Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster 1 zich verzet tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 18 december 2024. Deze beslissing betrof de inbeslagname van het medicijndossier en patiëntendossier van [naam 1], die op 20 juni 2023 is overleden. De officier van justitie had op 16 september 2024 gevorderd dat de rechter-commissaris deze dossiers zou bevelen aan hem ter inbeslagneming uit te leveren. De rechter-commissaris heeft deze vordering toegewezen, maar klaagster 1 heeft zich beroepen op haar (afgeleid) verschoningsrecht. De rechtbank heeft het klaagschrift van klaagster 1 op 8 april 2025 behandeld, maar klaagster 1 was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klaagster 1 ontvankelijk was in haar beklag. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de rechter-commissaris terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar van klaagster 1 ongegrond was. De rechtbank concludeert dat klaagster 1 onvoldoende heeft onderbouwd op welke grond zij zich op een (afgeleid) verschoningsrecht beroept. Daarom heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd en het klaagschrift ongegrond verklaard.