In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Maastricht, betreft het een huurgeschil tussen de verhuurster, Favini Real Estate B.V., en de curator van de failliete vennootschap Favini Meerssen B.V. De procedure is gestart door de verhuurster die aanspraak maakt op betaling van achterstallige huurpenningen over de periode van 21 januari 2008 tot en met 31 januari 2009, ter hoogte van € 723.589,48. De huur betreft de onroerende zaken die door de papierfabriek Favini te Meerssen werden gebruikt. Na de surseance van betaling op 22 januari 2008 en het daaropvolgende faillissement op 18 april 2008, heeft de curator de huur opgezegd per 1 februari 2009. Daarnaast vordert Favini een gebruiksvergoeding van € 96.634,52 voor de periode na de opzegging.
De curator erkent de huurvordering, maar betwist de gebruiksvergoeding en stelt dat hij de voldoening daarvan uit het boedelactief mag opschorten. Hij heeft een juridische splitsing aangevoerd die in 2005 heeft plaatsgevonden, waarbij de onroerende zaken van Favini Meerssen samen met een schuld aan Favini N.V. zijn overgegaan naar Favini Real Estate. De curator heeft deze transactie als paulianeus aangemerkt en vordert vernietiging op grond van artikel 42 van de Faillissementswet.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 4 november 2009 geoordeeld dat de vorderingen in conventie en reconventie voldoende samenhang vertonen, waardoor afzonderlijke behandeling ongewenst is. De incidentele vordering van Favini om de reconventionele vordering naar de Sector Civiel van de Rechtbank te Amsterdam te verwijzen, is afgewezen. De zaak is vervolgens aangehouden voor een conclusie van dupliek in reconventie aan de zijde van Favini, met een rolzitting gepland op 2 december 2009.