ECLI:NL:RBLIM:2025:8215

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
ROE 24/4141
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgtoeslag aanvraag wegens te late indiening

In deze zaak heeft eiser de Dienst Toeslagen verzocht om met terugwerkende kracht zorgtoeslag over 2022 te ontvangen. De aanvraag is door de Dienst Toeslagen afgewezen omdat deze te laat is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen terecht heeft gehandeld, aangezien de wet een dwingende beslistermijn voorschrijft en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Eiser had tot 1 september 2023 de aanvraag moeten indienen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft de zaak op 9 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de Dienst aanwezig waren. Eiser voerde aan dat hij pas in 2024 op de hoogte was van zijn recht op zorgtoeslag, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheid vormt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Dienst Toeslagen standhoudt. Eiser krijgt zijn griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 24/4141

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [eiser 2] , eiser,

en

de Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [gemachtigde 1] & [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Eiser heeft de Dienst verzocht om zorgtoeslag met terugwerkende kracht te ontvangen. Deze aanvraag is afgewezen. Eiser is het daar niet mee eens. Aan de hand van de argumenten van eiser beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Dienst terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen omdat deze te laat is ingediend. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van de Dienst deelgenomen.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser kreeg vroeger zorgtoeslag. In 2014 is dit door de Dienst stopgezet omdat zijn inkomen daarvoor te hoog was. In 2023 heeft hij opnieuw zorgtoeslag aangevraagd. Later kwam hij erachter dat hij voor eerdere jaren mogelijk toch ook nog recht had op zorgtoeslag. Hij heeft daarom op 4 april 2024 de Dienst verzocht om met terugwerkende kracht zorgtoeslag over 2022 te ontvangen. Deze aanvraag heeft de Dienst met het besluit van 29 mei 2024 afgewezen omdat deze te laat is ingediend. Met de beslissing op bezwaar van 1 augustus 2024 is de Dienst bij dat standpunt gebleven. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld.
Standpunt eiser
4. Eiser voert in beroep aan dat het voor hem pas in 2024 bekend werd dat hij over enkele jaren, waaronder 2022, met zijn inkomen toch recht zou hebben op zorgtoeslag. Hij is niet eerder geïnformeerd dat hij zelf opnieuw de toeslag zou moeten aanvragen indien hij dit zou willen ontvangen. Het ligt volgens eiser op de weg van de Dienst om mensen daarover te informeren.
Heeft de Dienst de aanvraag terecht afgewezen?
5. In de wet is bepaald dat een aanvraag voor zorgtoeslag kan worden ingediend tot 1 september van het volgend jaar. [1] Volgens de hoogste rechter in dit soort zaken [2] en de wetsgeschiedenis [3] is die wet door de wetgever bewust dwingend geformuleerd, zodat de Dienst daar in principe niet van kan afwijken. Het is de eigen verantwoordelijkheid van burgers om toeslagen aan te vragen en op de hoogte te zijn van de voorwaarden en de indieningstermijnen. [4] Verder heeft de hoogste rechter in dit soort zaken in 2023 geoordeeld dat er alleen aanleiding kan zijn om deze dwingende regels niet te volgen wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die niet, of niet volledig, zijn meegewogen door de wetgever en deze bijzondere omstandigheden met zich meebrengen dat de toepassing van die dwingende regels zodanig in strijd is met algemene rechtsbeginselen of ander ongeschreven recht (zoals het evenredigheidsbeginsel), dat de toepassing van die dwingende regel achterwege moet blijven. [5]
6. De rechtbank stelt voorop dat tussen eiser en de Dienst niet ter discussie staat dat de aanvraag te laat is ingediend: voor het jaar 2022 had eiser tot en met 1 september 2023 een aanvraag kunnen indienen voor zorgtoeslag. Dat heeft hij niet gedaan. Bovendien is geen sprake van een situatie op grond waarvan aan eiser uitstel is verleend.
7. Zoals volgt uit wat hiervoor onder 5 is overwogen, heeft de wetgever er (bewust) voor gekozen om het niet mogelijk te maken om na de uiterste datum alsnog een aanvraag te doen en de Dienst in principe geen ruimte te geven om daarvan af te wijken. Dat kan alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, namelijk dat hij er eerder niet mee bekend was dat hij weer recht zou hebben op zorgtoeslag en deze zelf opnieuw moest aanvragen, zijn niet aan te merken als zulke bijzondere omstandigheden. [6] De Dienst mag daarom van de wet geen uitzondering maken, ook niet uit coulance. Eiser heeft er terecht op gewezen dat – zo volgt ook uit de troonrede van 2024 waarnaar hij heeft verwezen – een enkele fout een burger niet meteen in de problemen mag brengen, maar dit maakt niet dat de Dienst daarom al kan afwijken van de wet. In dat kader acht de rechtbank nog van belang dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij niet in de problemen is gekomen hierdoor (als dat wel zo was geweest, was er mogelijk wél sprake van een bijzondere omstandigheid). De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de Dienst terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen omdat deze te laat is ingediend.
8. Het beroep is daarom ongegrond. Dit betekent dat de Dienst terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen omdat deze te laat is ingediend en dat eiser geen gelijk heeft. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser zijn griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 augustus 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (te raadplegen via wetten.overheid.nl).
2.Dat volgt bijvoorbeeld uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2755, en 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3125 (te raadplegen via www.rechtspraak.nl).
4.Dit volgt bijvoorbeeld uit rechtsoverweging 4.2 uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1073.
5.Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:852.
6.Vergelijk in dat kader de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3125.