ECLI:NL:RBLIM:2025:8045

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11384545 \ CV EXPL 24-5944 en 11488409 \ CV EXPL 25-105
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en geschil over de toepassing van een sociaal plan en de tekenbonus bij VDL NEDCAR B.V.

In deze zaak vorderen vier eisers, voormalige werknemers van VDL NEDCAR B.V., een tekenbonus van € 2.500,00 bruto, die volgens hen voortvloeit uit het sociaal plan dat met de vakorganisaties is overeengekomen. De eisers stellen dat zij recht hebben op deze bonus bij het definitief akkoord gaan met hun vaststellingsovereenkomst (vso), omdat zij onder de aanvullingsregeling vallen. VDL NEDCAR B.V. betwist dit en stelt dat de tekenbonus alleen is bedoeld voor werknemers die minder dan vier jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd staan. De kantonrechter moet beoordelen of de eisers recht hebben op de tekenbonus en of er sprake is van leeftijdsdiscriminatie. De rechter oordeelt dat de eisers geen recht hebben op de tekenbonus, omdat deze specifiek is bedoeld voor oudere werknemers die aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voldoen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisers af en stelt dat de gemaakte keuzes in het sociaal plan legitiem zijn en niet in strijd met de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd. Daarnaast wordt de vergoeding voor juridische bijstand van eiser 2 toegewezen, terwijl de vorderingen van de andere eisers worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd tussen eiser 2 en VDL, terwijl de andere eisers de proceskosten moeten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummers: 11384545 \ CV EXPL 24-5944 en 11488409 \ CV EXPL 25-105
Vonnis van 13 augustus 2025
in de gevoegde zaken van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] (België),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente Echt-Susteren,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente Sittard-Geleen,
eisers,
gemachtigde: mr. H.P. Mannens,
tegen
VDL NEDCAR B.V.,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
hierna te noemen: VDL,
gemachtigde: mr. drs. N. Mauer,
en
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.P. Mannens,
tegen
VDL NEDCAR B.V.,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
hierna te noemen: VDL,
gemachtigde: mr. drs. N. Mauer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de van eisers ontvangen aanvullende bijlage 15
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van mr. drs. Mauer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is van 14 november 1988 tot 1 juni 2024 bij VDL in dienst geweest. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van [naam functie] .
2.2.
[eiser 2] is van 5 augustus 2014 tot 1 april 2024 bij VDL in dienst geweest. Hij werkte laatstelijk in de functie van [naam functie] .
2.3.
[eiser 3] is van 27 maart 1995 tot 1 juni 2024 bij VDL in dienst geweest. Hij werkte laatstelijk in de functie van [naam functie] .
2.4.
[eiser 4] is van 1 augustus 2014 tot 1 april 2024 bij VDL in dienst geweest. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van [naam functie] .
2.5.
VDL hield zich onder meer bezig met de productie van personenauto’s. Vanaf augustus 2017 produceerde zij personenauto’s voor BMW. Medio oktober 2021 heeft BMW besloten de productie van haar personenauto’s bij VDL te staken. BMW maakte met VDL de afspraak dat de productie van personenauto’s bij VDL per november 2023 verlaagd zou worden en per 1 maart 2024 geheel zou stoppen. BMW was op dat moment de enige opdrachtgever van VDL.
2.6.
VDL heeft geen nieuwe opdrachtgever kunnen vinden, wat heeft geleid tot collectieve ontslagen van haar werknemers. VDL kwam met de vakorganisaties FNV Metaal, De Unie en CNC Vakmensen op 19 maart 2021 een sociaal plan overeen met een looptijd van 2 december 2020 tot en met 31 maart 2024. Op 6 juli 2023 is een vernieuwd sociaal plan tot stand gekomen met een looptijd van 15 juni 2023 tot en met 31 december 2024.
2.7.
Op 17 januari 2024 hebben eisers allemaal een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) van VDL ontvangen onder de mededeling dat hun arbeidsplaats met ingang van 1 maart 2024 vervalt. Eisers hebben de vso ondertekend. Op de vso is het Sociaal plan van 6 juli 2023 van toepassing.
2.8.
