Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2] , handelend pro se en in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter [minderjarige] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 35;
- de door het AZM nagezonden productie 36;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van de ouders van [minderjarige] ;
- de pleitnota van het AZM.
2.De feiten
‘Genetic risk of axonal neuropathy following Infection’. Het AZM heeft navraag gedaan bij de auteurs naar hun inzichten over het te verwachten beloop bij [minderjarige] . De auteurs lieten weten dat de vooruitzichten in algemene zin vaak erg slecht zijn. Het overleg met de auteurs bood verder volgens het AZM geen nieuwe inzichten.
(…) Een inschatting maken van het comfort van [minderjarige] is lastig gezien haar neurologische beeld, waarbij er vanuit gegaan kan worden dat deze overschat wordt. Ze kan grimassen, soms ziet verpleging dat ze angstig, soms kan ze nee schudde (subtiel maar duidelijk). Afgelopen week was zij meermaals per dag oncomfortabel bij handelingen zoals uitzuigen. In stabiele situatie zoals nu is zij 2-3x per week zeer benauwd bij een sputumplug. Op die momenten zie je de angst in haar ogen.(…).
3.Het geschil
het AZM verbiedt om de medische behandeling – in het bijzonder de kunstmatige beademing – van [minderjarige] stop te zetten gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het onderhavige vonnis, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen tijdsperiode, zodat [minderjarige] in de gelegenheid wordt gesteld om te (doen) onderzoeken of er reële mogelijkheden zijn overgeplaatst te worden naar een (kinder)verpleeghuis in Nederland, dan wel een overplaatsing van [minderjarige] naar het ziekenhuis in Egypte, alwaar haar zus verblijft, mogelijk te maken.
4.De beoordeling
Inleiding
Marginale of volle toetsing?
Wel of geen medisch zinloos handelen?
second opinions, het advies van de CMEA en de inhoud van het wetenschappelijk artikel volgt dat in hoge mate aannemelijk is dat geen verbetering van de gezondheidstoestand van [minderjarige] is te verwachten. De behandelend artsen twijfelen er niet aan dat de gezondheidssituatie van [minderjarige] nog verder zal verslechteren. Terecht stellen zij dat een beslissing om [minderjarige] te behandelen moet kunnen worden gebaseerd op valide argumenten en niet op hoop, hoe begrijpelijk en schrijnend het ook is dat de ouders van [minderjarige] aan die sprank hoop willen vasthouden. Hoewel de aandoening waaraan [minderjarige] lijdt in de medische wereld kennelijk nog niet uitgebreid is gedocumenteerd, is het aannemelijk dat de behandelend artsen, aan de hand van vergelijkbare, wél goed gedocumenteerde aandoeningen een beredeneerde voorspelling kunnen doen over het te verwachten verloop van de aandoening van [minderjarige] .
second opinion(zie ook hiervoor in rov. 2.12) geconcludeerd: [23]
Wordt [minderjarige] de mogelijkheid ontnomen te profiteren van toekomstige ontwikkelingen in de medische wetenschap?
Is sprake van (uitzichtloos) lijden bij [minderjarige] ?
Er is slechts één wetenschappelijk artikel voorhanden
‘Genetic risk of axonal neuropathy following Infection’van [naam 2] e.a. [31] , waarin de ontwikkeling van een 24-tal patiënten is gevolgd die lijden aan dezelfde aandoening als waaraan [minderjarige] lijdt. Van die patiënten zijn vijftien patiënten overleden tussen de leeftijd van 11 maanden en 23 jaar. Negen van hen leven dus nog, waarvan één persoon zou zijn hersteld. Niet duidelijk is dat [minderjarige] hoe dan ook hetzelfde lot zal ondergaan als de vijftien overleden patiënten. Volgens de ouders van [minderjarige] blijkt uit dat artikel dat niet sprake is van een eenduidig beloop bij de onderzochte patiënten. Daarom is volgens hen niet te voorspellen hoe de aandoening van [minderjarige] zich in de (nabije) toekomst zal ontwikkelen. Het artikel rechtvaardigt volgens de ouders van [minderjarige] ook niet de veronderstelling dat [minderjarige] verder achteruit zal gaan. Gezien de onzekerheid en de geringe beschikbare kennis over het genetisch defect van de aandoening van [minderjarige] is nader onderzoek op zijn plaats.
tends towards recovery, almost all of the patients described in this cohort had limited clinical improvement, indicating permanent neuronal damage”.
De ouders van [minderjarige] willen niet beslissen over het stoppen van de beademing
Het EVRM: recht op leven, recht op ‘family life’ en recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
‘family life’) en 9 (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Daartoe het volgende.
family life, in de regel niet kan worden ingeroepen in privaatrechtelijke betrekkingen zoals in de betrekking tussen de ouders van [minderjarige] en het AZM. Bovendien komt aan de verdragsstaten, zoals Nederland, een ruime beleidsvrijheid toe met betrekking tot het toestaan van het staken van een medische behandeling en de wijze waarop verdragsstaten het recht op leven in evenwicht wensen te brengen met het recht van patiënten op privéleven en zelfbeschikking.
family life(artikel 8 EVRM). Zij stellen dat inmenging slechts is toegestaan bij wet voorzien of in een democratische samenleving noodzakelijk in het belang van de gronden zoals genoemd in lid 2 van genoemd artikel. Geen van deze gronden spelen een rol in deze zaak, aldus de ouders van [minderjarige] , en maakt dan ook dat een schending van dit recht in deze niet gerechtvaardigd kan worden. Bovendien is er volgens de ouders van [minderjarige] geen sprake van medisch zinloos handelen en daardoor prevaleert het recht op
family lifeboven de beoordelingen van het medisch team van het AZM.
– algemeen aanvaard is dat tot het normale medische handelen ook behoort het beëindigen van medisch zinloos handelen – boven het door de ouders van [minderjarige] gestelde recht op
family life. [39]
1.107,00;