ECLI:NL:RBMAA:2009:BH2483

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
296154 CV EXPL 08-2400
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij beëindigingsovereenkomst en gevolgen voor pensioen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 4 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Wonen Zuid. De werknemer, die in dienst was bij Wonen Zuid, had een beëindigingsovereenkomst ondertekend waarin was opgenomen dat hij per 1 augustus 2008 gebruik zou maken van de vroegpensioenregeling. De werknemer vorderde schadevergoeding omdat hij van mening was dat hij niet was geïnformeerd over de negatieve financiële gevolgen van deze regeling. Hij stelde dat de werkgever hem had moeten waarschuwen voor de mogelijke gevolgen van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer, gezien zijn opleidingsniveau en ervaring, in staat was om de gevolgen van de beëindigingsovereenkomst te overzien. De rechter concludeerde dat het niet aan de werkgever was om de werknemer te waarschuwen voor de gevolgen van de overeenkomst, aangezien de werknemer zich gedurende de totstandkoming van de overeenkomst had laten bijstaan door een adviseur van de Unie. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af en oordeelde dat de werknemer als volledig in het ongelijk gestelde partij moest worden verwezen in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de verantwoordelijkheid van werknemers om zich te laten informeren over de gevolgen van hun keuzes, vooral wanneer zij zich laten bijstaan door een adviseur. De rechter stelde vast dat de werknemer na rijp beraad en met onbeperkte mogelijkheden om zich te laten adviseren, de overeenkomst had ondertekend. De vordering tot nakoming van de overeenkomst en de schadevergoeding werd afgewezen, en de werknemer werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Wonen Zuid.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 296154 CV EXPL 08-2400
typ: LE
Vonnis van 4 februari 2009
in de zaak van
[eiser]
[woonplaats]
eisende partij,
verder ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. S.J.W.M. Vonken, advocaat te Heerlen,
tegen
STICHTING WONEN ZUID,
[adres]
gedaagde partij,
verder ook te noemen: Wonen Zuid,
gemachtigde: mr. H. Nieuwenhuizen, advocaat te Eindhoven.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft bij dagvaarding van 12 juni 2008 een vordering ingesteld tegen Wonen Zuid en heeft zich daarvoor mede beroepen op tien aan het exploot van dagvaarding gehechte producties in fotokopievorm.
Wonen Zuid heeft geantwoord onder overlegging van zestien producties in fotokopievorm.
[eiser] heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder overlegging van zeven (extra) producties in fotokopievorm.
Wonen Zuid heeft hier schriftelijk op gereageerd (dupliek) onder overlegging van twee (extra) producties in fotokopievorm.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. MOTIVERING
a. het geschil
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair:
Wonen Zuid te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst van 30 november 2005, onder toekenning aan [eiser] van een schadevergoeding ten titel van pensioen- en prepensioenschade ten bedrage van € 134.205,00 netto;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst van 30 november 2005 is vernietigd op grond van dwang en/of dwaling en/of bedrog;
in beide gevallen met veroordeling van Wonen Zuid tot betaling van de kosten van dit geding.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering - kort samengevat en voor zover van belang - het navolgende aangevoerd.
[eiser], werkzaam bij Wonen Zuid, heeft in november 2005 een overeenkomst ondertekend waarin, naast een imperatieve, negatieve functiewijziging, is opgenomen dat hij per 1 augustus 2008 volledig gebruik zou dienen te maken van de vroegpensioenregeling. Bij de totstandkoming van deze overeenkomst is onoorbare dwang uitgeoefend, heeft Wonen Zuid bewust informatie achtergehouden en is door Wonen Zuid nagelaten om [eiser] te informeren over de negatieve (financiële) gevolgen van de regeling. [eiser] is van mening dat er sprake is van dwang en/of dwaling en/of bedrog op grond waarvan de overeenkomst vernietigbaar is.
Wonen Zuid heeft het volgende als verweer aangevoerd.
Sedert 2003 staat het functioneren van [eiser] als coördinator planning en control van de regio [adres] ter discussie. Er is met name kritiek op zijn tekortschietende managementvaardigheden, in het bijzonder onvoldoende aanwezigheid van het vermogen “om een beleidsmatige toelichting en een visie bij de cijfers te geven”. Bovendien is [eiser] aangeschreven omtrent twee geconstateerde onregelmatigheden. Enerzijds is geconstateerd dat hij artikelen voor privé-doeleinden op rekening van Wonen Zuid heeft gekocht en anderzijds is geconstateerd dat [eiser] zich niet altijd heeft gehouden aan de regels voor tijdregistratie.
