser heeft meerdere overtredingen begaan, die bovendien hebben geleid tot benadeling van wilde vogels in hun welzijn. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat dat (geringe) twijfel oplevert aan het aan eiser toevertrouwen van de uitzonderingspositie die van een jachtakte uitgaat. De minister heeft dat zwaarder kunnen wegen dat de door eiser genoemde omstandigheden, zoals dat hij al lange tijd (probleemloos) een jachtakte heeft gehad en er sprake is van een eenmalig incident.
8. Eiser herhaalt zijn bezwaren dat sprake is van rechtsongelijkheid en dat hij geen eerlijk proces heeft gehad omdat hij pas zo laat de stukken heeft gekregen waarop de korpschef de intrekking gebaseerd heeft. Hij herhaalt ook dat er strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en het beginsel van fair play omdat hij zijn zienswijze en administratief beroep zonder die stukken heeft moeten opstellen. Het zo laat verstrekken van de stukken is volgens eiser in strijd met de goede procesorde en het rechtszekerheidsbeginsel omdat de minister geen goede reden heeft voor het zo laat indienen van de stukken. Eiser vindt verder dat hij in zijn verdediging is geschaad omdat hij pas ontvangst van de stukken kon reageren op wat in die stukken staat. [5]
7.1
De rechtbank volgt eiser ook hierin niet. Eiser heeft de stukken twee weken voorafgaande aan de hoorzitting gekregen. Dit is een gebruikelijke termijn voor het ter inzage leggen van stukken voorafgaande aan een hoorzitting. Eiser heeft vervolgens tijdens de hoorzitting de gelegenheid gehad om naar voren te brengen wat hij van belang achtte en daarna nog bijna drie maanden de tijd gehad om wat hij eventueel nog vergeten had aan te voeren nog in te brengen. De rechtbank ziet daarom niet dat één van de genoemde rechtsregels bij de totstandkoming van het bestreden besluit is geschonden. Er is ook niets misgegaan door het pas op dat moment verkrijgen van de stukken. Dat heeft de gemachtigde van eiser op de zitting verklaard. Zijn zienswijze heeft eiser ingediend voorafgaande aan de intrekking van zijn jachtakte door de korpschef en dus voorafgaande aan de fase waarin de minister het bestreden besluit heeft voorbereid. Dat eiser de stukken toen nog niet had, raakt de voorbereiding van het bestreden besluit daarom niet. De rechtspraak waarop eiser in dit verband wijst laat de rechtbank buiten beschouwing, omdat die rechtspraak niet steunt wat eiser aanvoert, maar over iets anders gaat.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en zijn jachtakte ingetrokken blijft.
10. De rechtbank ziet geen reden om te bepalen dat de minister het griffierecht dat eiser voor de behandeling van het beroep heeft moeten betalen, moet vergoeden en ook geen reden om de minister te veroordelen tot een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.H.J. Laeven, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 18 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Overtreding van artikel 3.1, eerste lid van de Natuurbeschermingswet (Nbw), artikel 3.2, zesde lid, van de Nbw en artikel 3.24, tweede lid, van de Nbw
2.Artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Natuurbeschermingswet
3.Eiser heeft verwezen naar de Circulaire Wet Wapens en Munitie en naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 2 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3986)
5.Eiser verwijst naar de uitspraak van het College van beroep voor het bedrijfsleven van 24 november 2020