In hoofdstuk 5 van het sociaal plan is bepaald hoe de ontslagvergoeding moet worden berekend. De wettelijke transitievergoeding geldt als uitgangspunt, en wordt vervolgens vermenigvuldigd met een bepaalde correctiefactor, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal dienstjaren, de zogenaamde ‘standaardberekening’. Vanaf de rekenformule van deze standaardberekening bij gedwongen ontslag luidt hoofdstuk 5.3 als volgt:
Berekening bruto ontslagvergoeding bij gedwongen ontslag:
A x B x C x 1/3
A = aantal dienstjaren
B = bruto maandsalaris inclusief vaste emolumenten
C = correctiefactor (zie bovengenoemde staffel)
Maximum van de vergoeding bij gedwongen ontslag:
  • De ontslagvergoeding is gemaximeerd tot de wettelijke transitievergoeding maal de factor.
  • Voor de werknemer met een leeftijd die maximaal 4 jaar voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt, wordt de eenmalig uit te keren vergoeding berekend door het verschil te nemen tussen de WW (of buitenlandse werkloosheidsuitkering) plus de PAWW aanspraken en/of een eventuele buitenlandse pensioenuitkering en/of IOW-uitkering aan de ene kant, en 100% van het bruto loon in de periode tot de pensioendatum
(= Nederlandse AOW-leeftijd) aan de andere kant, vermeerderd met de werkgeversbijdrage voor de tot de pensioendatum (= Nederlandse AOW-leeftijd) resterende pensioenpremies. Als deze berekening een hogere uitkomst geeft dan de hiervoor aangegeven berekening op basis van de ontslagvergoeding, geldt in dat geval de standaardberekening. Mocht achteraf blijken dat een grensarbeider door de toepassing van de wetgeving van zijn woonland en zijn Nederlandse AOW-gerechtigde leeftijd een inkomensgat heeft, deze door VDL Nedcar gecompenseerd zal worden. Mocht de IOW wet- en regelgeving worden aangepast, dan treden partijen in overleg over een passende oplossing gericht op het behoud van een inkomensniveau van 100% bruto;

Medewerkers die onder deze aanvullingsregeling vallen, hebben recht op een tekenbonus van € 2.500 bruto, bij definitief akkoord gaan met de vso. Deze bonus wordt uitbetaald bij einde dienstverband.’
(bijlage 1 dagvaarding)
2.9.
Eisers hebben geen tekenbonus ontvangen.
2.10.
Artikel 15 van de vso van eisers luidt als volgt:
Kosten rechtsbijstand
15. Behoudens het geval Werknemer een rechtsbijstandverzekering heeft zal werkgever de ten behoeve van Werknemer gemaakte kosten voor juridische bijstand vergoeden van maximaal € 750,- exclusief BTW en inclusief kantoorkosten. Werkgever betaalt de vergoeding rechtstreeks aan de gemachtigde van Werknemer binnen een maand na ontvangst van een op naam van werknemer gestelde declaratie van zijn gemachtigde.’
(bijlage 2 dagvaarding)
2.11.
In hoofdstuk 13 van het sociaal plan is het volgende bepaald:
‘13.2Juridisch Advies: De werknemer kan ter zake van de beëindiging van zijn dienstverband juridisch advies inwinnen. Werkgever vergoedt een tegemoetkoming in de kosten van juridische bijstand tot een bedrag van maximaal € 750,- exclusief BTW na ontvangst van een factuur. Deze kosten worden uitsluitend vergoed, voor zover de kosten in rekening worden gebracht. Als werknemer aanspraak kan maken op juridische bijstand uit hoofde van een rechtsbijstandsverzekering wordt geen tegemoetkoming toegekend. Leden van de vakorganisaties die minder dan zes maanden voorafgaand aan het indienen van de adviesaanvraag waardoor zij worden geraakt lid zijn geworden van de vakvereniging, kunnen, op basis van een onderbouwde en gespecificeerde factuur, aanspraak maken op de vergoeding van juridische kosten op basis van dit artikel.’
2.12.
Eisers hebben geen vergoeding voor gemaakte kosten van juridische bijstand ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 3] , [eiser 1] en [eiser 2] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
- VDL te veroordelen om aan [eiser 3] de tekenbonus te betalen van
€ 2.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 1] de tekenbonus te betalen van € 2.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 2] de tekenbonus te betalen van
€ 2.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2024;
II.
- VDL te veroordelen om aan [eiser 3] te betalen de incassokosten van
€ 375,00 voor wat betreft de tekenbonus, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024, en de incassokosten van € 112,50 inzake de kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 1] te betalen de incassokosten van € 375,00 voor wat betreft de tekenbonus, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024, en de incassokosten van € 112,50 inzake de kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 2] te betalen de incassokosten van
€ 375,00 voor wat betreft de tekenbonus, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024, en de incassokosten van € 112,50 inzake de kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2042;
III.
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 3] te voldoen de kosten van rechtsbijstand van € 907,50 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 1] te voldoen de kosten van rechtsbijstand van € 907,50 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
  • VDL te veroordelen om aan [eiser 2] te voldoen de kosten van rechtsbijstand van € 907,50 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024;
IV.
- VDL te veroordelen om aan eisers te betalen de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser 4] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, VDL te veroordelen om aan haar de tekenbonus te betalen van € 2.500,00 bruto, te vermeerderen met incassokosten van € 375,00 en met de wettelijke rente vanaf 11 september 2024, met veroordeling van VDL in de proceskosten en nakosten.
3.3.
VDL voert verweer. VDL concludeert tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tekenbonus
4.1.
Eisers leggen - kort samengevat - aan hun vorderingen ten grondslag dat zij conform het sociaal plan ieder recht hebben op een tekenbonus van € 2.500,00. Eisers stellen dat dit volgt uit de volgende bepaling in hoofdstuk 5.3 van het sociaal plan:
‘Medewerkers die onder deze aanvullingsregeling vallen, hebben recht op een tekenbonus van EUR 2.500 bruto, bij het definitief akkoord gaan met de vso. Deze bonus wordt uitbetaald bij einde dienstverband.’
Eisers wijzen erop dat de aangeboden ontslagvergoeding die zij hebben ontvangen, een aanvulling is (lees: een aanvullingsregeling). In artikel 3 van elke vaststellingsovereenkomst staat namelijk het volgende:
‘Werkgever betaalt aan werknemer een ontslagvergoeding conform Sociaal plan van …(voor iedere eiser staat daar een ander bedrag vermeld)
bruto voor te derven inkomsten elders of aanvulling op een sociale uitkering.’
4.2.
VDL betwist dat eisers recht hebben op een tekenbonus. De tekenbonus is enkel bedoeld voor werknemers die in aanmerking komen voor de Aanvullingsregeling, dit zijn de werknemers wier leeftijd op de peildatum 4 jaar of minder van de AOW-gerechtigde leeftijd is verwijderd. Er wordt in hoofdstuk 5.3 van het sociaal plan ook nadrukkelijk verwezen naar de aanspraak op de Aanvullingsregeling als voorwaarde voor het verkrijgen van de tekenbonus. VDL stelt bovendien dat in de vaststellingsovereenkomsten die zij met eisers heeft gesloten, steeds finale kwijting is overeengekomen. Alleen al om deze reden liggen de vorderingen van eisers voor afwijzing gereed.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het geschil van partijen neerkomt op een verschillende uitleg van het sociaal plan, dat als cao is aangemeld.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. [1]
4.5.
Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. [2]
Ook de uitleg van een sociaal plan dat niet als een cao kan worden aangemerkt, moet geschieden aan de hand van de CAO-norm. [3]
4.6.
De hiervoor vermelde rechtspraak waarin de CAO-norm is ontwikkeld en toegepast, ziet op gevallen waarin de door de rechter uit te leggen bepaling van de overeenkomst mede de rechtspositie van derden beïnvloedt. Onder zodanige derden zijn te verstaan partijen - in het geval van een cao: individuele werknemers en werkgevers - die niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst en dus geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud of de formulering van de daarin opgenomen bepalingen, en voor wie de bedoelingen van de wel bij die totstandkoming betrokken partijen slechts kenbaar zijn uit de in die overeenkomst opgenomen bepalingen of bijbehorende schriftelijke toelichting. Blijkens deze rechtspraak strekt de CAO-norm in de eerste plaats ertoe te voorkomen dat die niet kenbare partijbedoeling wordt tegengeworpen aan zodanige derden.
4.7.
Voorts is in de hiervoor vermelde uitspraak van 26 mei 2000 beklemtoond dat niet kan worden aanvaard dat een bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil daaromtrent als procespartijen in het geding zijn betrokken. Hieruit volgt dat de CAO-norm tevens ertoe strekt te verzekeren dat een cao voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd.
4.8.
