ECLI:NL:RBLIM:2025:4250

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/03/331095 HA ZA 24-251
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een eenvoudige gemeenschap tussen moeder en dochter na overlijden van vader met betrekking tot de woning, inboedel, auto en banktegoeden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 mei 2025 uitspraak gedaan over de verdeling van een eenvoudige gemeenschap tussen een moeder en haar dochter na het overlijden van de vader. De vader overleed op [datum] 2023 en had in zijn testament zijn dochter als enige erfgenaam en executeur benoemd, waarmee hij zijn vrouw impliciet onterfde. De moeder heeft de voormalige echtelijke woning in gebruik, maar de rechtbank heeft bepaald dat zij de woning kan overnemen of deze moet verkopen. De moeder moet een gebruiksvergoeding betalen voor de periode dat zij de woning met uitsluiting van de dochter gebruikt. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de inboedel, een auto en banktegoeden. De rechtbank heeft de moeder de inboedel toegewezen tegen een waarde van nihil, en de auto aan haar toegewezen met een verplichting tot betaling van € 10.000 aan de dochter. De bankrekeningen worden ook verdeeld, waarbij de moeder een bedrag van € 165.512,65 aan de dochter moet voldoen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/331095 / HA ZA 24-251
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiseres], tevens in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van haar vader
[naam erflater],
te [plaatsnaam] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde,
tegen
[gedaagde],
te [plaatsnaam] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. Q.J. van Riet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 12
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 t/m 4
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 13 t/m 17
- het bericht van 27 januari 2025 met producties 5 t/m 9 van [gedaagde]
- het bericht van 31 januari 2025 met productie 19 van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2025
- de incidentele conclusie tot instelling van een provisionele vordering (voorlopige voorzieningen) van 1 april2025 van [eiseres]
-de conclusie van antwoord in het incident van 23 april 2025 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2023 is in de gemeente Venlo overleden [erflater] ,
geboren te [plaatsnaam] op [datum] 1938 (hierna: erflater).
2.2.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met [gedaagde] . Zij waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting). [eiseres] is de dochter van erflater en [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] en erflater hadden op datum overlijden feitelijk geen relatie meer. Zij woonden gescheiden vanaf 30 mei 2022 toen erflater in [het verzorgingshuis] te [plaatsnaam] is gaan wonen. [gedaagde] is blijven wonen in de gezamenlijke woning, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] . Dit appartement met aanhorigheden (twee parkeerplaatsen) behoort erflater en [gedaagde] sinds 31 december 2004 voor gelijke delen in eigendom toe en zal hierna worden aangeduid als ‘de woning’.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2023 de echtscheiding uitgesproken tussen erflater en [gedaagde] . De echtscheidingsbeschikking was ten tijde van het overlijden van erflater nog niet ingeschreven.
2.5.
Erflater heeft zijn uiterste wil bepaald bij testament, gepasseerd op 25 oktober 2022. Alle eerdere gemaakte uiterste wilsbeschikkingen zijn door erflater herroepen. Erflater heeft – kort gezegd – [eiseres] tot enig erfgenaam alsmede tot executeur benoemd. Erflater heeft [gedaagde] daarmee impliciet onterfd.
2.6.
[eiseres] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Tevens heeft zij de benoeming tot executeur aanvaard.

3.Het geschil

in het incident
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te voldoen, binnen 14 dagen na dit vonnis bij wijze van voorlopige voorziening een bedrag van € 150.000,00 (zegge: honderdvijftigduizend euro) met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in conventie in de hoofdzaak
3.4.
[eiseres] vordert dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiseres] , zowel in persoon als in haar hoedanigheid van executeur, zal machtigen, onvoorwaardelijk om geheel zelfstandig te bewerkstellingen – dus met of zonder medewerking van [gedaagde] – het aan partijen toebehorende deel van de onroerende zaak, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] te gelde te maken door verkoop en levering van de woning en alle daartoe noodzakelijke (rechts)handelingen te verrichten;
subsidiairzal bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het onroerende goed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] ;
2. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een week na dagtekening van dit vonnis aan [eiseres] ter beschikking te stellen de sleutel c.q. sleutels, welke toegang bieden tot alle onderdelen van het appartement c.q. de gezamenlijke delen van het complex, betreffende de woning staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] , zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag c.q. gedeelte van een dag dat [gedaagde] geheel, danwel gedeeltelijk in gebreke blijft na betekening van dit vonnis;
3. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een maand na het sluiten van de koopovereenkomst door [eiseres] en de koper(s) voorvermelde woning te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels aan [eiseres] en de woning ter vrije beschikking te stellen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee geheel, dan wel gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,00 na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
4. zal bepalen dat de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de kosten welke met de verkoop zijn gemoeid, gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld, in die zin dat aan een ieder toekomt de helft;
5. aan [gedaagde] toe zal delen de volledige inboedel, welke zich bevindt in de woning staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] en zal bepalen dat [gedaagde] aan [eiseres] , uit hoofde van overbedeling, dient te vergoeden € 30.000,00 in hoofdsom, binnen 14 dagen na dit vonnis;
6. de auto, merk SUZUKI IGNIS 1.2 61KW SMART-HYBRID STYLE CVT AUT [kenteken] toe zal delen aan [gedaagde] en zal bepalen dat [gedaagde] uit hoofde van deze overbedeling aan [eiseres] dient te vergoeden een bedrag groot € 10.000,00 in hoofdsom;
7. zal bepalen dat de onderstaande bankrekeningen met de daarop aanwezige saldi:
- ING Oranje Spaarrekening [rekeningnummer 1] : € 39.210,00
- NIBC Direct Termijndeposito [rekeningnummer 2] : € 200.000,00
- ING Betaalrekening [rekeningnummer 3] : € 3.556,00
- NIBC Direct Kwartaalspaarrekening [rekeningnummer 4] : € 1,00
- NIBC Direct Internetspaarrekening [rekeningnummer 5] : € 799,00
- NN Internetsparen [rekeningnummer 6] : € 99.973,00
Totaal: € 343.539,00
gelijkelijk tussen partijen worden gescheiden en gedeeld, waarbij [gedaagde] veroordeeld wordt aan [eiseres] te voldoen, zulks binnen een week na betekening van dit vonnis, het bedrag groot € 171.769,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, ingaande [datum] 2023 tot de dag der algehele voldoening;
8. zal bepalen dat indien ten tijde van de procedure mocht komen vast te staan dat er buiten de onder punt 7 opgesomde bankrekeningen, nog andere geldelijke tegoeden zijn c.q. bedragen die door [gedaagde] op enig moment uitsluitend op haar naam staande bankrekening zijn overgeboekt, de helft hiervan, aan [eiseres] toekomt, onder de verplichting van [gedaagde] deze binnen een week na betekening van dit vonnis te voldoen aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente, ingaande datum overlijden van erflater, te weten [datum] 2023, tot de dag der algehele voldoening;
9. zal bepalen dat [gedaagde] aan [eiseres] dient te voldoen, vanaf [datum] 2023, ter zake het gebruik van de woning, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] een bedrag groot € 1.166,00 per maand zijnde tot en met 9 april 2024 een bedrag groot € 15.158,00 en met ingang van 9 april 2024, tot de dag waarop [gedaagde] de woning heeft verlaten, binnen een week na betekening van het te deze wijzen vonnis te voldoen een bedrag groot € 1.166,00 per maand;
10. zal bepalen dat [gedaagde] aan [eiseres] , zulks binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] dient te overhandigen in goede staat de onderstaande zaken:
- Oude gouden zegelring met zwarte steen erin (+/- € 2.000,00)
- Klavertje vier hangertje goud (+/- € 300,00),
- Trouwring (+/- € 500,00)
- Laptop [naam erflater] merk HP (+/- € 700,00)
- Dagboeken [naam erflater] (onbetaalbaar)
- Elektrische fiets [naam erflater] (+/- € 2.000,00)
zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag, c.q. gedeelte van een dag dat [gedaagde] hier mee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,00;
11. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.5.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie in de hoofdzaak
3.7.
[gedaagde] vordert in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. zal bepalen dat de woning te ( [postcode] ) [plaatsnaam] aan [adres] aan [gedaagde] wordt toebedeeld tegen een door partijen onderling dan wel door de rechtbank te bepalen waarde, op voorwaarde dat [gedaagde] binnen vijf maanden na dit vonnis de helft van de overwaarde aan [eiseres] moet betalen;
zal verklaren voor recht dat [gedaagde] vanwege haar persoonlijke vermogen een bedrag van € 306.067,02 toekomt uit het vermogen dat op naam van partijen gezamenlijk staat;
zal bepalen dat de helft van de inboedel aan [gedaagde] wordt toebedeeld en de andere helft aan [eiseres] ;
zal bepalen dat de auto aan [gedaagde] wordt toebedeeld tegen een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen waarde, subsidiair dat de auto moeten worden verkocht aan een door partijen onderling overeen te komen garage, waarna de verkoopwaarde tussen partijen verdeeld moet worden.
3.8.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 150.000,- als voorschot.
4.2.
Ingevolge artikel 223 Rv kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Omdat de voorlopige voorziening gelijktijdig met de hoofdzaak wordt behandeld en in de hoofdzaak eindvonnis wordt gewezen, heeft [eiseres] geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening. De vordering zal daarom worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Vordering tot verdeling
4.3.
[eiseres] vordert in feite verdeling van een aantal eenvoudige gemeenschappen. Er is immers geen sprake van een huwelijksgoederengemeenschap nu erflater en [gedaagde] bij huwelijkse voorwaarden elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. Verdeling van een nalatenschap is ook niet aan de orde nu [eiseres] de enige erfgenaam van erflater is.
Wijze van verdeling
4.4.
De wet kent drie wijzen van verdeling, te weten toedeling van een gedeelte van het goed aan ieder der deelgenoten, toedeling aan één deelgenoot tegen vergoeding van de overwaarde of verkoop aan een derde en verdeling van de netto-opbrengst (artikel 3:185 lid 2 BW).
4.5.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat wanneer de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling daarvan kunnen bereiken, zoals hier het geval is, de rechter op grond van artikel 3:185 lid 1 BW de wijze van verdeling kan gelasten of zelf de verdeling kan vaststellen. Daarbij moet naar billijkheid rekening worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid. De rechtbank is niet gebonden aan wat partijen over en weer hebben gevorderd, en hoeft niet expliciet in te gaan op wat partijen aanvoeren. De rechtbank zal in het navolgende per onderdeel de (wijze van) verdeling vaststellen.
De woning
4.6.
Allereerst vordert [eiseres] verdeling van de eenvoudige gemeenschap die bestaat uit de woning. [gedaagde] heeft met een beroep op artikel 3:178 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gevraagd de vordering tot verdeling van de woning tijdelijk uit te sluiten.
4.7.
Met betrekking tot de gevorderde verdeling van de woning overweegt de rechtbank als volgt. Voorop staat dat van niemand mag worden verwacht dat deze onnodig lang met een onverdeelde gemeenschap blijft zitten. Lid 3 van artikel 3:178 BW vormt hierop een uitzondering. Daarin is bepaald dat indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, de rechter voor wie een vordering tot verdeling aanhangig is, op verlangen van een deelgenoot een of meermalen, telkens voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling kan uitsluiten. De rechtbank moet dus de belangen van [eiseres] bij onmiddellijke verdeling afwegen tegen de belangen van [gedaagde] . [gedaagde] heeft een beroep op artikel 3:178 lid 3 BW gedaan in afwachting van de uitkomst van de procedure bij het hof, waarbij zij appel had ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van 7 februari 2024 om de verplichting van [eiseres] tot medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik ex artikel 4:29 BW ten behoeve van [gedaagde] op de woning en de inboedel op te heffen. Aangezien die procedure ondertussen is geëindigd en de beschikking van de kantonrechter door het hof bij uitspraak van 7 november 2024 is bekrachtigd en door [gedaagde] geen ander belang bij uitstel van de verdeling is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [eiseres] bij het uit de onverdeeldheid geraken zwaarder dient te wegen. De rechtbank zal het beroep van [gedaagde] op uitsluiting van de verdeling conform artikel 3:178 lid 3 BW dan ook afwijzen.
4.8.
In de kern vordert [eiseres] verdeling van de woning door haar te machtigen alle rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor verkoop en levering van de woning. [eiseres] vordert daartoe afgifte van de sleutels door [gedaagde] alsmede, wanneer de woning is verkocht, ontruiming binnen één maand na ondertekening van de koopovereenkomst op straffe van een dwangsom.
4.9.
[gedaagde] vordert in reconventie dat de woning aan haar wordt toebedeeld tegen een door partijen of de rechtbank te bepalen waarde.
4.10.
[eiseres] heeft geen inhoudelijke bezwaren geuit tegen toedeling van de woning aan [gedaagde] . [eiseres] stelt wel dat [gedaagde] meer dan genoeg tijd heeft gehad om de woning over te nemen althans aan te tonen dat zij de woning kan overnemen, maar die mogelijkheid ongebruikt heeft laten verstrijken.
4.11.
De rechtbank onderkent het belang van [gedaagde] om in de woning te kunnen blijven wonen, gelet op haar leeftijd, het feit dat zij daar al jaren woont en ook al sinds 31 december 2004 mede-eigenaar is van de woning. Daarom beslist de rechtbank dat de woning aan [gedaagde] zal worden toebedeeld. Dit echter onder de voorwaarde dat zij in staat is de helft van de overwaarde aan [eiseres] te voldoen. De rechtbank zal de wijze van verdeling van de woning derhalve vaststellen zoals vermeld in het dictum.
4.12.
Partijen zijn over en weer verplicht de noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten om de hiervoor genoemde wijze van verdeling te effectueren. De in het dictum bepaalde wijze van verdeling bevat daartoe voldoende prikkels. Voor het opleggen van een dwangsom voor het geval gedaagde niet meewerkt is, nu bepaald zal worden dat in dat geval dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke instemmende wilsverklaring van gedaagde geen grond. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
De inboedel
4.13.
Ten aanzien van de inboedel zijn partijen het er kennelijk over eens dat sprake is van een eenvoudige gemeenschap, waarin erflater en [gedaagde] beiden voor de helft gerechtigd waren. [eiseres] geeft aan geen enkel bezwaar te hebben tegen het toescheiden van de inboedel aan [gedaagde] . Ter zitting heeft zij ook expliciet aangegeven geen belang te hebben bij toedeling van (een deel van) de inboedel aan haar. [eiseres] vordert vergoeding van de helfte van de waarde van de inboedel door [gedaagde] . Volgens [eiseres] beschikten haar ouders over een bovengemiddelde inboedel die een waarde vertegenwoordigt van € 60.000,00, zodat [gedaagde] € 30.000,00 aan haar dient te vergoeden.
4.14.
[gedaagde] vordert in reconventie toedeling van de inboedel aan haar, maar niet tegen betaling van € 30.000,00. [gedaagde] voert aan dat de inboedel van haar en erflater 18 jaar oud is en dat de waarde daarvan nihil is.
4.15.
Gelet op de stellingen van partijen zal de rechtbank de inboedel toedelen aan [gedaagde] . De rechtbank volgt [gedaagde] in de stelling dat de waarde van de inboedel op nihil moet worden geschat. Daarvoor is redengevend dat tweedehands meubels over het algemeen weinig waarde vertegenwoordigen. [eiseres] heeft de inboedel weliswaar bovengemiddeld genoemd, doch zij heeft dit niet onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat de inboedel kostbare kunstwerken, waardevol antiek of anderszins bijzondere items bevat die een hoge waarde van de inboedel zouden rechtvaardigen. Zonder nadere onderbouwing van haar stellingen en gelet op de gemotiveerde betwisting van de waarde door [gedaagde] , dient te worden aangenomen dat sprake is van een standaard inboedel, zoals een bankstel, tafel, stoelen, wasmachine, koelkast etc. De waarde daarvan is na 18 jaar vrijwel nihil. Daar komt bij dat wanneer de inboedel (deels) moeten worden afgevoerd, partijen daar juist kosten voor moeten maken in plaats van een vergoeding van enig bedrag te ontvangen.
4.16.
Samengevat wordt de inboedel toegedeeld aan [gedaagde] tegen een waarde van nihil. [gedaagde] hoeft voor de inboedel dus geen bedrag aan [eiseres] te voldoen.
Gebruiksvergoeding woning
4.17.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een gebruiksvergoeding voor de woning te betalen vanaf het moment van overlijden van erflater. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij en [gedaagde] gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, [gedaagde] de woning met uitsluiting van haar gebruikt en zij daarom over die periode recht heeft op een gebruiksvergoeding. [eiseres] vordert een vergoeding van 4% van de waarde van haar aandeel in de onroerende zaak. Uitgaande van een totale waarde van € 700.000,00 is het aandeel van [eiseres] € 350.000,00, zodat op jaarbasis sprake zou zijn van een vergoeding van € 14.000,-. Per maand komt dit neer op een bedrag van € 1.166,00.
4.18.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] is de waarde van de woning slechts € 588.000,00 (zijnde de WOZ-waarde in het belastingjaar 2023) en is een vergoeding van 2% passender. [gedaagde] voert verder aan dat rekening moet worden gehouden met de eigenaarslasten, welke volledig door [gedaagde] zijn betaald. Tot slot voert [gedaagde] verweer tegen de ingangsdatum, omdat vanaf het moment van overlijden van erflater niet meteen sprake kan zijn van verkoop van de woning. Er moet rekening worden gehouden met een gemiddelde verkoopperiode. Volgens [gedaagde] is zij hooguit een vergoeding verschuldigd vanaf 9 maanden na het overlijden van erflater, derhalve vanaf [datum] 2023.
4.19.
De rechtbank overweegt dat een gebruiksvergoeding vanaf datum overlijden op zijn plaats is nu partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning en [gedaagde] de woning met uitsluiting van [eiseres] gebruikt. Daar dient naar het oordeel van de rechtbank een vergoeding tegenover te staan. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in de stelling dat de vergoeding pas op [datum] 2023 in kan gaan. Immers, ook voor die datum maakte [gedaagde] met uitsluiting van [eiseres] gebruik van de woning en had [eiseres] niet het genot van haar eigendom. Nu [eiseres] de door haar genoemde waarde van € 700.000,00 op geen enkele manier heeft onderbouwd gaat de rechtbank voor het bepalen van de hoogte van de gebruiksvergoeding uit van de door [gedaagde] genoemde WOZ-waarde, zijnde € 588.000,00. De rechtbank acht in beginsel een vergoeding van 2% over de WOZ-waarde redelijk, waarbij [eiseres] recht heeft op de helft van dit bedrag. Dat zou neerkomen op een vergoeding van € 490,00 per maand. Naar het oordeel van de rechtbank dient ook rekening te worden gehouden met de door [gedaagde] betaalde eigenaarslasten die voor de helft voor rekening van [eiseres] hadden moeten komen en het gebruik door [eiseres] van één van de parkeerplaatsen waarvan het uitsluitend gebruik onderdeel uitmaakt van de woning. Samengevat acht de rechtbank een vergoeding van € 250,- per maand redelijk. De rechtbank zal [gedaagde] dan ook veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding van € 250,- per maand aan [eiseres] .
De auto
4.20.
[eiseres] vordert in conventie dat de auto, merk Suzuki Ignis 1.2 61KW Smart-Hybrid Style CVT Automaat met [kenteken] (hierna: de auto) aan [gedaagde] zal worden toebedeeld. [eiseres] stelt dat de auto een waarde van circa € 20.000,- vertegenwoordigt, zodat [gedaagde] uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 10.000,- aan [eiseres] dient te voldoen. [eiseres] voert daarbij tevens aan dat [gedaagde] sinds het overlijden van erflater met uitsluiting van [eiseres] gebruik maakt van de auto.
4.21.
[gedaagde] vordert in reconventie eveneens dat de auto aan haar zal worden toebedeeld tegen een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen waarde. [gedaagde] verzet zich daarbij tegen de waarde van € 20.000,-, nu de veilingprijs op het door [eiseres] ingebrachte stuk slechts € 17.250,- bedraagt. Zij is van mening dat de auto getaxeerd moet worden dan wel verkocht waarna de verkoopopbrengst tussen partijen gedeeld kan worden.
4.22.
De rechtbank overweegt dat partijen het erover eens zijn dat de auto gezamenlijk eigendom was van erflater en [gedaagde] en derhalve sprake is van een eenvoudige gemeenschap. Aangezien beide partijen vorderen dat de auto aan [gedaagde] zal worden toegedeeld zal de rechtbank deze vordering toewijzen. Partijen verschillen van mening over de waarde van de auto. [eiseres] heeft een uitdraai van de ANWB-koerslijst overgelegd waaruit volgt dat de waarde van de auto op 11 april 2024 tussen € 17.250,- (‘
veilingprijs’) en € 20.650,-- (‘
kopen bij BOVAG autobedrijf’) lag. De rechtbank acht het reëel om de richtprijs ‘
aan- en verkoop tussen particulieren’, die € 19.000,- bedroeg, als uitgangspunt te nemen. Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de auto bepaald dient te worden op datum overlijden erflater zijnde [datum] 2023. [gedaagde] heeft immers vanaf dat moment het uitsluitend gebruik van de auto gehad terwijl auto’s, mede door het gebruik, relatief snel in waarde dalen. [eiseres] heeft de waarde op € 20.000,- geschat hetgeen door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd is weersproken. De rechtbank komt het bedrag van € 20.000,- ook niet onredelijk voor, gezien het feit dat de richtprijs ‘
aan- en verkoop tussen particulieren’ ruim 13 maanden na peildatum € 19.000,- bedroeg. Zij zal de waarde van de auto dan ook op dat bedrag bepalen. Dit betekent dat [gedaagde] een bedrag van € 10.000,- aan [eiseres] dient te voldoen.
De bankrekeningen
4.23.
[eiseres] vordert scheiding en deling van de saldi van de zes bankrekeningen van erflater en [gedaagde] . Uit de aangifte inkomstenbelasting 2022 volgt dat op die bankrekeningen in totaal een bedrag van € 343.539,00 staat. [eiseres] maakt aanspraak op de helft van dit bedrag. Voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat sprake zou zijn van privévermogen van [gedaagde] , dat zij uit nalatenschappen zou hebben ontvangen, stelt [eiseres] dat op de bankrekeningen (ook) bedragen staan die erflater uit hoofde van nalatenschappen heeft ontvangen, waarmee dan rekening dient te worden gehouden.
4.24.
[gedaagde] vordert in reconventie te bepalen dat op de gemeenschappelijke rekeningen met erflater een aanzienlijk bedrag tot het persoonlijk vermogen van [gedaagde] behoort. Het gaat daarbij om:
- nalatenschap ouders [gedaagde] (omgerekend) € 259.530,06
erfenis moeder [gedaagde] NLG 163.971
erfenis vader [gedaagde] NLG 407.958
- waardevermeerdering garagebox € 9.064,98
TOTAAL € 268.595,04
Dit bedrag komt volgens [gedaagde] in mindering op het bedrag van € 343.539,00. Volgens [gedaagde] heeft ieder van hen recht op de helft van het restant van € 74.943,96, zijnde een bedrag van € 37.471,98.
