ECLI:NL:RBLIM:2025:2776

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
ROE 23/1950
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 26 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiser, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag vanwege drugsmisbruik, heeft in zijn beroep aangevoerd dat het besluit van het CBR onvoldoende gemotiveerd is en dat het rapport van de psychiater gebreken vertoont. Het CBR had op basis van een rapport van een psychiater geconcludeerd dat eiser ongeschikt was om te rijden, omdat hij onder invloed van drugs had gereden en de vereiste recidiefvrije periode van één jaar niet was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat het rapport van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat er voldoende aanwijzingen zijn voor de diagnose drugsmisbruik. Eiser had de mogelijkheid om een tweede onderzoek aan te vragen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.L. Antonides),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR,

(gemachtigde: mr. P.A. Leerentveld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het CBR om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren.
1.1.
Het CBR heeft met het besluit van 9 mei 2023 aan eiser medegedeeld dat hij ongeschikt is om te rijden omdat uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van drugsmisbruik en de vereiste recidiefvrije periode van één jaar niet voorbij is (het primaire besluit). Zijn rijbewijs is daarom ongeldig verklaard per 16 mei 2023. Met de beslissing op bezwaar van 18 juli 2023 is het CBR bij dat besluit gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Draaijer, waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
Het voor deze uitspraak relevante juridische kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
De totstandkoming van het besluit
3. Bij brief van 9 november 2022 heeft de politie aan het CBR een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) gedaan. Uit de bij de brief gevoegde processen-verbaal blijkt dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën AM/B/T. Uit de bij de brief gevoegde processen-verbaal en het rapport blijkt dat eiser op 9 november 2022 onder invloed van MDMA, MDA en cannabis een bakwagen heeft bestuurd. Uit bloedonderzoek is gebleken dat het MDMA-gehalte 260 microgram per liter bloed bedroeg, het MDA-gehalte in het bloed van eiser 15 microgram per liter bloed bedroeg en het THC-gehalte in het bloed van eiser 12 microgram per liter bloed bedroeg. De grenswaarde van deze stoffen, wanneer zij in combinatie worden gebruikt, bedragen respectievelijk 25 microgram per liter bloed, 25 microgram per liter bloed en 1 microgram per liter bloed.
3.1.
Op basis van deze mededeling heeft het CBR bij besluit van 13 december 2022 aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd vanwege drugsgebruik.
3.2.
Dit onderzoek is verricht door psychiater [naam psychiater] op 27 februari 2023. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 22 maart 2023 (hierna: het rapport). In dat rapport wordt – samengevat – geconcludeerd dat er sprake is van drugsmisbruik en dat het aannemelijk is dat er bij eiser geen stoornis in het drugsgebruik meer is sinds 10 november 2022. Verder acht de psychiater eiser niet in staat om een rijbewijs te hebben volgens de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling), aangezien de recidiefvrije periode van één jaar nog niet is verstreken.
3.3.
Na ontvangst van het rapport heeft het CBR eiser op de hoogte gesteld van de uitslag van het onderzoek en aan hem medegedeeld dat hij niet geschikt is om te rijden. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een tweede onderzoek aan te vragen. Vervolgens heeft het CBR op 9 mei 2023 het primaire besluit genomen waarin het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard. Bij het bestreden besluit is deze beslissing gehandhaafd.
De beroepsgronden
4. Eiser voert in de kern aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Volgens eiser vertoont het rapport gebreken en is het niet concludent zodat het CBR zich hierop niet mocht baseren. Eiser heeft bij de beantwoording van de vragen van de psychiater belangrijke nuances aangebracht die ten onrechte niet in het rapport zijn opgenomen. Eiser heeft dit na het inzien van het rapport kenbaar gemaakt maar de psychiater heeft hier niks mee gedaan. Het CBR had hier rekening mee moeten houden en moeten nagaan of dit mogelijk tot een andere conclusie kon leiden. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat in het rapport niet inzichtelijk is welke argumenten leiden tot de diagnose drugsmisbruik en welke waarde wordt toegekend aan de bevindingen. Het CBR moet onderzoeken of het rapport van de psychiater voldoende concludent is. Volgens eiser heeft het CBR dat ten onrechte niet gedaan.
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep nu hij inmiddels weer in het bezit is van een geldig rijbewijs. Procesbelang is namelijk aanwezig als het resultaat dat eiser nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijk betekenis kan hebben. Namens eiser is ter zitting aangevoerd dat een gegrond beroep kan leiden tot de opheffing van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs waardoor de beperking van de geldigheidsduur die nu op het rijbewijs rust, komt te vervallen. Daarnaast is eisers belang gelegen in een eventuele schadevergoeding. De rechtbank acht dit voldoende om aan te nemen dat eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep.
