ECLI:NL:RBLIM:2025:7444

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
ROE 25/1377
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 28 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een besluit tot woningsluiting op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Maastricht had besloten de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoeker, die huurder en bewoner van de woning is, was het niet eens met dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de beoordeling werd gekeken naar de vraag of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en de meldingen van drugsoverlast. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren.

Daarnaast werd vastgesteld dat de sluiting van de woning evenredig was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, zoals zijn gezondheid en financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij een bijzondere binding met de woning had en dat hij niet actief had gezocht naar alternatieve woonruimte. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de noodzaak van handhaving van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/1377

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[naam], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.C.W. Ploum).

Samenvatting

1. Deze zaak gaat over een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang, waarin de burgemeester heeft besloten de woning van verzoeker met ingang van 19 juni 2025 te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 11 juni 2025 heeft de burgemeester bepaald dat de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet moet worden gesloten voor de duur van drie maanden.
2.1.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorzieningen te treffen.
2.2.
De burgemeester heeft de rechtbank laten weten dat met sluiting van de woning wordt gewacht totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.3.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
4. Dit oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet. Als verzoeker het niet eens is met de beslissing op het bezwaar (die door de burgemeester nu nog moet worden genomen), kan verzoeker daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. De rechtbank mag in die (bodem)procedure dus anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.
Waar gaat deze zaak over?
5. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning. De burgemeester heeft op 24 april 2025 een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er naar aanleiding van de aanhouding van twee personen en waarnemingen van de politiemedewerkers een onderzoek is ingesteld naar de woning. De politie heeft twee personen aangehouden die een hoeveelheid verdovende middelen hadden gekocht. Door de politiemedewerkers is waargenomen dat deze kopers in de brievenbus behorend bij de woning een biljet van € 50,- deponeerden en vervolgens iets uit de brievenbus meenamen. Na staandehouding bleek dat zij twee seals met wit poeder uit de brievenbus hadden gehaald welke indicatief zijn getest op cocaïne. De politie heeft de woning op 18 april 2025 doorzocht. Tijdens de doorzoeking van de woning is het volgende aangetroffen:
  • een seal met cocaïne in de hal bij de voordeur (0,8 gram bruto)
  • vijf snowseals met wit poeder indicatief getest op cocaïne in een bloempot aan de muur naast de voordeur in de trappenhal (3,6 gram bruto)
  • € 3.650,- aan contant geld (in coupures van 50 en 100 euro)
  • € 50,- aan contant geld in de brievenbus
De burgemeester heeft op 1 mei 2025 het voornemen tot woningsluiting voor de duur van drie maanden toegezonden en verzoeker in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan nog vragen gesteld (per mail). Verzoeker heeft geantwoord op deze vragen. De burgemeester heeft vervolgens geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken.
Het standpunt van verzoeker
6. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om zijn woning te sluiten. Volgens verzoeker is er in zijn woning namelijk een gebruikershoeveelheid harddrugs aangetroffen. De vijf seals die in de bloempot op de gang (dus niet in de woning) zijn aangetroffen zijn niet van verzoeker en de meldingen over drugsoverlast zijn volgens verzoeker niet naar hem te herleiden. Verzoeker voert verder aan dat hij geen drugs heeft verkocht door middel van zijn brievenbus maar dat derden waarschijnlijk gebruik hebben gemaakt van de brievenbus, zonder dat hij dit wist. De kopers die zijn aangehouden kunnen volgens verzoeker ook niet aan hem gelinkt worden. Verzoeker betwist de waarheid van de bestuurlijke rapportage van 19 april 2025 waarin staat dat een koper zijn naam zou hebben genoemd. In het proces-verbaal van 18 april 2025 staat dit namelijk niet. Het in de woning van verzoeker aangetroffen cash geld is niet afkomstig van drugshandel maar van de verkoop van een frituur vele jaren geleden. Verder zijn er tijdens de doorzoeking geen andere attributen aangetroffen die wijzen op drugshandel. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de sluiting van de woning grote gevolgen voor hem heeft. Hij heeft een bijstandsuitkering en het is voor hem financieel onmogelijk om een nieuwe woning te vinden. Verder heeft verzoeker aangedragen dat hij vanwege zijn gezondheid (hij heeft COPD) en zijn hond gebonden is aan de woning. De woningen die de burgemeester heeft aangedragen, tonen geen actueel beeld van de beschikbare woningen. Verzoeker heeft ook geen personen in zijn omgeving waarbij hij (tijdelijk) kan verblijven. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat woningsluiting grote gevolgen heeft gelet op de ontbinding van de huurovereenkomst.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
7. De door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7.1.
Gelet op het feit dat verzoeker de woning in het geval van sluiting daarvan zal moeten verlaten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende is gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak zal dan ook verder inhoudelijk worden beoordeeld.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
8. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid, als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de woning 0,8 gram (bruto) cocaïne is gevonden. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester in zijn standpunt dat het aannemelijk is dat dit zonder verpakkingsmateriaal minimaal 0,5 gram is. Dit alleen al kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. Daarmee is de bevoegdheid van de burgemeester in beginsel gegeven. Daarnaast is er op de gang in de bloempot 3,6 gram (bruto) cocaïne gevonden. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk kunnen achten dat de in de bloempot aangetroffen seals met cocaïne, te herleiden zijn naar verzoeker en zijn woning. Verzoeker heeft niet aannemelijk kunnen maken dat iemand anders de seals met cocaïne in de bloempot zou hebben gedaan. Verder volgt uit het dossier dat de politie op 18 april 2025 gezien heeft dat personen in de brievenbus behorend bij de woning van verzoeker een biljet van € 50,- euro deponeerden en vervolgens iets uit de brievenbus meenamen. Uit de rapportage van de politie blijkt dat dit seals met cocaïne waren. Uit de bestuurlijke rapportage van 19 april 2025 volgt dat een van de kopers de naam van verzoeker heeft genoemd. Verzoeker heeft de inhoud van deze rapportage betwist. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs aanleiding geeft tot het afwijken van dit uitgangspunt. [1] Ditzelfde geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage van 19 april 2025. Hierin wordt beschreven dat de koper de naam van verzoeker heeft genoemd. De koper heeft verklaard dat verzoeker hem had gebeld, dat hij wegging van zijn woning, dat hij gezegd had dat hij een plaatje in zijn brievenbus kwam gooien waarop verzoeker het envelopje in de brievenbus zou leggen. Verder verklaart de koper dat hij en verzoeker op vrijdag een soort standaardafspraak hebben, dat koper bij verzoeker koopt. Dit was in ieder geval de vijfde keer op deze manier. De voorzieningenrechter acht deze informatie voldoende betrouwbaar en ziet geen reden om aan de op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester aannemelijk heeft kunnen achten dat er sprake is van handel van verdovende middelen vanuit de woning van verzoeker. De stelling van verzoeker dat derden mogelijk gebruik maken van zijn brievenbus of dat een vorige huurder er nog gebruik van maakt zonder dat verzoeker dit wist, is niet onderbouwd. De burgemeester heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verhuurder heeft verklaard geen ervaringen te hebben dat brievenbussleutels worden nagemaakt en dat er in oktober 2023 een nieuw brievenbusslot is geplaatst. Na dit reparatieverzoek is er geen andere melding ontvangen. Het standpunt van verzoeker dat de brievenbus door een ander wordt gebruikt, heeft de burgemeester dan ook niet geloofwaardig hoeven achten. Ook is er in de woning een groot bedrag aan cash geld, in coupures van 50 en 100 euro, aangetroffen, dat kan worden aangemerkt als handelsindicator. Verzoeker heeft gesteld dat dit geld afkomstig is van de verkoop van een frituur maar heeft dit niet verder kunnen onderbouwen. De burgemeester heeft niets kunnen achterhalen over de verkoop of het adres waar de frituur destijds zou hebben gezeten. Gelet hierop heeft de burgmeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk kunnen achten dat het aangetroffen geld samenhangt met de drugshandel. Verder zijn er overlastmeldingen vanuit de omgeving gericht op verzoeker en zijn woning. Uit deze meldingen volgt dat een vrouw met een blauwe scooter geldbedragen tussen de € 3.000,- en € 4.000,- euro voor verzoeker zou vervoeren. Het bij verzoeker aangetroffen geldbedrag komt overeen met de bedragen genoemd in de meldingen. Bovendien zijn er in de gemeentelijke meldsystemen meldingen gemaakt over drugsoverlast waarbij de naam van verzoeker wordt genoemd. De stelling dat er in de woning van verzoeker geen andere attributen zijn gevonden die duiden op drugshandel, leidt niet tot een andere conclusie. Gelet op het voorgaande is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
9. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om de woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde.
9.1.
Gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat hij niet kon volstaan met een minder verstrekkende maatregel ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat er meldingen over drugsoverlast ontvangen zijn, cash geld is aangetroffen dat kan worden aangemerkt als handelsindicator, en dat de woning in een kwetsbare wijk ligt waar in de afgelopen vijf jaar acht keer een maatregel op grond van artikel 13b van de Opiumwet opgelegd. De sluiting geeft daarmee ook een signaal af dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning evenredig is. De voorzieningenrechter is – gelet op het voorgaande - van oordeel dat niet gebleken is dat verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de harddrugs in (de nabijheid van) de woning. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een bijzondere binding heeft met de woning. Dat eiser COPD heeft en een hond is onvoldoende om deze bijzondere binding aan te nemen. Ook heeft verzoeker niet onderbouwd dat het voor hem financieel niet mogelijk is om vervangende woonruimte te vinden. De toelichting van verzoeker ter zitting dat hij op sites heeft gekeken en aan mensen heeft gevraagd of ze iets weten, acht de voorzieningenrechter hiertoe onvoldoende. Verzoeker heeft geen contact opgenomen met de verhuurder of woningstichting en ook geen hulp gevraagd bij de gemeente. De burgemeester heeft hierbij vermeld dat eerder de WMO van verzoeker is beëindigd vanwege het niet openstaan voor begeleiding. Ook de begeleiding bij Incluzio is gestopt en verzoeker wenste geen nieuwe begeleiding. Het is wel aan verzoeker om initiatief te tonen en om hierbij, indien nodig, hulp te zoeken en deze hulp ook te accepteren. Verzoeker heeft tot slot aangevoerd dat woningsluiting grote gevolgen heeft gelet op de ontbinding van de huurovereenkomst. Gelet op de ernst van de overtreding is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat het besluit niet onevenredig is. Verzoeker heeft tot slot ook geen andere bijzondere omstandigheden gesteld die de woningsluiting onevenredig maken en daarvan is de voorzieningenrechter ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet (meer) open hoeft te houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling van verzoeker bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 juli 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2222.