Uit een en ander volgt dat de bestaansgrond van de CAO-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen.
4.9.
Eisers stellen zich op het standpunt dat wanneer de zienswijze van VDL zou worden toegepast - dus dat enkel oudere werknemers recht zouden hebben op de tekenbonus - het sociaal plan heeft verzuimd om dat onderscheid duidelijk te maken door onder hoofdstuk 1 bij de definities te vermelden welke groep dan wel precies onder een “aanvullingsregeling” valt. Dit is niet gebeurd waardoor hoofdstuk 5 van het sociaal plan zo moet worden gelezen dat aan alle werknemers een eenmalige bruto ontslagvergoeding wordt toegekend en bij alle werknemers in hun vaststellingsovereenkomst ook wordt gesproken over een vergoeding die als een aanvulling moet worden beschouwd. Iedere ontslagvergoeding (van zowel jonge werknemers als oudere werknemers) is immers een aanvulling voor de te derven inkomsten.
4.10.
VDL heeft toegelicht dat er in het vernieuwde sociaal plan een hogere correctiefactor is overeengekomen. Dit had effect op de uitkomst van de Standaardberekening van de ontslagvergoeding. De correctiefactor in de Standaardberekening werd verhoogd, hetgeen daarom leidde tot een verhoging van de ontslagvergoedingen met ongeveer 20%. In het vernieuwde Sociaal plan is opnieuw de Aanvullingsregeling opgenomen voor werknemers wier leeftijd op de peildatum 4 jaar of minder verwijderd is van de AOW-gerechtigde leeftijd. In de berekening van de Aanvullingsregeling wordt niet gewerkt met een correctiefactor. Voor de oudere werknemers is in het vernieuwde sociaal plan een tekenbonus van € 2.500,00 bruto overeengekomen. Het idee achter de tekenbonus is, ook volgens de Vakorganisaties, om alle werknemers een voordeel te laten behalen uit de verbeteringen in de nieuwe versie van het sociaal plan. Daarmee wilden VDL en de Vakorganisaties verzekeren dat alle groepen werknemers (ongeacht leeftijd) er over de breedte gezien op vooruit gaan, aldus VDL.
4.11.
VDL wijst op een toelichting op het onderhandelingsresultaat afkomstig van CNV Vakmensen. CNV Vakmensen verwijst in deze toelichting expliciet naar het onderscheid tussen de Standaardberekening en de Aanvullingsregeling. Daarnaast wordt de Aanvullingsregeling in de presentatie uitgebreid toegelicht en uitgelegd:
‘(…)
AANVULLINGSREGELING

Geldt voor medewerkers maximaal 48 maanden voor AOW-leeftijd bijgedwongen vertrek
Voorbeeldberekening
  • Bruto maandsalaris EUR 4.000
  • Aantal dienstjaren 38 jaar
  • Geboortedatum 1 mei 1957
  • Datum uit dienst 1 maart 2021
  • Datum AOW 1 mei 2024
  • Totaal loon tot 1 mei 2024 EUR 192.000
  • Totale aanspraak WW EUR 106.800
  • Aanvullingsregeling EUR 85.200

De aanvullingsregeling wordt berekend door de totale aanspraak WW (inclusief aanspraak SPAWW) in mindering te brengen op het loon wat de medewerker nog had kunnen verdienen tot datum AOW (192.000 – 106.800)

Aanvullingsregeling wordt als ontslagvergoeding uitbetaald
(…)’
(productie 3 conclusie van antwoord)
4.12.
VDL wijst ook op de publicatie van vakbond De Unie over de onderhandelingsresultaten waarin zij expliciet noemt dat de tekenbonus is gekoppeld aan de Aanvullingsregeling:
‘(…) Artikel 5.3 en artikel 5.4: Partijen de regeling voor “werknemers met een leeftijd die maximaal 4 jaar voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt” wensen te verlengen op basis van de huidige IOW wet- en regelgeving. Mocht deze wet- en regelgeving worden aangepast, dan treden partijen in overleg over een passende oplossing gericht op het behoud van een inkomensniveau van 100% bruto.
6. Medewerkers die vallen onder aanvullingsregeling van artikel 5.3 of 5.4 hebben recht op een tekenbonus van EUR 2.500 bruto, bij het definitief akkoord gaan met de vso.
