ECLI:NL:RBLIM:2025:6231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
ROE 23/3758
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Schadefonds Geweldsmisdrijven over uitkering voor slachtoffer van zedenmisdrijf

In deze zaak heeft eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Schadefonds had aan haar dochter een uitkering van € 5.000,- toegekend op basis van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) vanwege een zedenmisdrijf. Eiseres is van mening dat de hoogte van de uitkering niet passend is en dat haar dochter recht heeft op een hogere financiële tegemoetkoming. De rechtbank heeft op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij zij oordeelde dat het Schadefonds in redelijkheid tot de uitkering van € 5.000,- heeft kunnen komen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van haar dochter, in haar beoordeling meegenomen, maar kwam tot de conclusie dat de omstandigheden niet voldoende waren om een hogere letselcategorie toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terugkreeg. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/3758

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [de dochter] (de dochter), uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling),
en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

(gemachtigde: mr. H. Himdi & mr. J.C.M. van de Weerd).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres gericht tegen de beslissing van het Schadefonds om aan haar dochter een uitkering op grond van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wsg) toe te kennen van € 5.000,- vanwege een zedenmisdrijf. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de toegekende uitkering en meent dat een hogere financiële tegemoetkoming meer passend is. Aan de hand van deze grond beoordeelt de rechtbank de hoogte van de uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Schadefonds in redelijkheid een uitkering van € 5.000,- heeft kunnen toekennen aan de dochter van eiseres. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft, ten behoeve van haar dochter, op 17 februari 2023 een aanvraag voor een uitkering ingediend bij het Schadefonds. Het Schadefonds heeft aan de dochter een uitkering van € 5.000,- toegekend. Met de beslissing op bezwaar van 17 november 2023 (het bestreden besluit) is het Schadefonds bij dat besluit gebleven.
2.1.
Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het Schadefonds heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Schadefonds.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
3. De dochter van eiseres is slachtoffer van een zedenmisdrijf. Om die reden heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een uitkering. Het Schadefonds heeft deze aanvraag toegewezen en aan de dochter een uitkering van € 5.000,- toegekend, gebaseerd op letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). [1]
Gronden van het beroep
4. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de uitkering en vindt – kort gezegd – dat het letsel in een hogere letselcategorie moet worden ingedeeld. Letselcategorie 3 is volgens haar de meest milde variant voor zedenmisdrijven. Er is in dit geval sprake van verzwarende omstandigheden die een hogere letselcategorie rechtvaardigen. Volgens eiseres moet rekening worden gehouden met de jonge leeftijd en de bijzondere kwetsbaarheid van haar dochter ten tijde van het misdrijf (haar dochter bevond zich ten tijde van het zedenmisdrijf in een beschermde setting (GGZ-instelling) en de dader was een werknemer) alsmede met het feit dat haar dochter door het misdrijf besmet is geraakt met een seksueel overdraagbare ziekte (chlamydia). Verder ondergaat haar dochter nog steeds een intensief behandeltraject.
Toetsingskader
5. Het Schadefonds heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in beleid. [2] Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst. In de (hier toepasselijke) Letsellijst is onderscheid gemaakt tussen fysiek letsel (hoofdstuk 1) en psychisch letsel (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 2 is ook een opsomming gegeven van geweldsmisdrijven, waarbij zonder medische informatie wordt voorondersteld dat de misdrijven tot psychisch letsel hebben geleid, waarbij als uitgangspunt geldt: hoe ernstiger de misdrijven, des te hoger de letselcategorie en de bijbehorende uitkering. Het gaat om geweldsmisdrijven, die op zichzelf zo ernstig zijn, dat ze vrijwel altijd een grote impact zullen hebben op het slachtoffer, zoals bij stelselmatig huiselijk geweld of een zedenmisdrijf.
Oordeel van de rechtbank
6. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat zij het voornoemde beleid niet onredelijk acht. De letselcategorie wordt in dit geval bepaald door psychisch letsel en niet door het fysieke letsel, omdat het meest ernstige letsel leidend is voor de indeling in een letselcategorie. [3] Bij letselcategorie 3 wordt ernstig psychisch letsel verondersteld wanneer (onder andere) sprake is van een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, bijvoorbeeld met geweld of gepleegd door een ouder persoon bij een zeer jeugdig slachtoffer. [4] Bij letselcategorie 4 wordt ernstig psychisch letsel verondersteld wanneer (onder andere) sprake is van een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, dat naar de aard en gevolgen ernstiger is dan categorie 3, bijvoorbeeld met
ernstig geweldof
gedurende een langere periode stelselmatiggebeurd. [5]
6.1.
Het Schadefonds heeft in de besluitvorming en het verweerschrift voldoende gemotiveerd dat de omstandigheden die betrekking hebben op de dochter van eiseres, zoals haar jonge leeftijd en kwetsbaarheid, evenals het misbruik dat de dader van het zedenmisdrijf van deze omstandigheden heeft gemaakt, hebben bijgedragen aan het geweldsaspect van het misdrijf en dat om die reden ook een geweldsmisdrijf is aangenomen. Deze omstandigheden heeft het Schadefonds ook kenbaar betrokken in de beoordeling bij het toekennen van letselcategorie 3. Daarbij heeft het Schadefonds zich op het standpunt mogen stellen dat voor toekenning van categorie 4 vereist is dat sprake is van een zedenmisdrijf dat naar aard en gevolgen aanzienlijk ernstiger is, zoals stelselmatig seksueel misbruik over een langere periode of gecombineerd met ernstig geweld, en dat daarvan in dit geval geen sprake is.
6.2.
De rechtbank is ook niet gebleken dat de toepassing van voornoemd beleid door het Schadefonds in dit geval tot een onredelijke uitkomst leidt. Daarbij heeft het Schadefonds terecht aangevoerd, hetgeen evenmin in geschil is tussen partijen, dat een deel van de aangevoerde omstandigheden, met name de bijzondere kwetsbaarheid en ook de intensieve behandeling, zijn te herleiden naar eerdere traumatiserende gebeurtenissen in het leven van de dochter van eiseres. Het is aannemelijk dat de psychische klachten door het zedenmisdrijf waarvoor de uitkering is gevraagd zijn verergerd, maar deze klachten zijn dus niet uitsluitend het gevolg van het misdrijf en kunnen daar dan ook niet volledig aan worden toegerekend. In dat kader acht de rechtbank ook van belang dat uit de toelichting op de Letsellijst blijkt dat wanneer reeds bestaande psychische klachten zijn verergerd, in beginsel (maar) letselcategorie 1 wordt toegekend.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 30 juni 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.“Letsellijst 1 november 2022”, te vinden op www.Schadefonds.nl.
2.Vergelijk wat is overwogen onder 3.1. in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2613.
3.Zie pagina 1 van de Letsellijst, onder het kopje ‘Samenloop’.
4.Zie pagina 8 van de Letsellijst, onder het kopje ‘Letselcategorie 3’.
5.Zie pagina 9 van de Letsellijst, onder het kopje ‘Letselcategorie 4’.