Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 mei 2006.
2.De feiten
- per 1 juli 1998, met 1,09%,
- per 1 januari 1999, met 1,31%,
- per 1 juli 1999, met 2,06%,
- per 1 januari 2000, met 0,76%,
- per 1 juli 2000, met 1,38%,
- per 1 januari 2001, met 2,07%,
- per 1 januari 2002, met 4,14%
- per 1 januari 2003, met 3,79%
- per 1 januari 2004, met 1,77%,
- per 1 januari 2005, met 0,12%,
- per 1 januari 2006, met 0,17%.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op de helft van het pensioen, inclusief de (half)jaarlijkse verhogingen als gevolg van de indexering;
- gedaagde stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is, zodat eiseres recht heeft en blijft houden op de helft van het aanvankelijke (maandelijkse) pensioenbedrag.
- (r.o. 12) dat pensioenrechten in de verdeling van de gemeenschap moeten worden betrokken als zijnde voorwaardelijke vorderingsrechten, die als zodanig op het tijdstip van de ontbinding van de gemeenschap reeds bestaan, ook al is het pensioen op dat tijdstip nog niet tot uitkering gekomen;
- dat een ouderdomspensioen, als de rechthebbende gehuwd is, uit maatschappelijk oogpunt bestemd is te voorzien in de behoeften van beide echtgenoten en dat voorts de opbouw van een zodanig pensioen in beginsel moet worden gezien als het resultaat van de gemeenschappelijke inspanning van beide echtgenoten, voortvloeiende uit de zorg die zij krachtens art. 81 Boek 1 BW aan elkaar verschuldigd zijn;
- dat pensioenrechten in het algemeen voor het gedeelte dat op het tijdstip van de ontbinding van de gemeenschap door echtscheiding reeds was opgebouwd, bij de verdeling van de gemeenschap door middel van verrekening in aanmerking moeten worden genomen;
- (r.o. 13) dat de te verrekenen bedragen dienen te worden vastgesteld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid, ervan uitgaande dat recht op verrekening bestaat ten belope van de helft van de waarde van het deel van het pensioen, dat voor de ontbinding van de gemeenschap was opgebouwd.
inclusiefde (half)jaarlijkse verhogingen als gevolg van de indexering.
inclusiefde verhogingen als gevolg van de indexeringen. Anders dan gedaagde - subsidiair - betoogt kan de rechtbank in de gedragingen van eiseres ten tijde van en na de verdeling van de gemeenschap geen afstand van het recht op deze indexering zien. Het is veeleer zo dat eiseres, zowel in de periode voorafgaand aan de pensionering van gedaagde als daarna, duidelijk en met enige vasthoudendheid is opgekomen voor haar rechten. Ook van verjaring, waarop gedaagde zich meer subsidiair beroept (daarbij uitgaande van een verjaringstermijn van vijf jaren), is daarom geen sprake. De brief van de advocaat van eiseres van 7 februari 2001, waarnaar beide partijen verwijzen, kan moeilijk anders worden gezien dan als een schriftelijke mededeling waarin eiseres zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming van de op gedaagde rustende verbintenissen voorbehoudt. Op grond van het bepaalde in artikel 3:317 lid 1 BW is daardoor de – op zijn vroegst sinds 29 maart 1998 lopende - verjaring gestuit. Gedaagde is gedagvaard op 13 december 2005, waardoor opnieuw, nu op grond van het bepaalde in artikel 3:316 BW, de sinds (enkele dagen na) 7 februari 2001 lopende verjaring is gestuit. Aan het uiterst subsidiair gedane beroep op matiging gaat de rechtbank voorbij, nu gedaagde dit beroep onvoldoende feitelijk onderbouwt.
- gelet op de sommatiebrief van 7 februari 2001 (productie 4 bij dagvaarding): vanaf 17 februari 2001, over de bedragen die gedaagde over de jaren 1998 tot en met 2000 verschuldigd is;
- gelet op de sommatiebrief van 7 oktober 2005 (productie 6 bij dagvaarding): vanaf 17 oktober 2005, over de bedragen die gedaagde over jaren 2001 tot en met 2004 en over de maanden januari tot en met september 2005 verschuldigd is;
- vanaf 13 december 2005, de datum van de dagvaarding, over de bedragen die gedaagde over de maanden oktober tot en met december 2005 verschuldigd is.
EUR 768,00(2,0 punten × EUR 384,00)
5.De beslissing
- inzake de jaren 1998 tot en met 2000: vanaf 17 februari 2001,
- inzake de jaren 2001 tot en met 2004 en inzake de maanden januari tot en met september 2005: vanaf 17 oktober 2005,
- inzake de maanden oktober tot en met december 2005: vanaf 13 december 2005.