ECLI:NL:RBLIM:2025:3973

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11348407 \ CV EXPL 24-5138
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst met bijbehorende boete en proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een makelaar en zijn voormalige werkgever over de schending van een concurrentie- en relatiebeding. De eiser, een makelaar, vorderde dat de gedaagde, zijn voormalige werknemer, zou worden veroordeeld tot betaling van een boete wegens overtreding van deze bedingen. De gedaagde had na beëindiging van zijn dienstverband werkzaamheden verricht voor een concurrerende makelaardij en had contact onderhouden met relaties van de eiser, wat in strijd was met de overeengekomen bedingen in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het relatiebeding had geschonden door contact te hebben met een voormalige klant van de eiser, en dat hij ook het concurrentiebeding had overtreden door werkzaamheden te verrichten voor een concurrerende onderneming. De kantonrechter kende een boete toe van € 25.000,00 aan de eiser, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de proceskosten. De vordering van de gedaagde in reconventie werd afgewezen, evenals zijn verzoek om vernietiging van de bedingen. De rechter concludeerde dat de bedingen niet onredelijk beperkend waren en dat de eiser een zwaarwegend belang had bij handhaving van deze bedingen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11348407 \ CV EXPL 24-5138
Vonnis van 23 april 2025 – bij vervroeging
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
h.o.d.n. [handelsnaam 1].,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. D.M. Lai,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
gemachtigde: mr. P.H.J. Nass.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van 11 maart 2025 met productie(s) van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , geboren op [geboortedatum] 1959, is op 1 december 2011 bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dienst getreden in de functie van makelaar.
2.2.
De schriftelijk tussen partijen aangegane arbeidsovereenkomst bevat in artikel 11 een concurrentie- en relatiebeding, beide versterkt met een boeteclausule.
2.3.
In juni en juli 2023 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werkzaamheden verricht voor het object [adres 1] te [plaats 1] . Hij heeft in die tijd onder meer mevrouw [naam] - de toenmalige eigenaresse van dat pand - bezocht om de verkoop van dat pand te bespreken en aan haar een offerte toegezonden. Ook heeft hij toen een schatting van de verkoopprijs gemaakt. Mevrouw [naam] heeft vervolgens afgezien van de verkoop van dat pand.
2.4.
Op 17 augustus 2023 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgezegd vanwege de bedrijfseconomische situatie binnen de eenmanszaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Als gevolg van deze opzegging is de arbeidsovereenkomst geëindigd op 30 november 2023.
2.5.
Sinds 17 november 2023 heeft op de website van Funda de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] te koop gestaan. De verkooptekst op de website heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgesteld, terwijl die woning niet via [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te koop aangeboden werd, maar via [naam makelaardij] . Deze woning is uiteindelijk verkocht op 15 januari 2024.
2.6.
Op 1 december 2023 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een eigen makelaarskantoor opgericht onder de naam [handelsnaam 2] .
2.7.
In mei 2024 is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er achter gekomen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op de website van zijn eigen onderneming het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] (zie hiervoor in 2.3) te koop aanbiedt
2.8.
Bij e-mail van 23 mei 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesommeerd:
  • zijn werkzaamheden in verband met het pand te [plaats 1] te staken
  • tot betaling van een boete van € 14.000,00 wegens overtreding van het relatiebeding.
2.9.
In de daarop volgende correspondentie heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de verschuldigdheid van de boete betwist en zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van overtreding van het relatiebeding.
2.10.
Bij e-mail van 26 juni 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevraagd om uitleg inzake het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] .
2.11.
Bij e-mail van 28 juni 2024 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] medegedeeld dat de verkoper van het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] geen klant is geweest van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en dat die verkoper niet door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] benaderd is.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert:
voor recht te verklaren dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het relatiebeding en het concurrentiebeding heeft overtreden ten aanzien van het verkoopobject aan de [adres 1] te [plaats 1] en de [adres 2] te [plaats 2] ,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot onmiddellijke nakoming van het relatiebeding te bevelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 48.500,00 aan contractuele boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van eventueel nog te verbeuren contractuele boetes,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert:
gehele vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding, althans gedeeltelijke vernietiging van het relatiebeding,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert daarnaast voorwaardelijk om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 13.000,00, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proces- en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft deze vordering ingesteld voor het geval dat de onderdelen 1, 2, 3 en 4 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ vordering geheel of gedeeltelijk worden toegewezen en onderdeel 1. van de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt afgewezen.
3.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is van mening dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet worden afgewezen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of de vordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot (gehele of gedeeltelijke) vernietiging van het relatie- en concurrentiebeding slaagt. De op dat onderdeel te nemen beslissing heeft immers invloed op de beoordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ vordering in conventie aangezien die is gegrond op deze bedingen en het daarvan onderdeel uitmakende boetebeding. Vervolgens zal, indien aan de voorwaarde wordt voldaan, de voorwaardelijke vordering in reconventie beoordeeld worden.
in reconventie
4.2.
Het concurrentie- en het relatiebeding staan in respectievelijk de leden 1 en 2 van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst. Die luiden als volgt:
Het is werknemer verboden om gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst, alsmede gedurende een periode van 1 (één) jaar na beëindiging daarvan, in een straal van 10 kilometer, waarbij de gemeente Reuver als middelpunt geldt, direct danwel indirect in enigerlei vorm een onderneming, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever te (doen) vestigen of te (doen)drijven, danwel in welke vorm dan ook, direct danwel indirect financieel belang bij/in een dergelijke onderneming te (doen) hebben, of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard dan ook te hebben,
Na beëindiging van het dienstverband zal de werknemer zich voor een periode van 1 (één) jaar er strikt van onthouden om relaties en/of opdrachtgevers van de werkgever – direct of indirect – te benaderen en of met hen – op welke wijze ook (gebruik van social media daarin inbegrepen) – zaken te doen en/of contacten te onderhouden. Eveneens is het de werknemer verboden om binnen genoemde periode bij relaties en/of opdrachtgevers van de werkgever binnen voormelde periode in dienst te treden. Onder “relaties en/of opdrachtgevers” van de werkgever worden in dit verband tevens verstaan de potentiële relaties en/of opdrachtgevers die voorkomen in het offertebestand van de werkgever en/of waarmee de werkgever onderhandelingen voert of heeft gevoerd omtrent mogelijke toekomstopdrachten. Daarenboven is het de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst strikt verboden om te trachten, direct of indirect, personeel van de werkgever – of van een met de werkgever gelieerde vennootschap -ertoe te bewegen in dienst te treden bij (een onderneming van ) de werknemer dan wel bij een andere werkgever.
4.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat het relatiebeding (lid 2: hiervoor geciteerd in 4.2) onduidelijk is geformuleerd door het gebruik van de woorden “en of” in de derde regel van het citaat. Volgens hem is het daardoor onduidelijk of het gaat om cumulatieve of alternatieve voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat er op dit punt geen sprake is van onduidelijkheid. Het is duidelijk (genoeg) dat het (kort gezegd) benaderen van relaties verboden is en dat daarnaast ook het zaken doen/contacten onderhouden met die relaties afzonderlijk verboden is. Van cumulatieve voorwaarden is geen sprake.
4.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verder aan dat zowel het concurrentie- als het relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigd dient te worden op grond van artikel 7:653 lid 3 BW. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op 7:653 lid 3 BW niet slaagt. Daartoe overweegt zij het volgende.
4.4.1.
In 7:653 lid 3 onderdeel a BW staat dat de kantonrechter een concurrentiebeding (waar een relatiebeding ook onder valt) kan vernietigen indien het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich dus op deze bepaling. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet langer een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft bij het relatie- en concurrentiebeding. Hij doet dat met het argument dat de onderneming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is ingekrompen waarbij, zo stelt hij, de inspanningen van en betrokkenheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet meer nodig waren. Dit betoog slaag niet. Vast staat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de arbeidsovereenkomst met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft opgezegd wegens bedrijfseconomische redenen omdat het financieel niet goed ging met zijn onderneming. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was binnen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ onderneming verantwoordelijk voor de regio Maastricht en omstreken. Het is niet zo dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen die regio niet meer actief is door/na het vertrek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft die werkzaamheden zelf op zich genomen en heeft daardoor wel degelijk (nog steeds) een zwaarwegend bedrijfsbelang bij de bewuste bedingen.
