ECLI:NL:RBMAA:1999:AA3714
Rechtbank Maastricht
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- R. Peters
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit intrekking valkeniersvergunning en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht op 3 november 1999 uitspraak gedaan in een geschil tussen A hodn Vogelpreventie Limburg te B, eiser, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn valkeniersvergunning, die was ingetrokken in verband met een beleidswijziging. Eiser had op 14 januari 1999 een nieuwe vergunning aangevraagd, maar deze vergunning bevatte voorschriften die eiser niet kon naleven. Eiser had een slechtvalk, genaamd Dunja, die was voorzien van een Duitse WAA-ring, maar volgens de Nederlandse regelgeving was alleen een naadloos gesloten pootring toegestaan. Eiser stelde dat het besluit van verweerder in strijd was met het Europese recht, omdat het niet toepassen van de vergunning op de slechtvalk een kwantitatieve beperking vormde in de zin van artikel 30 van het EG-verdrag.
De president van de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van 18 augustus 1999 niet in stand kon blijven. De president concludeerde dat de handelsbelemmerende maatregel die voortvloeide uit de Vogelwet en het Vogelbesluit niet gerechtvaardigd was, omdat de WAA-ring voldeed aan de eisen van de Duitse regelgeving en de vogel in gevangenschap was geboren. De president oordeelde dat de maatregel niet in verhouding stond tot het doel van bescherming van de vogelstand en dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 30 van het EG-verdrag. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, en het bestreden besluit werd vernietigd. Tevens werd verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de uitspraak.