ECLI:NL:RBMAA:2006:AV5301

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
215286 CV EXPL 06-513
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling na non-actiefstelling van statutair directeur

In deze zaak vordert eiser, een statutair directeur, zijn onmiddellijke wedertewerkstelling na een non-actiefstelling door de Raad van Toezicht van de Stichting, waar hij werkzaam is. Eiser is op 15 oktober 2005 in dienst getreden en heeft een jaarloon van € 112.000, inclusief vakantiebijslag. De non-actiefstelling vond plaats na kritiek van het managementteam op zijn functioneren, die via e-mails aan de Raad van Toezicht werd geuit. Eiser heeft betoogd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn functioneren te verbeteren en dat de Raad van Toezicht hem niet adequaat heeft ondersteund. De kantonrechter oordeelt dat de Raad van Toezicht te snel heeft gehandeld en dat eiser recht heeft op een kans om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en beveelt zijn onmiddellijke wedertewerkstelling, met een dwangsom voor het geval de Stichting hier niet aan voldoet. De kosten van het geding worden aan de Stichting opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 215286 CV EXPL 06-513
Vonnis in kort geding d.d. 16 maart 2006
inzake:
[Naam eiser],
wonende te [Woonadres eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. C.M.J. de Bont, advocaat te Tilburg,
tegen:
DE STICHTING,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken ingediend:
-exploot van dagvaarding d.d. 23 februari 2006;
-een ter terechtzitting ingediende pleitnotitie van eiser met producties;
-een ter terechtzitting ingediende pleitnotitie van gedaagde met producties.
De zaak is mondeling behandeld op 9 maart 2006 in aanwezigheid van eiser, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. De Bont, en gedaagde, verschenen bij haar lid van de Raad van Toezicht [Naam lid Raad van Toezicht] alsmede bij haar gemachtigde mr. J. Koster.
De inhoud van alle hiervoor genoemde stukken geldt als hier ingelast.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
a. de vordering:
Eiser vordert veroordeling van gedaagde om eiser onmiddellijk na betekening van een daartoe strekkend vonnis in zijn werkzaamheden te herstellen en hem toe te laten tot het werk c.q. in staat te stellen de werkzaamheden te gaan verrichten waartoe hij zich in het kader van zijn arbeidsovereenkomst heeft verbonden dan wel anderszins ( “op welke wijze dan ook”), alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke mocht blijven.
b. de vaststaande feiten:
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, mede aan de hand van de overgelegde producties, het navolgende vast.
Eiser is op 15 oktober 2005 in dienst getreden bij gedaagde in de functie van statutair directeur c.q. bestuurder. Het loon bedraagt € 112.000,-- per jaar inclusief vakantiebijslag. Daarnaast ontvangt eiser een kostenvergoeding, wordt hem een auto ter beschikking gesteld, betaalt gedaagde een bijdrage in de premie van het pensioenfonds en is er een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor hem afgesloten.
Eiser is geboren op [Geboortedatum eiser] en is derhalve thans [Leeftijd eiser] jaar.
Op 23 januari 2006 heeft de Raad van Toezicht van gedaagde eiser op non-actief gesteld waarbij de Raad van Toezicht tevens heeft medegedeeld dat men het voornemen had over te gaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waartoe overigens nog het advies zou worden ingewonnen bij de Ondernemingsraad.
Eiser heeft zich vervolgens op 24 januari 2006 ziek gemeld en heeft op 25 januari 2006 schriftelijk medegedeeld dat hij, na zijn herstel, bereid en in staat is om zijn werkzaamheden onverwijld op te pakken en zich met volle energie op de vervulling van zijn taken in het kader van het dienstverband te werpen.
Bij brief van 26 januari 2006 heeft gedaagde via haar raadsman aan eiser medegedeeld dat hij op non-actief bleef en dat zijn loon zou worden doorbetaald.
c. de standpunten van partijen (kort samengevat en voor zover te dezen relevant):
Beide partijen hebben uitvoerig verhaal gedaan van de feiten die zich hebben voorgedaan vanaf het begin van de dienstbetrekking (15 oktober 2005) van eiser bij gedaagde.
