ECLI:NL:RBLIM:2025:6620

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
C/03/317383 / HA ZA 23-199
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geschil over mandelige schutting tussen buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren over de staat van een mandelige houten schutting die als erfafscheiding dient. De rechtbank heeft op 2 juli 2025 uitspraak gedaan na een deskundigenbericht dat concludeerde dat de schutting niet hoeft te worden hersteld of vervangen. De eisers, die in verzet zijn gegaan tegen een eerder verstekvonnis, hebben betoogd dat de schutting door de gedaagden ondeugdelijk is geplaatst en dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de kosten van herstel. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagden afgewezen en het verzet van de eisers gegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schutting in zijn huidige staat volstaat en dat er geen noodzaak is voor vervanging van de palen, die bij tijd en wijle verstevigd moeten worden. De rechtbank heeft de kosten van de verzetprocedure aan de gedaagden opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de bewijskracht daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/317383 / HA ZA 23-199
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente Echt-Susteren,
eisers in verzet,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. L.H.G. Pelzer,
tegen
,

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente Echt-Susteren,
gedaagden in verzet,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. J.A.N. Lap.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024;
- het deskundigenbericht van 30 december 2024;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] ;
- de akte na deskundigenbericht van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Feitelijk beschouwd gaat deze zaak over een mandelige houten schutting die als erfafscheiding dient tussen de erven van [gedaagden] en [eisers] . Juridisch gezien leidt dat tot de door de rechtbank te beantwoorden vraag of de schutting door [gedaagden] ondeugdelijk geplaatst is waardoor deze in zijn geheel, dan wel gedeeltelijk, vernieuwd moet worden en voor wiens rekening de vervanging van de schutting alsdan dient te komen.
2.2.
Bij tussenvonnis van 13 maart 2024 heeft de rechtbank al een aantal beslissingen genomen. In dit tussenvonnis is overwogen dat er geen sprake meer is van overhangende takken en [gedaagden] in dat kader geen aanspraak meer maakt op vergoeding van de hovenierskosten. Dit deel van de vordering, onder 3.1, zal bij eindvonnis worden afgewezen.
2.3.
Ook het verzet van [eisers] tegen onderdeel 3.2, 3.3 en 3.4 van het verstekvonnis is gegrond bevonden, waardoor de vorderingen van [gedaagden] ten aanzien hiervan bij eindvonnis zullen worden afgewezen. Voor de toelichting verwijst de rechtbank naar ro. 4.3 tot en met 4.5 van het tussenvonnis van 13 maart 2024.
2.4.
Met betrekking tot de schutting staat tussen partijen vast dat er een houten schutting op de erfgrens staat die in gemeenschappelijk eigendom van partijen is. De schutting is na een storm op 11 maart 2021 omgewaaid en door [gedaagden] overeind gezet en gestabiliseerd. Volgens [gedaagden] is er sprake van een tijdige, niet deugdelijke oplossing en dient de schutting geheel vernieuwd te worden op kosten van beide partijen. [eisers] betwist dat hij gehouden is mee te dragen in de kosten van herstel van de schutting. Hij verwijst daarvoor naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 december 2015 [1] , waaruit zou volgen dat eventuele problemen aan de schutting (enkel) voor rekening en risico van [gedaagden] komen omdat hij de schutting op ondeugdelijke wijze en zonder overleg met [eisers] geplaatst heeft.
2.5.
De rechtbank heeft aangegeven een gerechtelijk deskundigenbericht in te willen winnen om de informatie te krijgen die nodig is om een beslissing te nemen over dit geschilpunt. Bij tussenvonnis van 3 juli 2024 heeft de rechtbank [medewerker] , werkzaam bij [hoveniersbedrijf] te Roermond , benoemd als deskundige en hem gevraagd om na onderzoek de in het tussenvonnis opgenomen vragen te beantwoorden.
2.6.
De deskundige heeft in aanwezigheid van partijen onderzoek gedaan aan de schutting op de erfgrens tussen de erven van [gedaagden] en [eisers] , en heeft vervolgens een conceptrapportage opgesteld en deze aan partijen toegestuurd. Partijen hebben op dit concept gereageerd. De deskundige heeft deze reacties, met zijn reactie daarop, verwerkt in zijn definitieve deskundigenbericht van 30 december 2023. Partijen hebben bij conclusie gereageerd op het deskundigenbericht.
De beantwoording van de vragen in het deskundigenbericht
2.7.
Aan de deskundige zijn de volgende onderzoeksvragen - kort samengevat en voor zover van belang - voorgelegd:

Vraag 1. Zijn er gebreken aan de schutting voor wat betreft de schuttingdelen en/of palen?
Ja, er zijn gebreken aanwezig.
Vraag 2. Zo ja, welke gebreken?
Gebreken zijn aanwezig in de vorm van palen die door weersinvloeden los zijn gaan staan.
Vraag 3. Wat is de oorzaak van die gebreken (is de oorzaak allen de storm of is de schutting niet goed geplaatst of is er nog een andere oorzaak)?
Of deze palen wel of niet in extra beton zijn gestort is mijns inziens niet relevant (opmerking bewoner [huisnummer 1] ) daardoor bewegen van de schutting door wind, storm of snoeiwerkzaamheden (plaatsen van ladders/langslopen tijdens werkzaamheden tuin) deze ook los gaan staan, ook evengoed dus met een eventuele betonvoet.
Het gros van de palen zijn zichtbaar behandeld met een beschermlaag ter hoogte van het maaiveld, waarschijnlijk met beits. Dit biedt al extra bescherming, desondanks zijn er palen los gaan staan, echter zijn deze aan de kant van [huisnummer 2] verstevigd (Bijlage 1, foto 1 en 2) met gegalvaniseerde “steigerpijpen” doorboord en vastgezet aan de houten schuttingpaal middels rvs schroeven. Dit biedt zeker een extra, en nodige versteviging waardoor de schutting in zijn geheel stevig genoeg staat om zeker nog meerdere jaren te doorstaan.
[…]
Vraag 5: Is het nodig de hele schutting te vervangen?
Mijns inziens is het niet nodig de gehele schutting te vervangen, afgezien van het feit dat de schutting onderhevig is aan de normale “slijtage” door de reeds genoemde elementen.
Vraag 6: Zo nee, welke herstelmaatregelen zijn dan nodig?
Er zal bij tijd en wijle palen moeten worden verstevigd, dit kan middels de op [huisnummer 2] reeds uitgevoerde verstevigingen, te weten: de palen die losser komen te staan met steigerpijpen wederom vast te zetten. Dit kan op eigen gelegenheid uitgevoerd worden, met eigen materialen.
[…]
Vraag 8: Welke kosten zijn aan herstel van de schutting verbonden?
De kosten verbonden met betrekking tot het verstevigen van palen door een extern bedrijf zal rond de € 2.783,00 bedragen.
Conclusie na deskundigenbericht [eisers]
2.8.
Op geen enkele wijze blijkt uit de rapportage van de deskundige dat hij concreet (fysiek) onderzoek verricht heeft. Er is geen onderzoek gedaan naar de lengte van de palen, noch naar de soort grond waarin de palen zijn geplaatst. Verder is onduidelijk wat de invloed is van de beschermlaag op de palen met betrekking tot het al dan niet los staan van de palen, aldus [eisers] . Volgens de deskundige is de schutting sterk genoeg om meerdere jaren te doorstaan, waarbij geen concrete tijdspanne wordt aangegeven. Het begrip meerdere jaren is volgens [eisers] voor velerlei uitleg vatbaar. Herstel van de los staande palen kan volgens de deskundige uitgevoerd worden door het aanbrengen van steigerpijpen. Nu [gedaagden] hier ook in een eerder stadium voor heeft zorg gedragen, kan hij deze taak, versteviging door middel van het plaatsen van steigerpalen, alsdus [eisers] ook in de toekomst voor zijn rekening nemen. [eisers] concludeert dat nu vervanging en herstel volgens de deskundige niet nodig is de vordering van [gedaagden] dient te worden afgewezen.
Akte na deskundigenbericht [gedaagden]
2.9.
is van mening dat de schuttingdelen die in goede staat zijn hergebruikt kunnen worden en de palen die verrot zijn dienen te worden vervangen. Volgens [gedaagden] zijn echter alle palen door rot aangetast en afgeknapt dan wel zullen ze op korte termijn afknappen zodat in feite alle palen vervangen dienen te worden. Een eenmalige reparatie is goedkoper dan ieder jaar een aantal palen vervangen, aldus [gedaagden] . Bij het vervangen van de palen geeft [gedaagden] de voorkeur aan betonnen palen omdat deze onderhoudsvrij zijn. [gedaagden] refereert zich aan het oordeel van de deskundige dat de kosten van gedeeltelijk herstel op € 2.873,00 geschat worden.
Volgt de rechtbank de inhoud van het deskundigenbericht?
2.10.
Zowel [gedaagden] enerzijds als [eisers] anderzijds hebben in hun reactie op het deskundigenbericht te kennen gegeven dat zij het op bepaalde punten niet eens zijn met de bevindingen van de deskundige. De rechtbank deelt de bezwaren van partijen niet en neemt de conclusies van de deskundige over. Dit betekent dat er nu geen verdere herstelmaatregelen aan de schutting hoeven plaats te vinden en de schutting ook niet vervangen hoeft te worden. Dit rechtbank licht dit als volgt toe.
2.11.
De rechtbank stelt voorop dat het volgens vaste rechtspraak aan de rechtbank is om te beoordelen welke bewijskracht aan het deskundigenbericht toekomt. Daarbij geldt een beperkte motiveringsplicht. Omdat de rechtbank niet zelf kan beoordelen of het rapport inhoudelijk juist is, zal de rechtbank in beginsel afgaan op de inhoud en conclusie van het deskundigenbericht, dat is opgesteld door een deskundige waarmee beide partijen hebben ingestemd. Echter kunnen door een partij aangevoerde zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het deskundigenbericht ertoe leiden dat de rechtbank (de conclusie van) het expertiserapport bij de beoordeling buiten beschouwing zal laten. Daarvan is onder andere sprake wanneer het deskundigenbericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica (zie onder meer ECLI:NL:RBROT:2017:9799 en ECLI:NL:RBLIM:2018:8504).
