6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf of maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich op 26 juli 2024 schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Eerst heeft de verdachte in de [restaurant] te Geleen een ontploffing veroorzaakt, door hier een stuk aangestoken vuurwerk op de grond te gooien. Hij heeft hierbij gebruik gemaakt van een zwaar explosief, te weten een Cobra 6. De bezoekers (waaronder ook kinderen) en de medewerkers van de [restaurant] zijn in blinde paniek weggerend om zichzelf in veiligheid te brengen. Dat hierbij wonderbaarlijk genoeg niemand gewond is geraakt, is niet te danken aan de gedragingen van de verdachte. Door zijn handelen heeft de verdachte juist een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waardoor niet alleen gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, maar ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Wat het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing zo ernstig maakt, is dat de gevolgen ervan tevoren volstrekt niet te overzien zijn. Het risico dat de schade groter zou zijn dan nu het geval was, heeft de verdachte op de koop toe genomen.
Toen de politie later die dag de woning van de verdachte nog heeft doorzocht, hebben zij daar 230,85 gram hennep en 5,01 kilogram lachgas aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (zware) criminaliteit, waardoor de samenleving in ernstige mate schade wordt berokkend. De verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en dat rekent de rechtbank hem aan.
Gezien het voorgaande en met inachtneming van de straffen die doorgaans worden opgelegd voor vergelijkbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat enkel een vrijheidsbenemende straf passend is.
De reclassering heeft in haar rapport van 4 maart 2025 geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen bij de verdachte, ondanks dat er indicaties zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, nu in het verleden vanuit de jeugdreclassering al veel inzet is geweest en de verdachte deze trajecten niet positief heeft beëindigd. Hij zou in dit stadium onvoldoende baat hebben bij een pedagogisch klimaat. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 juni 2025 en de dubbelrapportage van de gedragsdeskundigen, waaruit naar voren komt dat de verdachte is gediagnostiseerd met een ongespecificeerde schizofrenie- of andere psychotische stoornis, een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, ernstige stoornissen in het gebruik van cannabis en lachgas en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen (alsook de reclassering) zien de noodzaak van interventies die zich richten op de (onbehandelbare) verstandelijke beperking. De verdachte heeft een externe structuur, begeleiding en begrenzing nodig omdat hij zelf onvoldoende vaardigheden heeft en heeft kunnen leren om zichzelf adequaat te sturen. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de psychotische kwetsbaarheid die gezien is, waarbij medicatiegebruik en de abstinentie van drugs met name relevant zullen zijn. De reclassering en beide deskundigen schatten het recidive risico hoog in zonder interventies. De verdachte lijkt hierbij gemotiveerd om zich te laten behandelen. Ook neemt de rechtbank het advies over dat het tenlastegelegde aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Daarnaast neemt de rechtbank mee in haar afweging dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten pas 19 jaar oud was en op dat moment nog niet (de juiste) medicatie had voor zijn psychische stoornis.
In de hiervoor reeds genoemde dubbelrapportage beschrijven de deskundigen voorts dat het ter beperking van het recidivegevaar noodzakelijk is dat de verdachte een langdurige behandeling krijgt. Deze behandeling dient klinisch te beginnen in een instelling met expertise op het gebied van verstandelijke ontwikkelingsstoornissen, forensische problematiek, psychotische stoornissen en stoornissen in middelengebruik. Hierbij moet worden gedacht aan een FPK of FPA. Deze klinische behandeling zal moeten worden vervolgd door een verblijf in een passende woonvorm en een ambulante behandeling. Volgens de deskundigen is de enige manier waarop het recidiverisico kan worden gewaarborgd, door deze behandeling binnen het kader van een tbs-maatregel te laten plaatsvinden. De deskundigen geven daarbij aan dat een tbs met voorwaarden is te verkiezen boven een tbs met dwangverpleging, aangezien op deze manier spoediger met de resocialisatie van de verdachte kan worden gestart. De rechtbank sluit zich aan bij deze adviezen en neemt de conclusies over. De rechtbank ziet in de tbs met voorwaarden het grote voordeel dat de verdachte daarbij ten opzichte van de verpleging van overheidswege nog iets te verliezen heeft. Daardoor voelt hij zich wellicht meer gemotiveerd om aan de behandeling, die ongetwijfeld zwaar en langdurig zal zijn, mee te werken. Mocht de verdachte onvoldoende meewerken, dan verwacht de rechtbank dat daar zodanig tijdig signalen vanuit zullen gaan dat de tbs met voorwaarden zal worden omgezet in tbs met dwangverpleging voordat de verdachte ernstig in de fout kan gaan.
In het reeds besproken reclasseringsadvies van 4 juni 2025, heeft de reclassering een positief advies gegeven over de oplegging van een tbs met voorwaarden aan de verdachte. De rechtbank sluit zich aan bij de voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd. Ter terechtzitting heeft de verdachte zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden. Hoewel de duur van de behandeling hem in eerste instantie afschrikte, heeft hij aangegeven inmiddels in te zien dat hij deze tijd nodig zal hebben. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven de verdachte bij de naleving van de voorwaarden te begeleiden.
De rechtbank acht een tbs met voorwaarden een noodzakelijke en proportionele maatregel om de verdachte te helpen met zijn problemen door middel van een klinische behandeling, maar tevens de maatschappij te beschermen en het recidivegevaar in te perken. Ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde bestond er immers een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij de verdachte. Er is bovendien sprake van een misdrijf waarop meer dan vier jaar gevangenisstraf staat en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel. De rechtbank stelt hiermee vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan.
De rechtbank beperkt de totale duur van de terbeschikkingstelling niet, omdat er sprake is van een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder de juiste behandeling en begeleiding opnieuw een strafbaar feit zal plegen.
Gelet op de ongemaximeerde tbs maatregel die zal worden opgelegd, waarmee reeds een langdurig toezicht op de verdachte gewaarborgd is, acht de rechtbank het niet noodzakelijk hiernaast nog een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht, op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarbij de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering dient te worden gebracht. Daarnaast zal aan de verdachte een ongemaximeerde en dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden worden opgelegd. De voorwaarden worden hierna in de beslissing nader gespecificeerd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.