ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7744

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
215255 CV EXPL 06-491
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van een exploot van dagvaarding in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 15 maart 2006, is de naamloze vennootschap ORANGE NEDERLAND N.V. als eiseres opgetreden tegen een gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. E.H.J.M. Dohmen. De eiseres vorderde veroordeling van de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 1.219,51, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een overeenkomst voor mobiele telecommunicatiediensten. De gedaagde heeft echter primair de nietigheid van de dagvaarding ingeroepen, stellende dat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen, en subsidiair ontkend dat er een overeenkomst was gesloten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het exploot van de dagvaarding in algemene bewoordingen was gesteld en onvoldoende precisie vertoonde. Dit gebrek leidde tot de conclusie dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 111 lid 2 aanhef en sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelde dat de nietigheid van de dagvaarding doel trof, omdat het gebrek de gedaagde onredelijk in haar belangen had geschaad, aangezien zij niet wist waartegen zij zich diende te verweren.

De rechter heeft ook geen gronden gevonden om herstel van de dagvaarding op kosten van de eiseres te bevelen, zoals bedoeld in artikel 122 Rv. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het exploot van de inleidende dagvaarding nietig verklaard en de vordering van de eiseres afgewezen. Tevens is de eiseres veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment zijn begroot op € 100,-- voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 215255 CV EXPL 06-491
Vonnis d.d. 15 maart 2006
inzake:
De naamloze vennootschap ORANGE NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Den Haag,
eisende partij,
gemachtigde: J.H.L. Sinkiewicz, gerechtsdeurwaarder te Maastricht,
tegen:
[Naam gedaagde],
[Woonadres gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.H.J.M. Dohmen, advocaat en procureur te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Door partijen zijn achtereenvolgens de navol-gende proces-stukken gewisseld:
-exploot van dagvaarding d.d. 26 januari 2006;
-conclusie van antwoord met 1 productie.
De inhoud van alle hiervoor genoemde stukken geldt als hier ingelast.
Daarna is vonnis bepaald, op heden.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
Eiseres vordert veroordeling van gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag ad € 1.219,51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, bestaande genoemd bedrag uit € 1.020,-- aan hoofdsom en € 150,-- aan buitengerechtelijke kosten en € 49,51 aan verschuldigde rente tot de dag van dagvaarding.
Eiseres baseert haar vordering op het feit, dat zij met gedaagde een overeenkomst heeft gesloten in het kader waarvan aan gedaagde mobiele telecommunicatiediensten worden geleverd en gedaagde een vast bedrag ter zake aan haar verschuldigd is, alsmede de kosten van de gevoerde telefoongesprekken alles conform de tussen haar en gedaagde overeengekomen tarieven.
Gedaagde beroept zich primair op de nietigheid van de dagvaarding, omdat deze niet voldoet aan de door de Wet gestelde eisen en subsidiair stelt zij geen enkele overeenkomst met eiseres te hebben gesloten zoals door eiseres in haar dagvaarding is gesteld.
Met gedaagde is de kantonrechter van oordeel, dat het exploot van de onderhavige dagvaarding, nu het slechts in algemene bewoordingen is gesteld en onvoldoende de vordering heeft gepreciseerd, niet de feitelijke onderbouwing van de vordering en aldus niet de gronden van de eis als bedoeld in artikel 111 lid 2 aanhef en sub d Rv bevat en daarom op de voet van artikel 120 Rv in beginsel nietig dient te worden verklaard.
De kantonrechter is ook van oordeel, dat het beroep van gedaagde op die nietigheid doel treft omdat dit gebrek haar onredelijk in haar belangen heeft geschaad nu zij immers behoort te weten waartegen zij zich heeft te verweren. Bovendien zijn er naar het oordeel van de kantonrechter geen gronden aanwezig om herstel daarvan op kosten van eiseres te bevelen als bedoeld in artikel 122 lid 1 respectievelijk lid 2 Rv.
Eiseres dient dan ook als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
BESLISSING:
Verklaart het exploot van de inleidende dagvaarding nietig en wijst de vordering af.
Veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde tot heden in totaal begroot op € 100,-- ter zake van salaris van de gemachtigde van gedaagde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en uitgesproken ter penbare civiele terechtzitting van
woensdag 15 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.