Toetsingskader
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bestaat in een geval waarin de diagnose drugsmisbruik is gesteld slechts aanleiding om het bestreden besluit niet in stand te laten, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet leidt tot de dwingende conclusie dat sprake is van drugsmisbruik, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. [1] Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusie daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het CBR de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd. [2]
7. In paragraaf 8.8. van de bijlage bij de Regeling is de eis gesteld dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Uit hoofdstuk 2 van die bijlage volgt dat met een specialistisch rapport is bedoeld een rapport dat is opgesteld en ondertekend door een medisch specialist, waarbij het is toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist zijn uitgevoerd door een derde.
Is het rapport van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand gekomen?
8. De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de psychiater de antwoorden van eiser verkeerd heeft begrepen of verkeerd heeft opgeschreven. Een medisch specialist zoals een psychiater moet in staat worden geacht verklaringen op een juiste manier in het rapport te verwerken. De rechtbank kan eiser ook niet volgen in zijn standpunt dat het CBR had moeten nagaan of de door eiser voorgestelde correcties tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. Het CBR heeft dit in het bestreden besluit en verweerschrift ook voldoende toegelicht. Zo is toegelicht dat keurend psychiaters als medisch deskundigen onafhankelijk en competent zijn om een persoon te onderzoeken, waaronder ook wordt verstaan het observeren van de betrokkene en het op juiste wijze registreren van de bevindingen. Daarbij heeft het CBR benadrukt dat de psychiater geen belang heeft bij het vermelden van onjuistheden in het verslag. Eiser heeft na de inzage van het rapport kenbaar gemaakt dat hierin fouten waren opgenomen. De psychiater heeft op basis van zijn kennis en ervaring een diagnose gesteld en heeft kennis genomen van de door eiser voorgestelde correcties. Dit is voor de psychiater geen aanleiding geweest om het rapport of de conclusie die daaruit volgt te wijzigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CBR geen aanleiding hoeven zien om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De rechtbank overweegt voorts dat, ondanks dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van het formele correctierecht, dit recht slechts bedoeld is om objectieve gegevens te verbeteren, niet om verklaringen achteraf bij te stellen. [3] De door eiser voorgestelde correcties betreffen naar het oordeel van de rechtbank geen objectieve gegevens. Daarnaast had het op de weg van eiser gelegen om een tweede onderzoek te laten plaatsvinden of zelf een deskundige in te schakelen, indien hij het niet eens was met de uitkomst van het onderzoek.
Mocht het CBR zijn besluit op het psychiatrisch rapport baseren?
9. De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of het CBR zijn besluit op het rapport mocht baseren. De rechtbank overweegt als volgt.
9.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019 [4] – die overigens ziet op alcoholmisbruik – volgt dat een psychiater de conclusie dat sprake is van ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ niet uitsluitend kan stellen op basis van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. De betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie is namelijk laag, omdat de bestuurder in kwestie het rijbewijs normaal gesproken wil behouden. Verder is het ademalcoholgehalte steeds een momentopname. Daarom kan de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ alleen worden verkregen met de hulp van meerdere aanwijzingen die die diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor aanwezigheid van een alcoholprobleem. Die aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Daarnaast is het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol een aanwijzing voor alcoholtolerantie en daarmee voor de aanwezigheid van problemen met het gebruik van alcohol. In dat verband kan worden gedacht aan het kunnen besturen van een auto onder invloed van hoge promillages alcohol. Er moet dus sprake zijn van meerdere aanwijzingen die de diagnose ondersteunen.
9.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023 volgt dat deze rechtspraak over de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ ook geldt voor de diagnose ‘drugsgebruik in ruime zin’. [5] De Afdeling heeft in deze uitspraak verder verduidelijkt dat uit de uitspraak van 24 april 2019 niet mag worden afgeleid dat een diagnose door een psychiater nimmer kan worden gebaseerd op alleen de anamnese. In het geval een betrokkene in zijn (betrouwbaar te achten) verklaring bevestigt dat sprake is van drugsmisbruik, is dat juist bijzonder waardevol en kan het als basis worden gebruikt voor de psychiatrische conclusie van misbruik.
9.3.
Volgens het rapport is bij eiser sprake van drugsmisbruik. In de samenvattende beschouwing en psychiatrische diagnose staat:

Betrokkene is een 32-jarige logistiekmedewerker. Vanaf 22 jaar ging hij geleidelijk meer cannabis gebruiken, tot een ruim boven recreatief gebruik op moment van aanhouding. Volgens de score van hoofdstuk 10 t.a.v. afhankelijkheid/verslaving geeft betrokkene op de vragen standaard negatieve antwoorden. Toch heeft hij, ook voor zijn werk, vaker binnen 48 uur na cannabisgebruik gereden in een auto/bus. Dit gebruik heeft betrokkene na aanhouding tot het weekend en max. 1 à 2 joints beperkt. XTC heeft hij vanaf moment aanhouding volledig afgezworen. Hij heeft enorme spijt van zijn rijden na gebruik. Ook is er reële schaamte aanwezig bij betrokkene tijdens onderzoek.”
9.4.
De rechtbank stelt vast dat de conclusie dat sprake is van drugsmisbruik in het rapport voornamelijk gebaseerd is op de anamnese van eiser. De rechtbank stelt ook vast dat in de anamnese uitgebreid is ingegaan op het drugsgebruik van eiser in het jaar voorafgaand aan de aanhouding en op mogelijke kenmerken van een stoornis in drugsgebruik gedurende die periode. Uit de anamnese heeft de psychiater geconcludeerd dat er wel aanwijzingen zijn voor een stoornis in het gebruik van drugs. Dit naar aanleiding van een meer dan recreatief gebruik in het jaar voor de aanhouding, met 20 tot 30 euro gebruik van cannabis per week, zo nu en dan rijden met de wagen binnen 48 uur na cannabisgebruik, een hoge bloedspiegel THC bij aanhouding en het gebruik van XTC één keer per maand, 1 à 2 op een avond. Volgens het rapport volgen uit het psychiatrisch onderzoek en uit het laboratoriumonderzoek geen aanwijzingen voor een stoornis in het gebruik van drugs. Uit de samenvatting van de DSM-5 classificatie volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor een stoornis in het gebruik van drugs. Bij ‘recidiverend drugsgebruik in situaties waarin dit fysiek gevaar oplevert’ is ‘ja’ ingevuld. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat eiser te rooskleurig over zijn drugsmisbruik heeft verklaard. Zijn verklaring is dan ook betrouwbaar en duidt bovendien op misbruik, zoals blijkt uit de bevindingen van de psychiater. De psychiater mocht de anamnestische gegevens van eiser daarom gebruiken als basis voor zijn diagnose. De verklaringen van eiser tijdens de anamnese geven duidelijke signalen van misbruik en kunnen de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van misbruik. De bevindingen in het rapport kunnen de conclusie van de psychiater dan ook dragen.
9.5.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er meerdere aanwijzingen zijn die de diagnose ondersteunen en die een aanwijzing vormen voor aanwezigheid van drugsmisbruik. Zoals het CBR ter zitting heeft opgemerkt, kunnen deze aanwijzingen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding waaruit volgens het CBR volgt dat het gebruik ten tijde van de aanhouding hoog was. Uit het proces-verbaal van verhoor na de aanhouding van 9 november 2022 volgt dat eiser heeft verklaard dat hij de afgelopen 48 uur vier, maximaal vijf jointjes had gebruikt. Ook heeft eiser verklaard dat hij regelmatig, om de dag of dagelijks na het werken softdrugs gebruikt. Ook heeft eiser verklaard dat hij XTC gebruikt als hij in het weekend naar feesten gaat. Eiser heeft verklaard dat hij softdrugs heeft gerookt en het afgelopen weekend maximaal zes XTC pillen heeft ingenomen. Ook is gebleken dat het gehalte van soft- en harddrugs in het bloed van eiser ten tijde van de aanhouding ruim hoger is dan de grenswaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal waaruit volgt dat het gebruik van eiser tijdens de aanhouding hoger was dan recreatief gebruik. Het CBR heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat de processen-verbaal ook aan de psychiater wordt toegestuurd. Dat de psychiater kennelijk geen reden heeft gezien om hierover iets op te nemen in het rapport of eiser vragen te stellen naar aanleiding van de processen-verbaal, doet niet af aan het feit dat uit zowel uit het rapport als het proces-verbaal volgt dat er sprake was van een meer dan recreatief drugsgebruik.
9.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het rapport voldoende ondersteuning biedt voor de diagnose drugsmisbruik. Daarnaast volgt uit het voorgaande dat er meerdere aanwijzingen zijn die deze diagnose ondersteunen. Het CBR mocht zijn besluit dan ook op het rapport en deze aanwijzingen baseren.

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025. .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 maart 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 134, tweede lid en derde lid.
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
3. Indien het CBR voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, deelt het dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. De aan dit tweede onderzoek verbonden kosten, waarvan de hoogte door het CBR wordt vastgesteld, komen ten laste van betrokkene. De artikelen 132 en 133 alsmede het eerste en het vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing. De in de eerste volzin bedoelde mededeling wordt niet gedaan, indien het rijbewijs van de houder inmiddels op grond van artikel 123b ongeldig is geworden.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a en b.
2. Indien een van de in artikel 2 aangewezen stoffen is gebruikt en gemeten in combinatie met een of meer andere van deze stoffen, alcohol of met een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, is de grenswaarde voor iedere in het eerste lid genoemde stof en alcohol in geval van:
a. amfetamine, methamfetamine, MDMA, MDEA of MDA: 25 microgram amfetamine, methamfetamine, MDMA, MDEA of MDA per liter bloed;
b. cannabis: 1,0 microgram tetrahydrocannabinol per liter bloed;

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1620.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3760.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:200.