2.12.
De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenbericht voldoet aan de hiervoor genoemde eisen om de navolgende redenen.
2.13.
Alhoewel de deskundige erkent dat hij het bezoek vooraf beter had kunnen aankondigen, heeft er hoor en wederhoor plaatsgevonden en hebben beide partijen hun zienswijze voldoende kunnen toelichten. De persoonlijke verhoudingen van partijen zijn niet van belang voor de beoordeling van de staat van de schutting en zijn door de deskundige terecht niet meegenomen in zijn onderzoek. Dat de deskundige ook de inhoud van het vonnis van 2 december 2015, waar [gedaagden] naar verwijst, niet meeneemt aangezien dit hem niet bekend is, is naar het oordeel van de rechtbank een logische gevolgtrekking en getuigt niet van een verkeerd inzicht.
2.14.
De rechtbank overweegt verder dat een deskundige de vrijheid heeft zelf te bepalen hoe hij zijn onderzoek inricht. Hij heeft hier volstaan met een visueel onderzoek. Uit de stellingen van partijen is onvoldoende gebleken waarom dat niet gedegen zou zijn. Dat hij niet benoemd heeft hoeveel palen de schutting telt en hoe deze verdeeld zijn, maakt niet dat er sprake is van een onzorgvuldig of onvolledig onderzoek, met name nu de deskundige in zijn rapportage benoemt dat het om het totaalbeeld van de schutting in zijn huidige conditite gaat. Nu het gros van de palen behandeld zijn met een beschermlaag en de losstaande palen verstevigd en vastgezet zijn acht de rechtbank het een logische gevolgtrekking dat de deskundige de schutting als voldoende stabiel beoordeelt, met de kanttekening dat bij tijd en wijle onderhoud nodig is en de schutting dan op dezelfde wijze verstevigd kan worden als [gedaagden] reeds gedaan heeft: de losstaande palen wederom met steigerpijpen verstevigen.
2.15.
Ook de andere bezwaren van partijen tegen de bevindingen zijn door de deskundige voldoende weerlegd. De reacties van partijen op het deskundigenbericht geven de rechtbank dan ook geen aanleiding af te wijken van de conclusies van de deskundige.
2.16.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over voor wat betreft de staat van de schutting en maakt die tot de hare.
Terugkomen bindende eindbeslissing
2.17.
Dat betekent wel dat de rechtbank terugkomt op de bindende eindbeslissing zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.16 van het tussenvonnis van 13 maart 2024 dat minimaal twee palen vervangen dienen te worden. Uit het deskundigenonderzoek kan immers worden geconcludeerd dat de schutting in de huidige staat volstaat en de twee palen, vermeld in ro. 4.16 van het tussenvonnis, nu niet vervangen hoeven te worden. De palen moeten bij tijd en wijle verstevigd worden, maar van vervanging is volgens de deskundige de komende jaren nog geen sprake.
2.18.
De eisen van een goede procesorde kunnen meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.19.
Nu uit het deskundigenrapport blijkt dat de twee palen niet vervangen hoeven te worden en partijen in het kader van het deskundigenonderzoek hierover gehoord zijn, is de conclusie dan ook dat de rechtbank in de onderhavige procedure is gebleken van zodanige nieuwe feiten en omstandigheden die ten tijde van de beslissing in het tussenvonnis nog niet bekend waren. Hierdoor moet aangenomen worden dat de in het tussenvonnis genomen beslissing berust op een onjuiste c.q. onvolledige feitelijke grondslag zodat die beslissing niet in stand kan blijven. Aangenomen moet immers worden dat indien de rechtbank destijds kennis had genomen van het deskundigenrapport de beslissing anders had geluid.
2.20.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, behoort [eisers] van de jegens hem bij het verstekvonnis uitgesproken veroordelingen te worden ontheven. Dit betekent dat het verzet gegrond zal worden verklaard en het door de rechtbank tussen partijen gewezen verstekvonnis zal worden vernietigd. De vordering zal alsnog worden afgewezen met veroordeling van [gedaagden] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de verzetprocedure.
2.21.
De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 1.535,00 (2,5 punt × € 614,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.014,00
2.22.
De kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van [eisers] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat hij in eerste instantie niet is verschenen terwijl de dagvaarding niet nietig was.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het verzet van [eisers] gegrond;
3.2.
vernietigt het verstekvonnis van de rechtbank Limburg, gewezen op 15 maart 2023 tussen [eisers] enerzijds en [gedaagden] anderzijds, en opnieuw rechtdoende:
3.3.
wijst de oorspronkelijke vorderingen af;
3.4.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eisers] worden begroot op een bedrag van € 3.014,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr, A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
CL

Voetnoten

1.Rechtbank Limburg 2 december 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:9984