ECLI:NL:RBLIM:2025:9598

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
ROE 25/2221
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op basis van Opiumwet

Op 6 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Maastricht en de burgemeester van de gemeente Maastricht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een besluit van de burgemeester om de woning van de verzoeker voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 18 september 2025 besloten de woning te sluiten na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning van de verzoeker, die als huurder en bewoner verantwoordelijk is voor wat er in zijn woning gebeurt. De verzoeker was het niet eens met dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de beoordeling werd gekeken naar de vraag of het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er voldoende redenen waren om te oordelen dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan, gezien de ernst van de overtredingen en de overlast die van de woning uitging. De verzoeker voerde aan dat de sluiting niet noodzakelijk was en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de aangetroffen drugs, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij geen verwijt kon worden gemaakt.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning ook evenwichtig moest zijn, maar oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting, gezien de omstandigheden van de zaak. De verzoeker had niet aangetoond dat hij een bijzondere binding had met de woning en er waren voldoende mogelijkheden voor vervangende woonruimte en zorg. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de burgemeester de woning van de verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet open hoeft te houden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/2221

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit Maastricht, verzoeker

(gemachtigde: mr. C. Mohr),
en

de Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. C.M.J.J. Opbroek-Erdkamp).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van eiser voor drie maanden te sluiten. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 18 september 2025 heeft de burgemeester de woning van eiser gesloten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De burgemeester heeft de rechtbank laten weten dat met sluiting van de woning wordt gewacht totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend. Zowel verzoeker als de burgemeester hebben aanvullende stukken overgelegd.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning. De burgemeester heeft op 8 juli 2025 een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er naar aanleiding van een onderzoek naar verdovende middelen gebleken is dat verdachten contact hebben gehad met verzoeker dan wel zich voor de aanhouding in de buurt van de woning bevonden. Ook is uit politiesystemen gebleken dat verzoeker bekend staat als gebruiker van verdovende middelen. Dit gaf de politie het sterke vermoeden dat er in de woning mogelijk verdovende middelen opgeslagen zouden zijn. De politie heeft de woning op 12 juni 2025 doorzocht. Tijdens de doorzoeking van de woning is het volgende aangetroffen:
  • 959,1 gram bruto bruin poeder in de kast in de woonkamer. Dit is positief getest op heroïne;
  • 339,4 gram bruto bruin en wit poeder in de kast in de woonkamer. Dit betrof 137,1 gram cocaïne en 172,83 gram heroïne;
  • 62,2 gram bruto bruin poeder in een big shopper in de badkamer. Dit betrof een mengsel van coffeïne en paracetamol wat een gebruikelijk versnijdingsmiddel voor heroïne is;
  • 682,9 gram bruto bruin poeder in een big shopper in de badkamer. Dit betrof een mengsel van coffeïne en paracetamol wat een gebruikelijk versnijdingsmiddel voor heroïne is;
  • Weegschaal.
Verder zijn er meerdere overlastmeldingen ontvangen. Ook de woningstichting heeft aangegeven dat er tot op heden meldingen van (drugs)overlast zijn ontvangen. Daarnaast is verzoeker bij de politie bekend inzake koop en verkoop van harddrugs.
3.1.
De burgemeester heeft op 7 augustus 2025 het voornemen tot woningsluiting voor de duur van drie maanden toegezonden en verzoeker in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Verzoeker heeft hiervan gebruik gemaakt. De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan nog vragen gesteld (per mail). Verzoeker heeft geantwoord op deze vragen. De burgemeester heeft vervolgens geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken.
Het standpunt van verzoeker
4. Verzoeker voert – kort samengevat – aan dat de sluiting van zijn woning niet noodzakelijk en evenwichtig is. De aangetroffen drugs zijn niet van hem en hij wist ook niet dat deze in zijn woning waren. Kort voor de inval is verzoeker erachter gekomen dat er drugs in de tassen zat en vermoedde hij dat er iets niet in orde was. Het enkel aantreffen van drugs in de woning zegt niets over de betrokkenheid van verzoeker, zeker niet wanneer iemand anders toegang heeft tot de woning van verzoeker. Verzoeker kan dan ook niet worden verweten dat er drugs zijn aangetroffen in zijn woning. Verder heeft de woningsluiting voor verzoeker grote gevolgen. Verzoeker is zeer kwetsbaar omdat hij ernstig slechtziend en fysiek beperkt is. Daarnaast is hij afhankelijk van zorg en begeleiding en woont hij samen met zijn hond die voor hem essentieel is. De burgemeester heeft volgens verzoeker onvoldoende gemotiveerd waarom niet met een minder ingrijpend middel is volstaan.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
