Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van de verzoeker, die gedetineerd was en vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M. Rafik. De verzoeker had twee wrakingsverzoeken ingediend tegen de rechter in zijn strafzaak, omdat hij vond dat hij niet adequaat kon worden verdedigd door het ontbreken van belangrijke processtukken. De wrakingsverzoeken werden behandeld op 28 augustus 2025, waarbij de advocaat van de verzoeker aanwezig was. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was door zijn weigering om de behandeling van de zaak aan te houden, wat volgens hem een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) betekende.
De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen een procesbeslissing was en geen grond voor wraking kon vormen. De rechter had zijn beslissing niet gemotiveerd, wat in dit geval geen uitzondering vormde voor de regel dat procesbeslissingen niet kunnen leiden tot wraking. Het tweede wrakingsverzoek, dat was ingediend door de waarnemend advocaat, werd ook ongegrond verklaard, omdat de rechter zijn beslissing had gemotiveerd en deze motivering niet als vooringenomenheid kon worden opgevat.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer beide verzoeken tot wraking ongegrond, waarbij de rechters de argumenten van de verzoeker niet overtuigend genoeg vonden om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.