Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde betaling van zijn loon, dat door de werkgever was opgeschort en stopgezet wegens zijn vermeende niet-deelname aan re-integratieactiviteiten. De werknemer was sinds 11 maart 2011 in dienst bij de werkgever en had zich op 9 mei 2025 ziek gemeld na een conflict op de werkvloer. De bedrijfsarts had geadviseerd om de werknemer de tijd te geven om te herstellen en gesprekken te voeren over werkgerelateerde problemen. Ondanks dit advies heeft de werkgever de loonbetaling opgeschort en later stopgezet, wat de kantonrechter als onterecht heeft beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de werknemer niet meewerkte aan redelijke re-integratie-inspanningen. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon van de werknemer over de periode van 16 mei 2025 tot 19 augustus 2025, met wettelijke verhoging en rente. Tevens is de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die in totaal € 1.354,04 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.