Samengevat kan daarover het volgende gezegd worden.
Leden van het managementteam en de controller van gedaagde hebben zich door middel van e-mails in de maand december 2005 gewend tot de Raad van Toezicht met kritiek op het functioneren van gedaagde.
Daarna vonden er een aantal gesprekken plaats:
- op 21 december 2005 een gesprek tussen de voorzitter van de Raad van Toezicht en eiser.
- op 28 december 2005 een gesprek tussen de Raad van Toezicht en het managementteam en eiser, waarna eiser te kennen heeft gegeven zich niet te herkennen in de door het managementteam geschetste situatie.
- op 5 januari 2006 een gesprek tussen de Raad van Toezicht en de Ondernemingsraad van gedaagde, gevolgd door een gesprek met eiser en het managementteam. In dat laatste gesprek is mediation als mogelijkheid aan de orde gesteld. Eiser heeft uiteindelijk ingestemd met mediation, maar het managementteam zag daar geen heil in.
- op of omstreeks 19 januari 2006 zijn aan eiser door de Raad van Toezicht eerdergenoemde brieven of e-mails van het managementteam ter hand gesteld.
- op 23 januari 2006 heeft eiser zich tegen de beschuldigingen in die brieven in een vergadering verdedigd, waarna de Raad van Toezicht heeft besloten om eiser op non-actief te stellen.
Eiser kan zich niet verenigen met de conclusie van de Raad van Toezicht dat zijn aanblijven De Stichting onherstelbare schade zal toebrengen en dat de “onhoudbare situatie” gelegen is in zijn persoon.
Hij wenst de werkzaamheden waartoe hij zich heeft verbonden onmiddellijk te hervatten. Eiser acht dat niet alleen in zijn belang maar ook in het belang van gedaagde. Verder acht eiser het ook volstrekt onjuist dat in het kader van een mogelijk conflict ( waarvan hijzelf niet rechtstreeks deelgenoot werd gemaakt, en welk conflict slechts achter zijn rug om bij de Raad van Toezicht werd aangekaart) het op de weg van bestuur/Raad van Toezicht had gelegen om de controller en het managementteam te wijzen op de in dit soort situaties geijkte procedure, die van overleg met hem, waarna in dat overleg orde op zaken had kunnen worden gesteld. Eiser acht het ook volstrekt onbestaanbaar dat hij, nadat zijn ondergeschikten bij zijn leidinggevende over zijn functioneren hadden geklaagd, buiten functie is gesteld zonder dat hij in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren en dat hij zelfs niet in de gelegenheid wordt gesteld om met de betreffende personen, eventueel onder begeleiding van een mediator of de Raad van Toezicht zelf, een en ander aan de orde te stellen en te pogen de eventueel bestaande problemen uit de weg te ruimen.
Verder heeft eiser nog aangevoerd dat hij door deze gang van zaken ernstige schade lijdt. In de pers is al aangekondigd dat “bestuurder [Naam eiser] wordt ontslagen” en dat er “een onherstelbare niet te herstellen vertrouwensbreuk tussen [Naam eiser] en het management van De Stichting” bestaat. Verder heeft een en ander natuurlijk ook gevolgen voor zijn verdere carrière.
Gedaagde is allereerst van mening dat zij, gelet op hetgeen de Raad van Toezicht heeft vernomen van leden van het managementteam, de controller en de interim-manager [Naam controller en de interim-manager], tot geen andere beslissing had kunnen komen. Er was immers een onhoudbare situatie ontstaan waarvan de oorzaak in overwegende mate aan eiser moest worden toegeschreven. Het in deze situatie laten functioneren van eiser als bestuurder zou gedaagde in gevaar brengen. Uit diens reactie van 23 januari 2006 bleek gedaagde volstrekt duidelijk dat er ook bij eiser een volledig en onherstelbaar gebrek aan vertrouwen was in de controller en drie leden van het managementteam.