Uitbetaling bij einde dienstverband. (…)’
(prod. 4 conclusie van antwoord)
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de toelichting van CNV Vakmensen en De Unie duidelijk volgt dat de tekenbonus bedoeld is voor werknemers die in aanmerking komen voor de Aanvullingsregeling, en dat die aanvullingsregeling een regeling is voor oudere werknemers die minder dan 4 jaar verwijderd zijn van hun AOW-gerechtigde leeftijd. Dat onder de Aanvullingsregeling ook de jongere werknemers vallen, voor wie de Standaardregeling geldt - zoals door eisers wordt betoogd - is niet gebleken. Vast staat dat de toelichtingen van beide vakbonden openbaar zijn gemaakt, en dus beschouwd kunnen worden als publiekelijk bekend gemaakte documenten, waarmee de werknemers geacht kunnen worden bekend te zijn.
Anders luidende toezegging VDL?
4.14.
Eisers hebben verder nog aangevoerd dat hun gemachtigde per mail van 1 februari 2024 aan de [adviseur arbeidsvoorwaarden] , werkzaam op de afdeling Labour Relations & conditions/legal bij VDL, heeft laten weten dat eisers, door de ondertekening van de vaststellings-overeenkomst, recht hebben op de tekenbonus en dat die bonus aan de werknemers dient te worden uitbetaald (bijlage 3 dagvaarding). Op 5 februari ontving de gemachtigde van eisers van de [adviseur arbeidsvoorwaarden] een mail (bijlage 4 dagvaarding) waarin door de [adviseur arbeidsvoorwaarden] namens VDL wordt toegezegd dat de tekenbonus aan iedereen die op of vóór 31 januari 2024 de vso heeft ingeleverd, wordt betaald. Op 6 februari 2024, dus 1 dag later, ontving de gemachtigde van eisers van de [adviseur arbeidsvoorwaarden] een mail waarin de [adviseur arbeidsvoorwaarden] stelt dat de tekenbonus voor vaste medewerkers in de Finish With Pride bonus zit, en dat de tekenbonus enkel is bedoeld voor medewerkers die in aanmerking komen voor de aanvullingsregeling zoals beschreven in het sociaal plan (bijlage 5 dagvaarding).
4.15.
VDL heeft toegelicht dat de Finish With Pride bonus volledig losstaat van de tekenbonus in het sociaal plan. De Finish With Pride bonus is gekoppeld aan het (op juiste wijze) afronden van de productieovereenkomst met BMW. Aangezien VDL erin is geslaagd om de productieovereenkomst met BMW op een deugdelijke wijze af te ronden, ontving iedere boventallige werknemer bij het tijdig en ondertekend retourneren van de vaststellingsovereenkomst de Finish With Pride bonus. Dat de [adviseur arbeidsvoorwaarden] de e-mails van de gemachtigde van eisers aanvankelijk verkeerd heeft geïnterpreteerd, doet daar niet aan af. De [adviseur arbeidsvoorwaarden] heeft meerdere e-mails gewijd aan het verduidelijken van bovenstaand onderscheid, zodat daar geen misverstand over kon bestaan.
4.16.
De kantonrechter stelt vast dat de [adviseur arbeidsvoorwaarden] per mail van 5 februari 2024 inderdaad aan de gemachtigde van eisers heeft meegedeeld dat iedereen die op of voor 31 januari 2024 de vso heeft ingeleverd, de tekenbonus ontvangt. De [adviseur arbeidsvoorwaarden] heeft zijn mededeling echter een dag later gecorrigeerd en aan de gemachtigde van eisers gemaild dat de tekenbonus enkel bedoeld is voor medewerkers die in aanmerking komen voor de aanvullingsregeling, zoals beschreven in het sociaal plan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan VDL niet gebonden worden aan een op onjuiste aannames gebaseerde toezegging die zij een dag later weer heeft hersteld. Dat zou wellicht anders kunnen zijn als eisers door het intrekken van die toezegging in een nadeligere positie komen te verkeren dan zij zonder die toezegging zouden zijn maar daarover is niets gesteld en ook niet gebleken.
Leeftijdsdiscriminatie?
4.17.
Eisers stellen zich ten slotte nog op het standpunt dat mocht de rechter het Sociaal Plan zo lezen dat enkel oudere werknemers recht zouden hebben op de tekenbonus, dat er dan sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Uit artikel 3 onderdeel C Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBLA) volgt dat het maken van onderscheid op grond van leeftijd verboden is bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daaronder valt ook het toekennen van een extra vergoeding voor een bepaalde groep wanneer dit opgenomen is in een sociaal plan.
4.18.
De kantonrechter is van oordeel dat de aanvullingsregeling zoals opgenomen in het Sociaal Plan onderscheid naar leeftijd maakt. Uitsluitend werknemers die een leeftijd hebben die maakt dat zij 4 jaar of korter voor hun AOW-gerechtigde leeftijd staan, ontvangen de tekenbonus. Werknemers die langer dan 4 jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd zitten, ontvangen deze tekenbonus niet.
4.19.
Artikel 3 sub e WGBLA verbiedt het maken van onderscheid naar leeftijd bij het hanteren van arbeidsvoorwaarden. Artikel 7 lid 1, aanhef en onder c, WGBLA bepaalt dat het verbod op onderscheid naar leeftijd niet geldt indien het onderscheid objectief is gerechtvaardigd. Dat is het geval als:
met het onderscheid een legitiem doel wordt nagestreefd;
de middelen voor het bereiken van dat doel passend zijn; en
de middelen voor het bereiken van dat doel noodzakelijk zijn.
4.20.
Bij de beoordeling van een en ander geldt dat de sociale partners over een ruime beoordelingsmarge beschikken bij de beslissing welke van meerdere doelstellingen van sociaal en werkgelegenheidsbeleid zij specifiek willen nastreven, en bij het bepalen van de maatregelen waarmee deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Indien de maatregel het resultaat is van een overeenkomst die tot stand is gekomen door onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de werknemers en de vertegenwoordigers van de werkgevers, die aldus hun recht op collectieve onderhandelingen - dat is erkend als een grondrecht - hebben uitgeoefend, is het aan de sociale partners overgelaten om een evenwicht te bepalen tussen hun respectieve belangen.
Nu in dit geval sprake is van een regeling die tot stand gekomen is na uitvoerige onderhandelingen tussen werkgever en vakorganisaties dient de kantonrechter de gemaakte keuzes met terughoudendheid te beoordelen.
4.21.
Bij de toets van de objectieve rechtvaardiging wordt het doel dat aan een sociaal plan, en in het bijzonder aan het leeftijdsonderscheid in het sociaal plan ten grondslag ligt, als uitgangspunt genomen. Dit doel dient legitiem te zijn.
4.22.
VDL heeft toegelicht dat in het vernieuwde sociaal plan een hogere correctiefactor is overeengekomen. Daardoor gingen de werknemers wiens ontslagvergoeding werd becijferd op basis van de Standaardberekening er ongeveer 20% op vooruit. Dat gold niet voor werknemers wier leeftijd op de peildatum 4 jaar of minder verwijderd is van de AOW-gerechtigde leeftijd. In de berekening van de Aanvullingsregeling wordt niet gewerkt met een correctiefactor. Voor de oudere werknemers is daarom in het vernieuwde sociaal plan een tekenbonus van € 2.500,00 bruto overeengekomen om ook hen te laten profiteren van de verbeteringen in de nieuwe versie van het sociaal plan. Deze uitleg is door eisers niet weersproken of weerlegt. De kantonrechter zal daar dan ook vanuit gaan.
4.23.
Het doel van het onderscheid is dus ouderen ook te laten profiteren van het verbeterde Sociaal Plan, net zoals de andere werknemers profiteren van de verbeteringen van het Sociaal Plan. Daarmee wordt een legitiem doel nagestreefd.
4.24.
Verder is de kantonrechter van oordeel dat het gemaakte onderscheid ook passend is, want geschikt voor het bereiken van het beoogde doel.
4.25.
De regeling is ook noodzakelijk. De regeling beoogt de oudere werknemers een zelfde voordeel te laten genieten als de andere werknemers hebben op grond van de aanpassingen in de regeling die voor hen geldt. Aan de werknemers die geen aanspraak op de tekenbonus kunnen maken wordt dus geen nadeel ten opzichte van de oudere werknemers toegebracht, en zeker niet in excessieve vorm.
4.26.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat eisers geen recht hebben op de tekenbonus, zodat hun vorderingen worden afgewezen. De stelling van VDL dat eisers geen beroep meer kunnen doen op een tekenbonus omdat zij in hun vaststellingsovereenkomsten finale kwijting zijn overeengekomen, kan daarom in het midden blijven.
