Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
-[Eisende partij] heeft per 10 april 2002 aan [Gedaagde partij] woonruimte in de vorm van een studio aan de [Straatnaam/ huisnummer/ woonplaats] in huur gegeven tegen een maandelijks verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 406,=.
-Een schriftelijk huurcontract ontbreekt.
-De huurster betaalde de maandhuur steeds contant en tegen afgifte van kwitanties maar nooit op een vaste dag in de maand.
-In ieder geval is niet komen vast te staan dat [Gedaagde partij] ooit een lager bedrag voldeed dan het bedrag dat overeenstemde met één maandhuur en ook niet dat zij met enige huurbetaling tot begin februari 2004 (partijen zijn het erover oneens of dit 1 of 10 februari was) in gebreke is gebleven.
-Omtrent de staat waarin het gehuurde bij aanvang van de huur verkeerde en omtrent de inboedelgoederen die daarvan deel uitmaakten (zoals lamellen, douchescherm, bankstel, koelkast) is geen enkele beschrijving opgemaakt.
-[Eisende partij] beschikte over een sleutel van de door [Gedaagde partij] gehuurde studio.
-In de avond van 14 oktober 2004 heeft [Gedaagde partij] [Eisende partij] de toegang tot het gehuurde ontzegd, waarna deze laatste de toegangsdeur heeft geforceerd (‘ingetrapt’ volgens [Gedaagde partij], zoals zij ook bij aangifte tegenover de politie op 16 december 2004 heeft verklaard) en tegen de zin van [Gedaagde partij] de woning heeft betreden en gedurende enige tijd geweigerd heeft te verlaten.
-Beide op de buitendeur geplaatste sloten waren door de interventie van [Eisende partij] onherstelbaar vernield.
-Omtrent strafrechtelijke vervolging van [Eisende partij] ter zake van deze veronderstelde huisvredebreuk en/of toepassing van geweld is niets komen vast te staan.
-[Gedaagde partij] heeft na het incident van 14 oktober 2004 het gehuurde verlaten in de staat waarin het zich bevond en heeft de door [Eisende partij] in persoon teruggeplaatste buitendeur niet opnieuw van sloten voorzien (of [Eisende partij] dit van zijn kant wel gedaan heeft, is onduidelijk).
-De huurster heeft een beroep op rechtshulp gedaan en haar huidige gemachtigde heeft ingaande de tweede helft van oktober 2004 namens haar en zonder haar feitelijke adres door te geven (wegens de angst van betrokkene voor represailles en acties van [Eisende partij]) mondeling en schriftelijk contact onderhouden met [Eisende partij] althans met degene die namens hem optrad.
-Bij brief van 10 februari 2005 heeft de gemachtigde van [Gedaagde partij] aan de toenmalige gemachtigde van [Eisende partij] ([Naam toenmalige gemachtigde van eisende partij] van ‘Adviesburo [Naam adviesbureau]’ te [Vestigingsplaats]) bericht dat [Gedaagde partij] wegens het vinden van andere woonruimte de huur met directe ingang als beëindigd beschouwde en heeft tevens aangedrongen op een snelle afspraak over oplevering van de woning.
-In dezelfde brief is onder de aandacht van [Eisende partij] gebracht dat een in de woning aanwezige kast bij afwezigheid van [Gedaagde partij] was opengebroken en daardoor (met wegzagen van een onderstuk) onherstelbaar was beschadigd, terwijl ook aan haar toebehorende papieren waren verdwenen, voor welke vernieling/vermissing [Eisende partij] aansprakelijk werd gehouden.
-Genoemde [Naam toenmalige gemachtigde van eisende partij] reageerde op 9 maart 2005 met de mededeling dat de huurovereenkomst ‘per 28 februari 2005 als beëindigd beschouwd’ zou worden en met een betwisting van het binnendringen van het ‘appartement’ etc. door [Eisende partij].
