ECLI:NL:RBMAA:2006:AV2331
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak door gebrek aan bewijs en inconsistenties in verklaringen
In de zaak voor de Rechtbank Maastricht, uitgesproken op 10 februari 2006, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontuchtige handelingen jegens twee aangeefsters in een zwembad te Gulpen op 14 juni 2005. De politierechter, R.A.J. van Leeuwen, oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters en getuigen onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefsters waren inconsistent en leidden tot serieuze twijfels over de geloofwaardigheid van hun getuigenissen. De politierechter merkte op dat er geen andere getuigen waren die de vermeende handelingen hadden waargenomen, ondanks de aanwezigheid van veel mensen in het zwembad. Dit gebrek aan bewijs, samen met de onduidelijkheid in de verklaringen, leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem verweten handelingen had gepleegd. De officier van justitie had een geldboete geëist, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Uiteindelijk sprak de politierechter de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de vereiste overtuiging ontbrak om tot een veroordeling te komen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals ontucht.