Vergoeding kosten juridische bijstand
4.27.
Eisers stellen zich op het standpunt dat zij volgens de vaststellingsovereenkomst recht hebben op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van maximaal € 750,00 exclusief btw. In het sociaal plan staat bij punt 13.2 nog vermeld dat er een tegemoetkoming wordt toegekend aan werknemers die minder dan 6 maanden lid zijn van een vakvereniging.
4.28.
VDL wijst erop dat in artikel 13.2 van het sociaal plan is bepaald dat er geen tegemoetkoming wordt toegekend indien werknemer aanspraak kan maken op juridische bijstand uit hoofde van een rechtsbijstandsverzekering. Daarnaast stelt VDL dat uit de bepaling dat werknemers die minder dan zes maanden lid zijn van een vakvereniging recht hebben op vergoeding van juridische kosten, volgt dat partijen bij het sociaal plan daarmee dus ook bedoeld hebben dat werknemers die zes maanden of langer lid van een de vakorganisaties zijn, niet voor een vergoeding in aanmerking komen. VDL licht toe dat de ratio achter deze bepaling van het sociaal plan is dat werknemers die lid zijn van een vakorganisatie, of die beschikken over een rechtsbijstandsverzekering, doorgaans recht hebben op kosteloos juridisch advies. Het zou onredelijk zijn, aldus VDL, als deze werknemers tevens extern juridisch advies kunnen inwinnen en de kosten hiervan kunnen declareren bij VDL, aangezien zij al via hun vakorganisatie of verzekering recht hebben op dergelijke dienstverlening. Dit zou leiden tot onterechte kosten voor VDL, zonder dat daarvoor een noodzaak bestaat.
4.29.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser 2] geen lid is van een vakorganisatie en geen rechtsbijstandverzekering heeft. Hij heeft dus aanspraak op een vergoeding voor juridische kosten, zodat zijn vordering zal worden toegewezen. [eiser 2] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser 2] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
De gevorderde vergoeding van € 112,50 is conform de op grond van het Besluit gehanteerde tarieven en is dan ook toewijsbaar.
4.30.
De kantonrechter stelt verder vast dat [eiser 3] lid is van de vakbond FNV. Hij kan dus geen aanspraak maken op een vergoeding voor juridische kosten. Zijn vordering zal worden afgewezen.
4.31.
Vast staat dat [eiser 1] lid is van de Belgische vakbond A.C.V. Deze vakorganisatie is niet een van de vakorganisaties die in de vso benoemd zijn, en daarom zou [eiser 1] wel recht hebben op een vergoeding voor juridische kosten. VDL wijst erop dat de vakbond A.C.V. het FNV heeft gemachtigde om namens hen op te treden in de onderhandelingen voor het Sociaal plan. Daarnaast konden leden van het A.C.V. juridisch advies inwinnen bij FNV, waar [eiser 1] dus gebruik van kon maken. Dit verweer van VDL heeft [eiser 1] niet weersproken, zodat ook zijn aanspraak op de vergoeding van juridische kosten niet is komen vast te staan. Zijn vordering zal eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.32.
In de omstandigheid dat [eiser 2] en VDL over en weer in het gelijk c.q. ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen hen te compenseren.
4.33.
Eisers [eiser 1] en [eiser 3] zijn volledig in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VDL worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
4.34.
[eiser 4] is volledig in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VDL worden begroot op:
  • salaris gemachtigde € 476,00 ( 2 punten x € 238,00)
  • nakosten
Totaal 595,00 zoals vermeld in de beslissing)
4.35.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van eisers [eiser 1] , [eiser 3] en [eiser 4] af,
5.2.
veroordeelt eisers [eiser 1] en [eiser 3] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt eisers [eiser 1] en [eiser 3] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
veroordeelt [eiser 4] in de proceskosten van 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als eiseres niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt eiser [eiser 4] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
veroordeelt VDL om aan [eiser 2] te betalen de kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 907,50 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024, en de incassokosten ten bedrage van € 112,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024, telkens tot aan de dag van volledige betaling,
5.7.
compenseert de proceskosten tussen [eiser 2] en VDL in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen (inclusief rente) en de veroordeling onder 5.5. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
em

Voetnoten

1.HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142)
2.HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111)
3.HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000/473).