Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet. Verzoekster, een onderneming in de sector verhuur van onroerend goed, had op 11 april 2025 een verzoekschrift ingediend voor een afkoelingsperiode van vier maanden. Dit verzoek was bedoeld om de onderneming de tijd te geven om te onderhandelen over een akkoord met haar schuldeisers, aangezien de onderneming in financiële problemen verkeerde door een vertraagd project en een aanzienlijke schuld aan [naam bv 1]. De rechtbank oordeelde echter dat er feitelijk geen voorbereiding van een akkoord was en dat verzoekster niet daadwerkelijk beoogde om een akkoord aan te bieden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot afkondigen van de afkoelingsperiode niet voldeed aan de vereisten van de wet, omdat er geen sprake was van een reëel voornemen om tot een akkoord te komen. De rechtbank wees het verzoek af, met de overweging dat de afkoelingsperiode niet de geëigende weg was voor de situatie van verzoekster. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters op dezelfde datum.