De Raad van Toezicht is ook van mening dat er een einde dient te komen aan de arbeidsovereenkomst met eiser en heeft daartoe advies gevraagd aan de Ondernemingsraad. De Ondernemingsraad wil echter pas een advies geven nadat er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gang van zaken bij De Stichting door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Dat bureau is inmiddels benaderd en heeft een ruime onderzoeksopdracht gekregen en zal einde maart 2006 rapporteren.
Gedaagde is en blijft van mening dat eiser in dit stadium niet kan terugkeren in haar organisatie.
Verder voert gedaagde aan, dat er in zijn algemeenheid niet gesproken kan worden van een recht op tewerkstelling van een werknemer, zodat de vordering van eiser reeds op deze grond dient te worden afgewezen. Eiser heeft immers niet gesteld dat, noch omstandigheden aangevoerd waarom van dat beginsel afgeweken moet worden.
d. motivering van de beslissing:
Door gedaagde is het door eiser gestelde spoedeisende belang niet weersproken, zodat de spoedeisendheid vaststaat.
Allereerst wil de kantonrechter zijn verbazing uitspreken over de gehele gang van zaken zoals deze door partijen is geschetst.
Eiser is door gedaagde op 15 oktober 2005 aangesteld in de functie van directeur/bestuurder nadat er liefst zeven, naar het lijkt verre van oppervlakkige, gesprekken met hem zijn gevoerd en eiser een uitvoerig assesment heeft moeten ondergaan.
Binnen twee maanden na de aanvang van zijn werkzaamheden uitten de controller en enige leden van het management via e-mail bij de Raad van Toezicht kritiek op zijn functioneren. Het begon in feite met een e-mail van de vertrekkende projectmanager [Naam projectmanager] van 1 december 2005 - welke e-mail door de vroegere interim-manager [Naam controller en de interim-manager] (aan wie het bericht gestuurd was) is doorgestuurd naar de Raad van Toezicht – en met een rechtstreekse e-mail van de controller aan de Raad van Toezicht. Naar het oordeel van de kantonrechter had het toch op dat moment op de weg dienen te liggen van de Raad van Toezicht eiser op de hoogte te brengen van de daarin vervatte vergaande kritiek en met hem te werken aan een oplossing. Op zijn minst had het - naar het oordeel van de kantonrechter - op de weg gelegen van de Raad van Toezicht om zijn nieuwe bestuurder waar nodig en wenselijk bij te staan en te coachen. Nog daargelaten dat de Raad van Toezicht de klagers eerst had moeten verwijzen naar de bestuurder om met deze hun onmin te bespreken. Opvallend is ook dat uit niets blijkt dat de Raad van Toezicht planmatig en volgens een zorgvuldige procedure tewerk is gegaan. Eerst bijna twee maanden later is eiser in kennis gesteld van de (precieze) inhoud van aan zijn adres gerichte kritiek waarbij, zo is de kantonrechter gebleken, de Raad van Toezicht niet een debat met zijn bestuurder is aangegaan over de inhoud, de vorm en de oplossingsrichtingen. Bovendien is eiser ook niet in de gelegenheid geweest een en ander met de managementleden te bespreken. Hij mocht zich enkel in de vergadering van 23 januari 2006 verdedigen en na kennisname daarvan is hij op non-actief gesteld.