In de periode van 15 augustus 2005 tot 30 november 2005 is Wonen Zuid met [eiser] in gesprek gegaan over de invulling van zijn werkzaamheden in de toekomst bij Wonen Zuid. Deze gesprekken hebben geleid tot de afspraken die zijn opgenomen in de overeenkomst van 30 november 2005. De overeenkomst is tot stand gekomen nadat beide partijen zich in alle rust en gedurende een aantal maanden op hun positie hadden bezonnen, daarover in alle rust verschillende gesprekken hadden gevoerd, informatie hadden ingewonnen en berekeningen hadden gemaakt. Er is geen enkele druk uitgeoefend op [eiser]. [eiser] heeft ondersteuning van de Unie ingeroepen en hij heeft onderhandeld over aanvulling van de laatste 15% op zijn loon en een compensatie voor het missen van de jubileumuitkering. Partijen hebben ook op deze punten overeenstemming bereikt. Er is geenszins sprake geweest van dwang en/of dwaling en/of bedrog bij het sluiten van de overeenkomst.
Eerst op 13 augustus 2007 is [eiser] op de gemaakte afspraken teruggekomen (en heeft hij kenbaar gemaakt er ook van te willen terugkomen).
Wonen Zuid is van mening dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] tot betaling van de proceskosten, dit laatste uitvoerbaar bij voorraad.
b. de feiten en omstandigheden
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of niet-deugdelijk weersproken, en mede op grond van in dat opzicht niet betwiste producties staat tussen partijen het navolgende vast.
[eiser] is per 1 oktober 1985 in dienst getreden bij een van de rechtsvoorgangsters van Wonen Zuid, te weten Woningvereniging Nuth. Hij was bij Woningvereniging Nuth werkzaam als hoofd administratieve dienst. Per 1 januari 2002 is Woningvereniging Nuth gefuseerd met Wonen Zuid. [eiser] is met ingang van 1 juni 2002 coördinator planning en control van de regio [adres] geworden. Bij het aangaan van deze functie is met [eiser] overeengekomen dat aan hem een eindejaarsbonus zou worden toegekend als hij zijn werkzaamheden naar tevredenheid verrichtte. In de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 is aan [eiser] deze bonus toegekend, overigens zonder dat er targets waren afgesproken en vastgelegd.
In 2004 is een beoordelingsgesprek met [eiser] gehouden, waarin met hem is afgesproken dat hij een managementtraining zou gaan volgen, toegespitst op de hem aangereikte aandachtspunten. In zijn functievervulling behoefde specifieke aandacht “het kwalitatief informeren van de directie over zaken van buiten de regio… door met name analyse” én “het contact met eigen mensen binnen de afdeling en de positionering als leidinggevende”. Het algemene oordeel over zijn functievervulling was “voldoende”.
In dezelfde periode is binnen de organisatie van Wonen Zuid het accent op administratieve organisatie en interne controle versterkt, hetgeen heeft geleid tot het aanstellen van regio-controllers. Hierdoor is ook in de regio [adres] naast de functie van coördinator planning en control, de functie van controller gekomen, en wel voor de duur van gemiddeld zestien uur per week.
Naar aanleiding van het in de optiek van Wonen Zuid onvoldoende functioneren van [eiser], in combinatie met de genoemde aanvulling met een controllersfunctie binnen de regio’s, heeft een aantal gesprekken met [eiser] in de periode van 15 augustus 2005 tot 30 november 2005 plaatsgevonden. Deze gesprekken hebben geleid tot hetgeen is vastgelegd in het schrijven van 30 november 2005:
“In het kader van de verdere ontwikkeling van de financiële functie binnen de regio [adres] hebben wij met jou gesproken over jouw positie in deze. Rekening houdend met de toekomstige eisen die wij stellen aan de afdeling planning en control, hebben wij de stellige overtuiging dat jij beter tot je recht komt in de functie van regiocontroller [adres], dan in de functie van coördinator planning en control.
Gezien het feit dat dit voor jou belangrijke wijzigingen met zich brengt, zijn een aantal randvoorwaarden besproken die wij langs deze weg willen vastleggen.
Arbeidsvoorwaarden:
Voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden zijn wij overeengekomen dat de huidige arbeidsvoorwaarden van kracht blijven (tot 1 augustus 2008), met uitzondering van de prestatiegerelateerde bonus ter grootte van een bruto maandloon, welke was gekoppeld aan de coördinatiefunctie planning en control in [adres]
Positionering:
De functie van regiocontroller [adres] is gepositioneerd rechtstreeks onder de regiodirecteur en neemt deel aan het managementteamoverleg. Het betreft een fulltime invulling.
Ingangsdatum:
Rekening houdend met enerzijds de werkdruk en anderzijds een zorgvuldige overdracht van de werkzaamheden streven wij naar een ingangsdatum van 1 januari 2006.