4.25.
De rechtbank overweegt als volgt. Wanneer een echtgenoot die met uitsluiting van elke gemeenschap is gehuwd, hem toebehorende geldbedragen op een rekening ten name van de andere echtgenoot zet, krijgt eerstgenoemde echtgenoot in beginsel jegens de andere recht op vergoeding van het nominale bedrag van de door hem aldus aan de andere echtgenoot verstrekte gelden (Le Miralda,
NJ1996/616). Hetzelfde geldt indien het geld op een gezamenlijke rekening van beide echtgenoten is gestort.
4.26.
Op grond van de huwelijkse voorwaarden bestond er geen enkele gemeenschap van goederen tussen erflater en [gedaagde] . Zij hebben er echter voor gekozen om (een deel van) hun geld op gezamenlijke bankrekeningen te storten. Het is dan aan de (de erfgenamen van) erflater en [gedaagde] om aan te tonen wie eigenaar is van welk deel van de banktegoeden, bij gebreke waarvan de rechtbank aanneemt dat de tegoeden gemeenschappelijk eigendom waren.
4.27.
Door [gedaagde] is niet aangetoond dat de bedragen die zij heeft ontvangen uit de nalatenschap van haar ouders op de gemeenschappelijke rekening van [gedaagde] en erflater zijn gestort. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] dat hier sprake van is, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om stukken over te leggen waaruit blijkt dat het geërfde geld op de gemeenschappelijke rekening is gestort. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan en zij heeft ook niet aangegeven over dergelijke stukken te beschikken of anderszins aan te kunnen tonen dat dit het geval is geweest.
4.28.
Daar komt nog bij dat door [gedaagde] ook niet is aangetoond wat de hoogte is van het bedrag dat zij uit de nalatenschap van haar ouders heeft ontvangen. Uit de aangifte erfbelasting van de vader van [gedaagde] van 27 augustus 1997 blijkt dat de activa van de nalatenschap voor een groot deel bestonden uit effecten. Nergens blijkt uit wat er met de effecten is gebeurd, of en wanneer die zijn verkocht, wat de opbrengst was en wat daar vervolgens mee is gebeurd. Ook neemt [gedaagde] de waarde van een garagebox mee in het bedrag dat volgens haar uit de nalatenschap van haar ouders op de gezamenlijke rekening is gestort. Dit terwijl vaststaat dat die garagebox pas in 2016 is verkocht, zodat de waarde daarvan nooit in 1997 op de gezamenlijke bankrekening van erflater en [gedaagde] kan zijn gestort.
4.29.
Ten aanzien van de verkoop van de garagebox, waarvan niet is betwist dat die eigendom was van [gedaagde] , heeft [gedaagde] een akte van levering van 1 juni 2016 overgelegd waarbij de garagebox aan [de koper] is geleverd en een afrekening van Connect Notarissen ter zake de garagebox met daarop een te ontvangen bedrag van € 12.513,71 (productie 7 van [gedaagde] ). Tevens heeft zij als productie 3 een bankafschrift overgelegd van de gezamenlijke rekening van erflater en [gedaagde] waarop te zien is dat op 3 juni 2016 door Connect Notarissen een bedrag van € 12.513,71 is overgemaakt onder de omschrijving [de koper] . De rechtbank is van oordeel dat hiermee vaststaat dat dit bedrag privégeld van [gedaagde] is. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat dit bedrag reeds lang door [gedaagde] kan zijn afgeschreven en ten eigen nutte kan zijn besteed, doch de bewijslast van die stelling rust op [eiseres] en zij heeft niets ter onderbouwing van die stelling aangevoerd.
4.30.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat door [gedaagde] niet is aangetoond dat gelden, die op de gemeenschappelijke bankrekeningen van haar en erflater stonden ten tijde van het overlijden van erflater, met uitzondering van de opbrengst van de garagebox van € 12.513,71, enkel aan [gedaagde] in privé toebehoren. Zij heeft daartoe ook geen althans onvoldoende bewijsaanbod gedaan. [eiseres] heeft op haar beurt wel aangetoond dat de door erflater ontvangen gelden uit de nalatenschap van zijn ouders op de gemeenschappelijke rekening zijn gestort, doch [eiseres] doet daarop enkel een beroep voor zover het beroep van [gedaagde] op aan haar in privé toebehorende nalatenschapsgelden slaagt, hetgeen niet het geval is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gelden op de gezamenlijke rekeningen, na aftrek van de opbrengst van de garagebox die alleen aan [gedaagde] toekomt, aan ieder der partijen voor de helft toekomen.
4.31.
De rechtbank gaat ervan uit dat het door [eiseres] genoemde en door [gedaagde] niet betwiste bedrag van € 343.539,00 het saldo van alle rekeningen tezamen was ten tijde van het overlijden van erflater, zodat [gedaagde] een bedrag van
€ 165.512,65((€ 343.539,00 – € 12.513,71) : 2) aan [eiseres] dient te voldoen.
Andere geldelijke tegoeden
4.32.
[eiseres] vordert dat indien ten tijde van de procedure mocht komen vast te staan dat er buiten de hiervoor besproken bankrekeningen, nog andere geldelijke tegoeden zijn die door [gedaagde] op enig moment op een uitsluitend op naam van [gedaagde] staande bankrekening zijn overgeboekt, zij recht heeft op de helft van die tegoeden.
4.33.
Door [eiseres] is geen enkele aanwijzing gegeven dat hier sprake van is, noch is daarvan tijdens de procedure anderszins gebleken. Dit terwijl [eiseres] beschikte over de afschriften van de gemeenschappelijke bankrekeningen van erflater en [gedaagde] en zij het dus eenvoudig aan had kunnen tonen indien bepaalde bedragen door [gedaagde] aan die rekeningen zouden zijn onttrokken. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
Persoonlijke zaken van erflater
4.34.
[eiseres] vordert afgifte van de persoonlijke goederen van erflater, zijnde een zegelring, een klavertje vier hangertje, een trouwring, een laptop, de dagboeken van erflater en een elektrische fiets.
4.35.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat zij over deze goederen beschikt, met uitzondering van de laptop. De laptop is tijdens de mondelinge behandeling door [gedaagde] aan [eiseres] overhandigd, zodat de rechtbank die vordering als ingetrokken beschouwt.
4.36.
De rechtbank overweegt dat [gedaagde] niet kan worden veroordeeld tot afgifte van goederen die zij niet heeft. Nu [eiseres] niets heeft aangevoerd waaruit kan blijken dat [gedaagde] wel over genoemde zaken beschikt zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Proceskosten
4.37.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie en in reconventie:
5.3.
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt:
ten aanzien van de woning
5.3.1.
bepaalt dat de woning eerst door een onafhankelijke makelaar getaxeerd moet worden tegen de actuele waarde in het economisch verkeer. De taxatie zal worden uitgevoerd door één van de drie taxateurs die [eiseres] binnen twee weken na het eindvonnis voorstelt aan [gedaagde] . Daarbij dient het te gaan om makelaars die bekend zijn met de regio waarin de woning gelegen is, en die niet al eerder door één van de partijen is ingeschakeld. [gedaagde] moet binnen één week daarna één van die drie makelaars uitkiezen, en die keuze aan [eiseres] kenbaar maken. Vervolgens dienen partijen binnen één week na de keuze van [gedaagde] de uitgekozen makelaar samen opdracht te geven tot het taxeren van de woning, waarna de makelaar in aanwezigheid van partijen de woning binnen twee maanden na het eindvonnis zal taxeren tegen de actuele waarde vrij van huur en gebruik,
5.3.2.
machtigt [eiseres] , voor het geval [gedaagde] geen gevolg geeft aan het bepaalde onder 5.3.1., reeds nu voor alsdan om een makelaar te kiezen en zelfstandig de opdracht aan de makelaar te verstrekken,
5.3.3.
bepaalt dat partijen aan de taxatie hun medewerking dienen te verlenen en gebonden zijn aan de waarde die de makelaar heeft vastgesteld.
5.3.4.
bepaalt dat de taxatiekosten door partijen gezamenlijk worden gedragen, ieder voor de helft,
5.3.5.
bepaalt dat [gedaagde] gedurende drie maanden na het uitbrengen van het taxatierapport de gelegenheid krijgt om [eiseres] schriftelijk en met bewijsstukken onderbouwd te berichten:
- of zij de woning kan en wil overnemen tegen de getaxeerde waarde;
- dat de hypothecaire inschrijving ten laste van erflater en [gedaagde] zal worden doorgehaald;
- dat zij de helft van de overwaarde van de woning uiterlijk op de datum van de notariële levering van de woning aan [eiseres] zal betalen.
5.3.6.
bepaalt dat wanneer [gedaagde] de woning wil en kan overnemen onder de onder 5.3.5. genoemde voorwaarden, de levering van de woning aan [gedaagde] dient plaats te vinden binnen één maand nadat [gedaagde] binnen de genoemde termijn van drie maanden schriftelijk aan [eiseres] heeft bericht dat zij de woning wil en kan overnemen. De overdracht van de woning zal plaatsvinden ten overstaan van een door [gedaagde] aan te wijzen notaris, aan wie partijen de gezamenlijke opdracht zullen moeten geven om zorg te dragen voor de levering van de woning aan [gedaagde] . De kosten van het notariële transport van de woning komen voor rekening van [gedaagde] .