4.4.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt verder dat hij in verhouding tot het te beschermen belang van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , onbillijk wordt benadeeld door de bedingen. In artikel 7:653 lid 3 sub b BW staat dat de kantonrechter in een dergelijke geval een beding geheel of gedeeltelijk kan vernietigen. Ook op deze bepaling doet [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tevergeefs een beroep. Het te beschermen belang van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is aanzienlijk. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in de loop der jaren onder de vlag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ onderneming contacten gelegd/relaties onderhouden in de regio Maastricht en omstreken. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft na het vertrek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en door de (onbetwist) slechte financiële situatie juist een groot belang bij handhaving van de in het relatie- en het concurrentiebeding vastgelegde verboden. Die bedingen zijn bovendien niet zo beperkend als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wil doen voorkomen. Een straal van 10 kilometer waarbinnen gedurende één jaar niet mag worden geconcurreerd, is niet onredelijk en geeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ook rekening houdend met zijn leeftijd en het feit dat hij in [woonplaats 2] woont en daar zijn sociale contacten heeft, voldoende ruimte om op niet onaanvaardbare afstand van die plaats elders aan de slag te gaan bij een andere werkgever of als zelfstandige. Ook het relatiebeding belemmert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet op onredelijke wijze. Vast is immers komen te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] weet met welke relaties hij gedurende zijn werkzame periode bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] contact heeft gehad en het is hem dan ook zonder meer duidelijk met wie hij op basis van het relatiebeding gedurende één jaar geen zaken mag doen/contacten mag onderhouden. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hem geen lijst verstrekt heeft van relaties, is dan ook geen aspect dat bij de belangenafweging een rol kan spelen. Uit dit alles volgt dat er geen grond is voor gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bedingen.
4.5.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de vordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden afgewezen.
in conventie
4.6.
De kantonrechter zal hierna de afzonderlijke onderdelen van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] beoordelen.
schending relatie- en concurrentiebeding?
het pand in [plaats 1]
4.7.
Vast staat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na beëindiging van zijn dienstverband heeft bemiddeld bij de verkoop van het pand [adres 1] te [plaats 1] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert terecht aan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zodoende het relatiebeding geschonden heeft. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft immers toen hij nog werkzaam was voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] contact gelegd met de (toenmalige) eigenaresse van dat pand, mevrouw [naam] . Mevrouw [naam] is dan ook aan te merken als “een opdrachtgever/relatie” in de zin van het relatiebeding. Het feit dat [naam] destijds heeft afgezien van het geven van een opdracht aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot bemiddeling voor de verkoop van dat pand, maakt dat niet anders. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wijst daar dus tevergeefs op. In het relatiebeding staat namelijk dat onder “een opdrachtgever/relatie” ook moet worden verstaan:
“potentiële relaties en/of opdrachtgevers die voorkomen in het offertebestand van de werkgever en/of waarmee de werkgever onderhandelingen voert of heeft gevoerd omtrent mogelijke toekomstopdrachten”.Mevrouw [naam] valt onder deze omschrijving. Het feit dat [naam] (volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) contact met hem gezocht heeft en dat hij haar dus niet benaderd heeft, kan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook niet baten, want het relatiebeding bestrijkt ook de situaties waarbij een opdrachtgever/relatie de voormalige werknemer benadert. In het beding staat immers ook dat het hem verboden is met een dergelijke relatie zaken te doen/contacten te onderhouden. Toen [naam] hem benaderde, had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het contact moeten afhouden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dat echter niet gedaan terwijl hij wist dat [naam] is aan te merken als een relatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dus op dit punt het relatiebeding geschonden. In zoverre is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
4.8.
Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn activiteiten inzake het pand in [plaats 1] ook het concurrentiebeding geschonden heeft, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet verder gesteld in het lichaam van de dagvaarding. De gevorderde verklaring voor recht is daarom op dit punt niet toewijsbaar.
het pand in Maastricht
4.9.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat het pand [adres 2] te [plaats 2] te koop heeft gestaan op Funda.nl, waarbij [naam makelaardij] de bemiddelende makelaar was. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is de tekst van de betreffende advertentie door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgesteld. In zijn conclusie van antwoord schetst [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn visie op de gang van zaken rond dit pand, maar de kantonrechter ziet daarin geen betwisting van de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Het staat dus vast dat [naam makelaardij] gebruik gemaakt heeft van de tekst die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgesteld heeft. Hiermee staat dus vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] “op enigerlei wijze werkzaam” is geweest voor (kort gezegd) een met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] concurrerende onderneming en dat is hem op grond van het concurrentiebeding niet toegestaan.
4.10.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder aangevoerd dat van strijd met het concurrentiebeding geen sprake kan zijn aangezien het pand in [plaats 2] gelegen is, terwijl het concurrentiebeding beperkt is tot een straal van 10 kilometer rond Reuver. Ter zitting heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betoogd dat het om een evidente vergissing gaat, die voortvloeit uit het feit dat hij destijds ook een kantoor had in Reuver, waar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens hem nooit gewerkt heeft. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ook gewezen op lid 3 van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst. Daarin heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gemotiveerd waarom het relatie- en concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen. De volgende passage spring daarbij in het oog: “Daarbij is van belang dat de werknemer als enige werknemer van de organisatie van de werkgever binnen de vestiging Maastricht werkzaam is als registermakelaar/taxateur. Een gevolg hiervan is dat de klanten van de werkgever een sterke binding hebben met de werknemer. Tevens neemt de werknemer in de uitvoering van zijn functie kennis van bedrijfsgevoelige informatie. De werkgever heeft dan ook een zwaarwichtig bedrijfs- en dienstbelang bij het opnemen van het in artikel 11 lid 1 en 2 opgenomen concurrentie- en relatiebeding (…)”.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de uitleg die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter zitting gegeven heeft en waar van de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niets tegen ingebracht is, het ervoor gehouden moet worden dat partijen zijn overeengekomen dat het concurrentiebeding geldt binnen een straal van 10 kilometer met Maastricht als middelpunt. Voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is het (onbetwist) duidelijk geweest dat de vermelding “Reuver” een evidente fout was en dat “Maastricht” bedoeld en overeengekomen is.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van het pand te [plaats 2] het concurrentiebeding geschonden heeft. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar. Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in verband met dit pand ook het relatiebeding geschonden heeft, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet gesteld in de dagvaarding. De gevorderde verklaring voor recht is daarom op dit punt niet toewijsbaar.
onmiddellijke nakoming
4.13.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 30 november 2023. Het relatiebeding en het concurrentiebeding zijn hooguit van kracht geweest gedurende één jaar daarna. Die periode is inmiddels voorbij. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan nu dus niet (meer) worden veroordeeld tot onmiddellijke nakoming van deze bedingen. Hij is immers met ingang van in ieder geval 1 december 2024 niet meer aan die bedingen gebonden. Onderdeel twee van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal daarom worden afgewezen.
de gevorderde boete
4.14.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen tot betaling van een boete van € 48.500,00 wegens de overtreding van het relatie- en het concurrentiebeding. Hij voert daartoe aan dat het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] 66 dagen online gestaan heeft. De daaraan verbonden boete bedraagt dan volgens hem € 2.500,00 + 66 x € 500,00 = € 35.500,00.
Ten aanzien van het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] wijst [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erop dat dit pand van 30 april tot en men 20 mei 2024 (21 dagen) online gestaan heeft op Funda. De boete voor deze overtreding bedraagt daarom volgens hem € 2.500,00 = 21 x € 500,00 =
€ 13.000,00.
4.15.
Het enige verweer dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen de berekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft opgeworpen, gaat over de periode die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hanteert voor het pand in [plaats 1] . Die periode is volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te lang aangezien op 17 mei 2024 een voorlopige koopovereenkomst getekend is. Dit verweer wordt verworpen omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiermee niet heeft gesteld dat op 17 mei 2024 zijn bemiddelende activiteiten voor de (toenmalige) eigenaresse van dit pand zijn gestopt. De conclusie is dan ook dat de hoogte van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde boete op zichzelf juist is.
