In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing van [woonplaats] naar [plaats] en inschrijving van de minderjarige op een school aldaar. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat zij de facto al was verhuisd en niet meer in [woonplaats] wilde verblijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader dient te worden vastgesteld, en dat de vader vervangende toestemming krijgt voor inschrijving van de minderjarige op een basisschool en BSO in [woonplaats 1]. De zorgregeling tussen de ouders is gewijzigd met ingang van het schooljaar 2025/2026. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd, die stelde dat de minderjarige recht heeft op evenredig contact met beide ouders. De moeder heeft haar verzoeken gehandhaafd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de vader en de minderjarige zwaarder wegen dan die van de moeder. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.