5.3.7.
bepaalt dat wanneer blijkt dat [gedaagde] niet in staat of bereid is om de woning over te nemen, hetgeen ook kan blijken uit een stilzitten aan de zijde van [gedaagde] , de woning verkocht en geleverd zal moeten worden aan een derde. Partijen zullen de verkoop van de woning in dat geval uiterlijk binnen dertig dagen na de mededeling van [gedaagde] dat overname niet lukt of niet gewenst is, dan wel binnen dertig dagen nadat de termijn daarvoor ongebruikt is verstreken, danwel dertig dagen nadat de termijn voor levering is verstreken, in gang zetten. Daartoe verrichten partijen de volgende handelingen:
- invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop;
- aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
- betaling van hun deel van de (voorschot)nota van de makelaar binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar;
- leveren van een set sleutels aan de makelaar binnen de door de makelaar gestelde termijn;
- meewerken aan geplande bezichtigingen;
- zorgen dat de woning verzorgd oogt voor iedere bezichtiging;
- alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en levering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen.
5.3.8.
bepaalt dat partijen daarbij het volgende in acht moeten nemen:
- partijen zullen voorafgaand aan het verstrekken van de verkoopopdracht in onderling overleg de vraag- en laatprijs van de woning bepalen. Wanneer zij er niet in slagen om gezamenlijk de vraag- en laatprijs te bepalen, zal de vraag- en laatprijs bindend worden vastgesteld door de makelaar, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs als verkoop van de woning uitblijft;
- partijen hanteren de hiervoor bedoelde vraag- en laatprijs bij de verkoop van de woning aan een derde;
- in overleg met de makelaar zullen partijen de verkoopovereenkomst aangaan met de koper die de hoogste prijs biedt;
- partijen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde;
- met de verkoopopbrengst van de woning worden de aan de verkoop verbonden kosten betaald. Als na betaling van de aan de verkoop verbonden kosten een schuld resteert, dan dragen partijen deze gelijkelijk. Als na betaling van de aan de verkoop verbonden kosten een overwaarde resteert, dan verdelen partijen deze bij helfte;
- bij overdracht van de woning aan een derde zijn partijen gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten met betrekking tot de verkoop en levering van de woning te dragen, behoudens voor zover de koper die kosten draagt.
5.3.9.
bepaalt dat deze uitspraak, voor zover die betrekking heeft op de verkoop van de woning, in de plaats zal treden van de medewerking van [gedaagde] aan de onderhandse akte van verkoop in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de makelaar die deze onderhandse akte heeft opgesteld heeft partijen uitgenodigd de onderhandse akte van verkoop op zijn kantoor te ondertekenen, heeft daartoe een tijdstip vastgesteld, en heeft hen ten minste een week voor dit tijdstip een ontwerp van deze akte toegezonden;
- [gedaagde] heeft niet uiterlijk op het door de makelaar vastgestelde tijdstip meegewerkt aan de ondertekening van deze akte.
5.3.10.
bepaalt dat deze uitspraak, voor zover die betrekking heeft op de levering van de woning en de uitvoering daarvan, in de plaats zal treden van de medewerking van [gedaagde] aan de notariële akte van levering in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de notaris die met de levering is belast, heeft partijen uitgenodigd de akte van levering op zijn kantoor te ondertekenen, heeft daartoe een tijdstip vastgesteld, en heeft hen ten minste een week voor dit tijdstip een ontwerp van deze akte en een afrekening toegezonden;
- [gedaagde] heeft niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip meegewerkt aan de ondertekening van deze akte;
- de notaris heeft in de akte van levering verklaard dat aan al deze voorwaarden is voldaan.
ten aanzien van de overige goederen
5.3.11.
deelt de inboedel van de woning toe aan [gedaagde] tegen vaststelling van de waarde op nihil,
5.3.12.
deelt de auto toe aan [gedaagde] , waarbij [gedaagde] uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 10.000,00 aan [eiseres] dient te voldoen;
5.3.13.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] voor het gebruik van de woning te betalen een bedrag van € 250,00 per maand, te rekenen vanaf het overlijden van erflater tot aan het moment dat de woning notarieel is geleverd aan [gedaagde] of een derde dan wel totdat [gedaagde] de woning heeft ontruimd;
5.3.14.
deelt de gemeenschappelijke bankrekeningen van erflater en [gedaagde] toe aan [gedaagde] , waarbij [gedaagde] uit overbedeling een bedrag van € 165.512,65 aan [eiseres] dient te voldoen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen op 7 mei 2025.
MS