ECLI:NL:RBMAA:2002:AF1256
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van onverteerd inkomen en levensverzekering na echtscheiding
In deze zaak heeft de rechtbank te Maastricht op 28 november 2002 een vonnis gewezen in een geschil tussen een vrouw en een man, die eerder gehuwd waren en nu in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw, eiseres, heeft vorderingen ingesteld tegen de man, gedaagde, met betrekking tot de verdeling van onverteerd inkomen en de afkoopwaarde van een levensverzekering. De partijen waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden, waarbij expliciet was uitgesloten dat er een gemeenschap van goederen bestond. De vrouw heeft gesteld dat de man gehouden is tot verrekening van het onverteerd gebleven inkomen en de afkoopwaarde van de levensverzekering, die op naam van de man stond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw op 10 augustus 1990 met elkaar zijn gehuwd en dat hun samenwoning op 15 september 2000 is beëindigd. De echtscheiding is uitgesproken op 28 juni 2001. De huwelijkse voorwaarden, opgesteld op 20 juli 1990, bevatten bepalingen over de verdeling van inkomsten en uitgaven. De man heeft verweer gevoerd en gesteld dat er niets te verrekenen valt buiten de levensverzekering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op de helft van de afkoopwaarde van de levensverzekering, die op dat moment € 30.110,-- bedroeg. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de man de helft van het onverteerd inkomen, dat op basis van de huwelijkse voorwaarden moet worden verrekend, aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw gedeeltelijk toegewezen en de man veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.938,--, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.