Uit de gehele gang van zaken moet de kantonrechter voorshands, op grond van de hem verstrekte gegevens, de conclusie trekken dat de Raad van Toezicht zijn bestuurder veel te snel en lichtvaardig heeft laten vallen. Uit de ingebrachte stukken blijkt immers niet dat de Raad van Toezicht ondubbelzinnig achter zijn pas benoemde bestuurder is gaan staan. De raadsman van gedaagde verwoordt die veronderstelde mening van de Raad van Toezicht in zijn pleitnota aldus: “Op 16 december 2005 ontvangt de Raad van Toezicht van de Concerncontroller, wiens integriteit, wat de Raad van Toezicht betreft, boven elke twijfel verheven is, een e-mail waarin hij het functioneren enz.“
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter geeft die uitspraak blijk van een waardeoordeel omtrent personen dat onvoldoende ruimte geeft aan deugdelijk feitenonderzoek en geen recht doet aan het feit dat (ook) een enthousiast binnengehaalde verse bestuurder enig krediet verdient.
Dit alles brengt nog niet zonder meer de toewijsbaarheid met zich van de vordering van eiser tot wedertewerkstelling. Aan gedaagde kan worden toegegeven dat in zijn algemeenheid niet gesproken kan worden van een recht op tewerkstelling. Ook het argument van gedaagde eerst te wachten op de uitkomst van het onderzoek door een onafhankelijk onderzoeksbureau zou in een andere richting kunnen wijzen.
De kantonrechter is echter van oordeel dat door eiser zodanig klemmende omstandigheden naar voren zijn gebracht, dat een bevel tot wedertewerkstelling wenselijk en noodzakelijk is.
Met eiser realiseert de kantonrechter zich dat het met het verlopen van de tijd en het voortduren van de impasse steeds moeilijker zal worden de in e-mails en verklaringen neergelegde kritiek met de personen die deze geuit hebben en de rest van het personeel te lijf te gaan en oplossingen te vinden voor samenwerkingsproblemen.
Eiser behoort echter die kans te krijgen, mede om daarmee eventueel ook zijn eigen functioneren te kunnen aanpassen.
Door de non-actief stelling is hem die kans geheel ontnomen. Daarbij komt dat de Raad van Toezicht hem die gelegenheid in een eerder stadium heeft onthouden hoewel zulks naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter geïndiceerd was. Een andere factor die heeft bijgedragen tot het hierna te formuleren oordeel is het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat de Ondernemingsraad met eiser een heel open communicatie voerde en hem een zeer prettige bestuurder vond. Van enige kritiek uit de organisatie is de Ondernemingsraad - naar is opgemerkt -niet gebleken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vordering van eiser dient te worden toegewezen. Eiser behoeft niet te wachten op het door gedaagde - op verlangen van de Ondernemingsraad - ingeschakelde onderzoeksbureau. Rechtstreeks overleg tussen alle betrokkenen over herstel van de verhoudingen in een reële werksituatie, wellicht onder regie van de Raad van Toezicht, teneinde tot oplossingen te komen prevaleert naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter boven afwachten.
Daarbij komt dat slechts een zeer snelle, radicale en door alle partijen in een open debat aanvaarde uitdaging om er samen uit te komen De Stichting een reële kans biedt uit de huidige impasse te komen (zelfs als dat uiteindelijk niet of maar ten dele mocht slagen). Gedaagde dient zich te realiseren dat het voor geen enkele buitenstaander onder de huidige omstandigheden aantrekkelijk lijkt de plaats van eiser als bestuurder in te nemen.
De door eiser medegevorderde dwangsom zal de kantonrechter maximeren tot een bedrag ad € 50.000,--.
Gedaagde dient als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van dit geding te dragen.
BESLISSING:
Veroordeelt gedaagde om eiser onmiddellijk na betekening van dit vonnis in zijn werkzaamheden te herstellen en hem toe te laten tot het werk c.q. in staat te stellen de werkzaamheden te gaan verrichten waartoe hij zich in het kader van zijn arbeidsovereenkomst heeft verbonden dan wel anderszins ( “op welke wijze dan ook”), alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke mocht blijven, zulks tot een maximum van € 50.000,--.
Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser tot heden in totaal begroot op € 589,87, waaronder een bedrag van € 400,-- ter zake van salaris en noodzakelijk gemaakte verschotten van de gemachtigde van eiser.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter tevens voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van donderdag 16 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.