Vroegpensioen:
Ten aanzien van het vroegpensioen zijn wij overeengekomen dat je met ingang van
1 augustus 2008 volledig gebruik zult maken van de vroegpensioenregeling, uitgaande van 85% van het laatste pensioengevend jaarloon (zie opgave SAW van 8 september 2005).
Additionele afspraak:
Daarnaast hebben wij afgesproken dat Wonen Zuid één van de twee onderstaande alternatieven zal aanbieden als tegemoetkoming in de periode 1 augustus 2008 tot 1 januari 2011.
Alternatief 1:
Wonen Zuid biedt de mogelijkheid om in de periode 1 augustus 2008 tot 1 januari 2011 voor 15% van je inkomen werkzaamheden te blijven verrichten.
Of
Alternatief 2:
Wonen Zuid voorziet in een aanvulling tot 100% van je laatste pensioengevend jaarloon in de periode van 1 augustus 2008 tot 1 januari 2011 (ASW houdt rekening met een indexatie van 3%).
Afscheid:
In het licht van het voorgaande ben je niet meer in de gelegenheid om je 25-jarige dienstjubileum te vieren. Derhalve is Wonen Zuid bereid je bij je afscheid een eenmalige uitkering ter hoogte van één netto maandloon te verstrekken….”
Deze afspraken zijn zowel door vertegenwoordigers van Wonen Zuid als door [eiser] ondertekend.
c. de beoordeling
Met betrekking tot de primaire vordering tot nakoming van de overeenkomst onder toekenning van een schadevergoeding aan [eiser], kan enkel worden geconcludeerd dat deze vordering enige grondslag ontbeert, zodat aan afwijzing niet te ontkomen valt.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering te verklaren voor recht dat de overeenkomst van 30 november 2005 is vernietigd op grond van dwang en/of dwaling en/of bedrog, overweegt de kantonrechter het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat het schrijven van 30 november 2005 moet worden gekwalificeerd als een beëindigingsovereenkomst dan wel vaststellingsovereenkomst, als bedoeld in artikel 7:900 BW. Evenmin is de inhoud van hetgeen tussen partijen is afgesproken onderwerp van geschil. [eiser] heeft zich echter op dwang en/of dwaling en/of bedrog beroepen, omdat hij zich jaren na het sluiten van de overeenkomst heeft gerealiseerd dat hij als gevolg van het sluiten van die overeenkomst minder pensioen krijgt. Hamvraag is nu of Wonen Zuid [eiser] had moeten waarschuwen dat zulks een (mogelijk) gevolg van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst was of dat dit als algemeen te verwachten gevolg voor rekening en risico van [eiser] moet worden gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat dit laatste het geval is.
[eiser] heeft jarenlang als leidinggevende gefunctioneerd, eerst als hoofd administratieve dienst en vervolgens als coördinator planning en control. Gelet op zijn opleidingsniveau en de hoedanigheden waarin hij heeft gefunctioneerd, mocht van [eiser] worden verwacht dat hij de gevolgen van het aangaan van een beëindigingsovereenkomst kon overzien, mede in acht genomen het feit dat hij zich in de procedure van totstandkoming van de overeenkomst gedurende een aantal maanden heeft laten bijstaan door een adviseur van de Unie. De aard van de beëindigingsovereenkomst dan wel vaststellingsovereenkomst brengt juist met zich dat partijen over en weer concessies doen en dat in beginsel geen beroep op dwaling mogelijk is, tenzij er sprake is van een onmiskenbaar misverstand ten aanzien van hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan hun overeenkomst ten grondslag hebben gelegd. In het onderhavige geval gaat dit laatste niet op. De door [eiser] gestelde (pre)pensioenschade gaat de strekking van de overeenkomst te buiten. De overeenkomst beoogde slechts te regelen dat [eiser] in een andere functie zou worden tewerkgesteld, dat hij per 1 augustus 2008 gebruik zou maken van de vroegpensioenregeling en dat hij door Wonen Zuid - gedeeltelijk - zou worden gecompenseerd in zijn pensioengevend jaarloon in de periode van 1 augustus 2008 tot 1 januari 2011. Het gaat derhalve niet aan dat [eiser], die - zoals reeds betoogd - deze afspraken is aangegaan na rijp beraad en met onbeperkte mogelijkheden om zich te laten adviseren, twee jaar na dato van zijn afspraken terugkomt op grond van beweerde dwang en/of dwaling en/of bedrog. Bovendien zijn de door [eiser] gestelde omstandigheden onvoldoende specifiek en beslissend om mee te gaan in het door hem gedane bewijsaanbod dienaangaande.
Gelet op het vorenstaande wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af.
[eiser] dient als volledig in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de proceskosten.
3. BESLISSING
Wijst de vorderingen van [eiser] af.
Veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wonen Zuid tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.200,00 aan salaris van de gemachtigde.
Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.