ECLI:NL:RBMAA:2008:BC6120
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot uitbrengen van een verkorte dagvaarding door parketsecretaris
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Maastricht op 7 maart 2008 uitspraak gedaan over de vraag of het uitbrengen van een verkorte dagvaarding kan worden opgedragen aan een andere medewerker dan de officier van justitie, zoals bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. De verdachte, geboren in Nigeria, was gedagvaard voor een winkeldiefstal op 24 juli 2007. De dagvaarding was echter niet ondertekend door de officier van justitie, wat aanleiding gaf tot de vraag of deze geldig was.
De politierechter oordeelde dat de verkorte dagvaarding moet worden gekwalificeerd als een vervolgingsbeslissing. De wetgeving vereist dat de uitoefening van de bevoegdheid tot vervolging door de officier van justitie geschiedt door ambtenaren die aan bepaalde opleidingseisen voldoen. Het ontbreken van een handtekening op de dagvaarding en het feit dat er geen overleg heeft plaatsgevonden tussen de parketsecretaris en de officier van justitie, leidde de politierechter tot de conclusie dat de procedure niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De politierechter concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat de dagvaarding op onrechtmatige wijze was uitgebracht. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldige verslaglegging en het naleven van de wettelijke procedures bij het uitoefenen van vervolgingsbevoegdheden. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 21 december 2007, 4 januari 2008 en 22 februari 2008.