14.3.Aan de in het bouwovergangsrecht opgenomen ontheffingsmogelijkheid tot 10% van de inhoud wordt niet toegekomen, nu daarvoor eerst vereist is dat sprake is van gedeeltelijke vernieuwing. Nu daarvan geen sprake is, kan ook geen beroep worden gedaan op die 10%-regeling.
15. De vervolgvraag is of het college de weigering om af te wijken van het bestemmingsplan voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat de in het primaire en bestreden besluit daarvoor gegeven motivering (zeer) summier is. Het college heeft op dit punt wel beleidsruimte: de rechtbank toetst alleen of het college de beslissing op dit onderdeel voldoende heeft gemotiveerd en of die beslissing voldoet aan de diverse rechtsbeginselen. De rechtbank acht in dit licht voldoende het ook op de zitting door het college verwoorde standpunt dat een tweede woning ter plaatse, in het buitengebied, niet gewenst is. Daarbij is ook relevant dat er onduidelijkheid bestaat over de eindsituatie, omdat eisers niet concreet maken wat de bedoeling is met de tot woning verbouwde stal na afloop van de termijn van zes jaar en omdat er geen duidelijkheid is over de termijn waarbinnen de aangekondigde verbouwing van de hoofdwoning op het perceel zal zijn gerealiseerd. Daardoor is de vrees terecht dat door vergunningverlening (langdurig en moeilijk omkeerbaar) de ongewenste situatie zal ontstaan van twee woongebouwen op het perceel.
16. Over eisers beroep op evenredigheid overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft op zitting gehoord hoe eisers zich altijd hebben ingezet voor anderen en voor hun omgeving. De rechtbank heeft ook gelezen en op zitting gehoord dat eisers in zwaar weer gezeten hebben en nog zitten met betrekking tot hun agrarische bedrijf. Dat alles maakt echter niet dat het college gehouden is de omgevingsvergunning voor de verbouwing van de stal tot woning te verlenen. Het college heeft beleid voor tijdelijk wonen bij een in aanbouw zijnde woning, maar aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt hier niet voldaan. Het college heeft ook terecht aangegeven dat er – ten tijde van het bestreden besluit en ook tijdens de zitting – geen concreet plan met tijdpad is voor de renovatie van de woning.
17. Over de overkapping kan de rechtbank kort zijn. De overkapping ligt buiten de functieaanduiding ‘wonen’. Op de plek van de overkapping zijn daarom alleen bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan ten dienste van de agrarische bestemming. Op de zitting hebben eisers toegegeven dat zij geen schapen hebben en ook niet van plan zijn schapen te gaan houden. Ter plaatse is geen sprake van een agrarisch bedrijf en ook niet van hobbymatige agrarische activiteiten. De overkapping wordt, zoals ook blijkt uit de door de gemeente tijdens controlebezoeken gemaakte foto’s gebruikt als overdekt terras ten behoeve van woondoeleinden. Dat is dus in strijd met het bestemmingsplan.
18. De vergunningaanvraag diende ter legalisatie van hetgeen feitelijk is gerealiseerd, zo is duidelijk aangegeven. Voor zover in de aanvraag een andere overkapping is opgenomen dan de feitelijk aanwezige overkapping, heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van onjuiste gegevens. Dat geldt ook voor het in de vergunningaanvraag vermelde (hobbymatige) agrarische gebruik. Dat is immers niet de functie die eisers voornemens zijn te realiseren.
19. Ook ten aanzien van de overkapping is de rechtbank van oordeel dat de motivering van het college om niet te willen afwijken van het bestemmingsplan summier is. Op zitting is hierover gezegd dat binnen het bouwvlak (functievlak ‘wonen’) ruimte genoeg is en dat het ongewenst is om, in het buitengebied, gebouwen of andere (voor wonen bestemde) bouwwerken toe te staan buiten dat bouwvlak. Dat volgt tussen de regels door ook uit het primaire en bestreden besluit. De rechtbank acht deze motivering voldoende.
20. Ook over de verharding is de rechtbank kort. Uit door het college overgelegde luchtfoto’s uit 2019 en 2021 blijkt dat de verharding aan de oostzijde van de voormalige stal – buiten de functieaanduiding ‘wonen’ – tussen 2019 en 2021 is aangelegd. Deze kan daarom niet onder het overgangsrecht vallen van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan. Deze verharding dient ten behoeve van woondoeleinden, nu deze is gerealiseerd direct tegen de tot (tijdelijke) woning verbouwde stal. Dat is buiten de functieaanduiding ‘wonen’ niet toegestaan.
21. Hoewel ook hier de motivering om niet te willen afwijken van het bestemmingsplan summier is, volgt de rechtbank het standpunt van het college dat verharding ten behoeve van woondoeleinden in het buitengebied niet gewenst is, behoudens daar waar dat ingevolge het bestemmingsplan is toegestaan. Binnen het bouwvlak is daartoe voldoende ruimte.