4.1.Bij brief van 29 april 2025 heeft de burgemeester verzoekster naar aanleiding van het onder 4. genoemde in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten. Verzoekster heeft vervolgens haar zienswijze kenbaar gemaakt. De burgemeester heeft in die zienswijze geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken, zodat de burgemeester vervolgens het sluitingsbesluit heeft genomen. Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en dit verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
5. De door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoekster niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of in dezen sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang in dezen is gelegen in de aard en kern van de zaak. De voorzieningenrechter acht daarvoor van belang dat verzoekster in de woning woont en (nog) geen alternatieve woonruimte heeft.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Verzoekster heeft niet betwist dat de politie in haar woning een hennepplantage van 210 hennepplanten heeft aangetroffen en dat de burgemeester op grond daarvan dus bevoegd is haar woning te sluiten. De voorzieningenrechter zal daarover dan ook niet oordelen. Verzoekster betwist wel de noodzaak en evenredigheid van de woningsluiting. Wat zij daarover heeft aangevoerd, beoordeelt de voorzieningenrechter daarom hierna.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoekster voert aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en herstel van de openbare orde. De woning maakt namelijk geen deel uit van een crimineel circuit en staat ook niet bekend als een drugspand. Er is ook geen sprake van loop naar de woning, althans dat heeft de burgemeester niet onderbouwd. Verder is de woning van verzoekster niet gelegen in een kwetsbare wijk, aangezien de door de burgemeester ter zake betrokken periode te ruim is.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)volgt namelijk dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs (voor zover in dezen relevant van meer dan vijf hennepplanten) wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel en dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Dat is in deze zaak ook aan de orde. De politie heeft in de woning van verzoekster namelijk een handelshoeveelheid van 210 hennepplanten aangetroffen, zonder dat er ter plaatse overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Desondanks wordt aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Woningsluiting is in beginsel dan noodzakelijk en ook een geschikt middel om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat geldt te meer als er sprake is van een ernstig geval, zoals dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in deze zaak ook aan de orde is. Het gaat immers om een professionele hennepplantage met 210 hennepplanten (op een onveilige wijze is opgezet doordat er diefstal van elektriciteit heeft plaatsgevonden, met brandgevaar tot gevolg), die bovendien geplaatst en onderhouden is geworden, zodat de woning -in tegenstelling tot wat verzoekster heeft betoogd- wel degelijk deel uitmaakt, althans heeft uitgemaakt van het criminele (drugs)circuit en ook moet worden aangenomen dat de woning (in ieder geval in dat circuit) ook bekend staat of heeft gestaan als drugspand. Of de woning al dan niet gelegen is in een kwetsbare wijk, maakt het hiervoor overwogene niet anders, zodat de voorzieningenrechter daarover niet zal oordelen.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Verzoekster voert daarnaast aan dat de sluiting van haar woning niet evenredig is. Verzoekster heeft een derde immers toegestaan om een hennepplantage in haar woning op te zetten om financiële redenen (vanwege schulden van circa € 10.000,00). Daarnaast is van belang dat sprake is van medische (lichamelijke en psychische) problematiek. Zo is er sprake van een kapotte knie, waardoor verzoekster -naar eigen zeggen- afhankelijk is van een rolstoel. Daarnaast is sprake van een depressie. Verzoekster ontvangt in verband met de medische problematiek huishoudelijke hulp (vanuit de WMO), alsook verpleging en verzorging (vanuit een PGB). Die hulpverlening komt te vervallen als verzoekster elders dan in de gemeente van de burgemeester moet gaan wonen. Het is voor verzoekster door haar medische problematiek dan ook niet mogelijk om te verhuizen, maar ook om financiële redenen is zij niet in staat om vervangende, passende woonruimte te vinden en verzoekster kan (samen met haar huisdieren) ook niet zonder meer terecht bij iemand uit haar netwerk.
11. Als de sluiting noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn onder andere de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang.
12. De voorzieningenrechter vindt de woningsluiting niet onevenredig en overweegt in dat verband als volgt. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kan maken. Een betrokkene kan (enkel) geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en ook niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in het pand.Daarvan is in dit geval geen sprake. Verzoekster heeft immers erkend dat zij van de aanwezigheid van de hennepplantage op de hoogte was; verzoekster heeft daarmee (om financiële redenen) zelfs ingestemd. Van geen of verminderde verwijtbaarheid is daardoor geen sprake.