4.16.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert daarnaast aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het geheel geen recht heeft op betaling van een boete. Hij stelt dat partijen elkaar op 31 januari 2024 over en weer finale kwijting verleend hebben en dat zij daarom over en weer niets meer van elkaar meer te vorderen. Dit verweer moet worden verworpen. Partijen hebben inderdaad na beëindiging van de arbeidsovereenkomst over allerlei zaken onderhandeld. Over een aantal van die zaken hebben zij overeenstemming bereikt, maar een allesomvattende overeenkomst over al hun geschilpunten hebben zij niet gesloten en dat zij elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend blijkt nergens uit. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] doet hierbij wellicht een beroep op de e-mail van 30 januari 2024 (productie 3 bij zijn conclusie van antwoord). In die e-mail heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een vaststellingsovereenkomst in concept gezonden waarbij de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het doet voorkomen alsof partijen mondeling reeds tot overeenstemming gekomen zijn waarbij zij over en weer elkaar finale kwijting verlenen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het bestaan van die mondelinge overeenkomst reeds buiten rechte betwist en daarom de schriftelijke overeenkomst niet ondertekend. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ook in deze procedure niet aan kunnen tonen dat die mondelinge overeenkomst gesloten is, zodat het ervoor gehouden moet worden dat die overeenkomst niet bestaat.
4.17.
De kantonrechter is het wel eens met het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat voor de twee in dit geding aan de orde zijnde overtredingen sprake is van een buitensporig hoge boete. De billijkheid vereist daarom klaarblijkelijk dat deze boete dient te worden gematigd. Een boete van € 25.000,00 komt de kantonrechter redelijk voor. Daarom zal dit bedrag aan boete worden toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling.
betaling van nog te verbeuren boetes
4.18.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal niet worden veroordeeld tot betaling van “eventuele nog te verbeuren contractuele boetes”. Die vordering is namelijk te onbepaald om toegewezen te worden.
buitengerechtelijke incassokosten?
4.19.
In de dagvaarding stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat hij € 1.524,60 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten vordert. In het petitum van de dagvaarding, waarin [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn uiteindelijke eis formuleert, is die vordering echter niet terug te vinden.
4.20.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesteld dat het niet nodig is om een vordering in het petitum op te nemen, dat het duidelijk is wat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert en dat de kantonrechter daarover dus ook dient te beslissen. De kantonrechter verwerpt dit betoog omdat het onjuist is. De tekst van het petitum geeft immers geen enkele aanleiding om bij de uitleg daarvan aan te nemen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook een vergoeding van buitengerechtelijke kosten vordert. De kantonrechter vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 9 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:816) en dat van 12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:22).
in voorwaardelijke reconventie
4.21.
De vorderingen in conventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden gedeeltelijk toegewezen en de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie wordt afgewezen. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde waaronder [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn voorwaardelijke vordering in reconventie heeft ingediend.
4.22.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een vergoeding op grond van art. 7:653 lid 5 BW. Een dergelijke vergoeding is toewijsbaar als een concurrentiebeding (waaronder ook een relatiebeding kan worden begrepen) een werknemer “in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn”. Van een dergelijke situatie is in deze zaak geen sprake. De bedingen hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wel enigszins maar zeker niet in belangrijke mate belemmerd. De kantonrechter verwijst daartoe naar haar eerdere overwegingen over die bedingen in rechtsoverweging 4.4.2. De vordering in voorwaardelijke reconventie zal dus worden afgewezen.
de proceskosten
4.23.
In conventie is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] grotendeels in het ongelijk gesteld en hij moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
141,59
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
Totaal
1.933,59
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.25.
In dit vonnis wordt geen afzonderlijke beslissing genomen over de in conventie gevorderde nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten. De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.26.
In reconventie is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geheel in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom ook in reconventie worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Die worden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 543,00 (2 punten x € 543,00 x ½)

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van het verkoopobject aan de [adres 1] te [plaats 1] het relatiebeding geschonden heeft,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van het verkoopobject aan de [adres 2] te [plaats 2] het concurrentiebeding geschonden heeft,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een boete van € 25.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten van € 1.933,59,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk)
5.8.
wijst de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] af,
5.9.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 543,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
RW