3.3.Na ontvangst van het rapport heeft het CBR eiser op de hoogte gesteld van de uitslag van het onderzoek en aan hem medegedeeld dat hij niet geschikt is om te rijden. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een tweede onderzoek aan te vragen. Vervolgens heeft het CBR op 9 mei 2023 het primaire besluit genomen waarin het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard. Bij het bestreden besluit is deze beslissing gehandhaafd.
4. Eiser voert in de kern aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Volgens eiser vertoont het rapport gebreken en is het niet concludent zodat het CBR zich hierop niet mocht baseren. Eiser heeft bij de beantwoording van de vragen van de psychiater belangrijke nuances aangebracht die ten onrechte niet in het rapport zijn opgenomen. Eiser heeft dit na het inzien van het rapport kenbaar gemaakt maar de psychiater heeft hier niks mee gedaan. Het CBR had hier rekening mee moeten houden en moeten nagaan of dit mogelijk tot een andere conclusie kon leiden. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat in het rapport niet inzichtelijk is welke argumenten leiden tot de diagnose drugsmisbruik en welke waarde wordt toegekend aan de bevindingen. Het CBR moet onderzoeken of het rapport van de psychiater voldoende concludent is. Volgens eiser heeft het CBR dat ten onrechte niet gedaan.
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep nu hij inmiddels weer in het bezit is van een geldig rijbewijs. Procesbelang is namelijk aanwezig als het resultaat dat eiser nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijk betekenis kan hebben. Namens eiser is ter zitting aangevoerd dat een gegrond beroep kan leiden tot de opheffing van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs waardoor de beperking van de geldigheidsduur die nu op het rijbewijs rust, komt te vervallen. Daarnaast is eisers belang gelegen in een eventuele schadevergoeding. De rechtbank acht dit voldoende om aan te nemen dat eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bestaat in een geval waarin de diagnose drugsmisbruik is gesteld slechts aanleiding om het bestreden besluit niet in stand te laten, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet leidt tot de dwingende conclusie dat sprake is van drugsmisbruik, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusie daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het CBR de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
7. In paragraaf 8.8. van de bijlage bij de Regeling is de eis gesteld dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Uit hoofdstuk 2 van die bijlage volgt dat met een specialistisch rapport is bedoeld een rapport dat is opgesteld en ondertekend door een medisch specialist, waarbij het is toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist zijn uitgevoerd door een derde.
Is het rapport van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand gekomen?
8. De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de psychiater de antwoorden van eiser verkeerd heeft begrepen of verkeerd heeft opgeschreven. Een medisch specialist zoals een psychiater moet in staat worden geacht verklaringen op een juiste manier in het rapport te verwerken. De rechtbank kan eiser ook niet volgen in zijn standpunt dat het CBR had moeten nagaan of de door eiser voorgestelde correcties tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. Het CBR heeft dit in het bestreden besluit en verweerschrift ook voldoende toegelicht. Zo is toegelicht dat keurend psychiaters als medisch deskundigen onafhankelijk en competent zijn om een persoon te onderzoeken, waaronder ook wordt verstaan het observeren van de betrokkene en het op juiste wijze registreren van de bevindingen. Daarbij heeft het CBR benadrukt dat de psychiater geen belang heeft bij het vermelden van onjuistheden in het verslag. Eiser heeft na de inzage van het rapport kenbaar gemaakt dat hierin fouten waren opgenomen. De psychiater heeft op basis van zijn kennis en ervaring een diagnose gesteld en heeft kennis genomen van de door eiser voorgestelde correcties. Dit is voor de psychiater geen aanleiding geweest om het rapport of de conclusie die daaruit volgt te wijzigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CBR geen aanleiding hoeven zien om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De rechtbank overweegt voorts dat, ondanks dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van het formele correctierecht, dit recht slechts bedoeld is om objectieve gegevens te verbeteren, niet om verklaringen achteraf bij te stellen.De door eiser voorgestelde correcties betreffen naar het oordeel van de rechtbank geen objectieve gegevens. Daarnaast had het op de weg van eiser gelegen om een tweede onderzoek te laten plaatsvinden of zelf een deskundige in te schakelen, indien hij het niet eens was met de uitkomst van het onderzoek.
Mocht het CBR zijn besluit op het psychiatrisch rapport baseren?
9. De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of het CBR zijn besluit op het rapport mocht baseren. De rechtbank overweegt als volgt.