5. De door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1.
Gelet op het feit dat verzoeker de woning in het geval van sluiting daarvan zal moeten verlaten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende is gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak zal dan ook verder inhoudelijk worden beoordeeld.
Toetsingskader
6. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om een woning op grond van artikel 13b, van de Opiumwet te sluiten, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Dat kader is beschreven in de uitspraken van 6 juli 2022 [1] en 16 juli 2025 [2] . Hierbij moet beoordeeld worden of de sluiting van de woning in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Niet in geschil is dat er in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, zodat de burgemeester in beginsel bevoegd is de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om de woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde.
8.1.
Niet in geschil is dat de sluiting van de woning geschikt is. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester ook de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en niet gehouden was met een minder ingrijpend middel te volstaan. Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat er sprake is van een ernstig geval. Vast staat dat er een grote hoeveelheid harddrugs en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen in de woning. In de woning is een ruime overschrijding van de grens voor eigen gebruik aan harddrugs aangetroffen (ruim 4.000 keer de toegestane hoeveelheid) en hiermee is dus sprake van een handelshoeveelheid. Daarnaast is uit onderzoek van de politie gebleken dat de drugs die in de woning zijn aangetroffen onderdeel uitmaken van een bestellijn van verdovende middelen. De drugslijn was dagelijks actief en werd door een tweetal personen gerund. Aan een van deze personen heeft verzoeker zijn huissleutel gegeven. Uit meldingen van de woningstichting blijkt dat er sprake is van loop naar de woning en (drugs)overlast. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester het aannemelijk kunnen achten dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. De burgemeester heeft ook van belang kunnen achten dat de woning gelegen is in een kwetsbare wijk waarin de afgelopen vijf jaar twaalf woningsluitingen hebben plaatsgevonden, een waarschuwing is gegeven en in een ander geval een last onder dwangsom is opgelegd.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
9. Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting.
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning evenwichtig is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet gebleken is dat verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de drugs zijn aangetroffen in een kast in de woonkamer en een big shopper in de badkamer. Het is niet aannemelijk dat verzoeker de aanwezigheid van de drugs, ook als ze niet van hem zouden zijn, niet heeft opgemerkt. Daarnaast is ter zitting namens verzoeker erkend dat hij kort voor de inval in de tassen heeft gekeken en wist dat de spullen in de tas te maken hadden met drugs. Uit het onderzoek van de politie is verder gebleken dat een van de verdachten in dit onderzoek gevraagd had naar een sleutel van de woning. Verzoeker had bij enig toezicht dus al op de hoogte kunnen zijn van wat er in de woning gebeurde. Daarbij is verzoeker als huurder en bewoner van de woning verantwoordelijk voor wat er in zijn woning gebeurt. Dat verzoeker kwetsbaar is, maakt niet hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt voor de aanwezigheid van drugs in zijn woning. De voorzieningenrechter kan verder begrijpen dat de sluiting gelet op verzoekers (gezondheids)situatie grote persoonlijke gevolgen voor hem zal hebben. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een bijzondere binding heeft met de woning. De woning heeft geen speciale voorzieningen voor bijvoorbeeld de slechtziendheid van verzoeker. De burgemeester heeft daarnaast voldoende gedaan om verzoeker te helpen met het vinden van vervangende woonruimte. Uit contact met het Leger des Heils is ook gebleken dat er intensief met ketenpartners is gezocht naar huisvesting waarbij ook de voor verzoeker benodigde zorg gewaarborgd is. Tot op heden heeft verzoeker dit afgewezen. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester voldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat verzoeker de zorg en woonsituatie krijgt die passend is. Hierbij is het wel de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker om de hulp en zorg die hem wordt aangeboden te accepteren. Verder blijkt uit een e-mail van het Leger des Heils dat indien de woning wordt gesloten, er vervangende woonruimte met zorg beschikbaar is voor verzoeker. Dit heeft de burgemeester ter zitting nogmaals bevestigd. Ook is gebleken dat eiser, zelfs al zou de woning niet gesloten worden, de woning moet verlaten. De zorgovereenkomst is ontbonden en hiermee wordt ook de gebruikersovereenkomst ontbonden. Gelet op het voorgaande en gelet op de ernst van de overtreding is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit niet onevenwichtig is.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet (meer) open hoeft te houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling van verzoeker bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025. .
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 6 oktober 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.