-Na enig heen en weer contact is tussen de gemachtigden afgesproken dat oplevering zou plaatsvinden op 24 maart 2005, dat [Gedaagde partij] daar niet bij aanwezig zou zijn en dat [Naam gemachtigde van gedaagde partij] in dat opzicht haar plaats zou innemen.
-Aldus geschiedde, [Naam gemachtigde van gedaagde partij] heeft de aan [Gedaagde partij] toebehorende sleutels ingeleverd en ter plekke is een opleveringsrapport opgemaakt door de heer [Naam toenmalige gemachtigde van eisende partij].
-[Eisende partij] en [Naam toenmalige gemachtigde van eisende partij] waren op het moment dat [Naam gemachtigde van gedaagde] bij de woning arriveerde, reeds binnen (en hadden dus zichzelf toegang tot de woning verschaft).
-Na consultatie van zijn cliënte heeft [Naam gemachtigde van gedaagde partij] de diverse volgens [Eisende partij] aan haar te wijten schadeposten aan het gehuurde bij herhaling gemotiveerd betwist, voor het eerst bij uitvoerige brief van 7 april 2005 aan [Naam toenmalige gemachtigde van eisende partij].
-Nadat de correspondentie aan de zijde van [Eisende partij] was overgenomen door [Naam gemachtigde van eisende partij], de huidige gemachtigde van de verhuurder, heeft deze bij brief van 14 oktober 2005 volhard bij het standpunt dat de schade alles omvatte wat bij opname van de woning (ook op foto) was vastgelegd; ‘binnen 14 dagen na heden’ zegde [Naam gemachtigde van eisende partij] te hopen de dagvaarding ter zake van deze schade gereed te hebben (“Ik zal deze in elk geval zonder verdere waarschuwing laten betekenen”, zodat het zaak werd geacht dat [Gedaagde partij] “alsnog binnen 14 dagen reageert op eerdere voorstellen”).
-[Naam gemachtigde van gedaagde] heeft hier namens [Gedaagde partij] op gereageerd met gemotiveerde weerspreking van aansprakelijkheid in een faxbrief van 18 oktober 2005, aangevuld met de mededeling van 1 november 2005 dat [Gedaagde partij] (zonder vaste woon- of verblijfplaats) te zijnen kantore woonplaats koos, zodat daar kon worden betekend.
-Op 8 december 2005 heeft [Naam gemachtigde van gedaagde partij] [Naam gemachtigde van eisende partij] schriftelijk herinnerd aan diens aankondiging van een dagvaarding binnen veertien dagen na 14 oktober 2005, met het verzoek - mede in verband met een nog dienende beklagprocedure over de niet-vervolging van [Eisende partij] in de strafrechtelijke kwestie - uiterlijk binnen een week te berichten of [Eisende partij] afzag van het entameren van een civiele procedure.
-[Gemachtigde van eisende partij] noch [Eisende partij] heeft op deze laatste (fax)brief gereageerd, ook niet na een uitdrukkelijk nader schriftelijk verzoek van [Naam gemachtigde van gedaagde partij] d.d. 21 december 2005.
-In een telefax van 3 februari 2006 heeft [Naam gemachtigde van gedaagde partij] aan de gemachtigde van [Eisende partij] aldus bericht: “Uit Uw houding leid ik af dat uw cliënt geen verdere stappen zal ondernemen jegens cliënte. Ik zal thans dan ook overgaan tot sluiting van het dossier. Indien Uw cliënt op enig moment in de toekomst mocht menen alsnog actie te moeten ondernemen, dan kan hij een beroep op rechtsverwerking tegemoet zien.”
-Ook op dit laatste bericht is niet gereageerd.
-Op 7 juli 2006 is [Naam gemachtigde van gedaagde partij] door [Naam gemachtigde van eisende partij] in kennis gesteld van het feit dat [Gedaagde partij] via openbare betekening (dus niet te zijnen kantore) gedagvaard was en ontving hij een kopie van het openbare exploot d.d. 12 mei 2006.
c. de beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie