ECLI:NL:RBMAA:2009:BH5621

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305662 CV EXPL 08-3639
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over telescoophoogwerker en huurprijswijziging

In deze zaak vorderde de eiser, een besloten vennootschap, betaling van een bedrag van € 3.213,30 van de gedaagde partij, eveneens een besloten vennootschap, voor de huur van een telescoophoogwerker en bijkomende kosten. De eiser had de gedaagde partij eerder een schaarhoogwerker verhuurd voor € 490,00 per week. Na inruil van de schaarhoogwerker werd een telescoophoogwerker ter beschikking gesteld, waarvoor de eiser een huurprijs van € 950,00 per week in rekening bracht. De gedaagde partij betwistte deze huurprijs en stelde dat zij er vanuit mocht gaan dat de huurprijs gelijk bleef aan die van de schaarhoogwerker, omdat hierover geen duidelijke communicatie had plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde partij op de hoogte was van de hogere huurprijs voor de telescoophoogwerker. De eiser had geen schriftelijk bewijs overgelegd dat de nieuwe huurprijs was overeengekomen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde partij, zonder nadere mededelingen van de eiser, er vanuit mocht gaan dat de huurprijs voor de telescoophoogwerker gelijk bleef aan die van de schaarhoogwerker. De vordering van de eiser werd daarom afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 290,06 dat de gedaagde partij nog verschuldigd was, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank wees ook de gevorderde incassokosten af, omdat deze niet in redelijkheid waren gemaakt. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter H.W.M.A. Staal op 4 maart 2009.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 305662 CV EXPL 08-3639
typ: RW
vonnis van 4 maart 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij],
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partij],
gemachtigde: een onbekend gebleven persoon ten kantore van de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders te Roosendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde partij],
gevestigd te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde partij],
gemachtigde: mr. R.W.E.J. Luijten, advocaat te Valkenburg aan de Geul.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Partijen wisselden achtereenvolgens de navolgende processtukken:
- exploot van dagvaarding van 14 augustus 2008 met een productie;
- conclusie van antwoord met drie producties;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
[eisende partij] vordert [gedaagde partij] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 2.059,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.713,30 sedert de dag van dagvaarding, onder verwijzing van [gedaagde partij] in de proceskosten.
[eisende partij] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij aan [gedaagde partij] een telescoophoogwerker heeft verhuurd, brandstof heeft verkocht en transportwerkzaamheden heeft verricht omstreeks 2 januari 2008 tot en met 18 januari 2008. Aan [eisende partij] komt daarom toe het overeengekomen, “althans naar recht en billijkheid berekende” bedrag van € 3.213,30 ter zake van de huur van de telescoophoogwerker en bijkomende kosten. Ondanks aanmaningen is een bedrag van € 1.713,30 onbetaald gebleven. Naast dit bedrag wordt tevens de wettelijke rente daarover gevorderd, te rekenen vanaf acht dagen na de factuurdatum en tot op de dag van dagvaarding € 46,36 bedragend. [eisende partij] beroept zich in dit verband op de voorwaarden die deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Daarnaast vordert [eisende partij] vergoeding van de incassokosten van
€ 300,00.
[gedaagde partij] stelt in haar conclusie van antwoord het volgende.
Zij heeft in eerste instantie op 28 december 2007 een zogenoemde schaarhoogwerker gehuurd van [eisende partij] voor een huurprijs van € 490,00 (exclusief btw) per week en te vermeerderen met diverse kosten. Omdat die hoogwerker niet geschikt was voor de te verrichten werkzaamheden, heeft zij contact opgenomen met [eisende partij]. [eisende partij] heeft haar medegedeeld dat [gedaagde partij] in ruil daarvoor een ander soort hoogwerker zou krijgen. Dit bleek vervolgens de telescoophoogwerker te zijn. Omdat door [eisende partij] is gesproken van “omruil” en de prijsstelling verder niet aan de orde is geweest, is [gedaagde partij] er van uitgegaan dat “dezelfde prijs gold”. [eisende partij] heeft geen opdrachtbevestiging toegezonden waarop een eventuele andere huurprijs te zien zou zijn geweest. De “omruil” heeft plaatsgevonden op 31 december 2007 of op 2 januari 2008. De factuur met betrekking tot de huur van de andere hoogwerker tot die datum is betaald door [gedaagde partij]. De telescoophoogwerker is vervolgens gehuurd tot en met 18 januari 2008. De door [eisende partij] gestelde huurprijs van de telescoopwerker is niet met [gedaagde partij] overeengekomen. [eisende partij] had [gedaagde partij] actief moeten informeren over de andere huurprijs. [gedaagde partij] heeft een bedrag van € 1.500,00 aan [eisende partij] voldaan met de aantekening “restant in overleg met [gedaagde partij]”, de directeur van [gedaagde partij]. Er heeft vervolgens overleg plaatsgevonden met de heer [medewerker eisende partij] van [eisende partij], die zich daarbij op het standpunt heeft gesteld dat de factuur administratief niet meer viel terug te draaien maar dat een en ander geregeld zou kunnen worden bij een andere bestelling van [gedaagde partij] bij [eisende partij] op basis van verrekening. [gedaagde partij] wenst echter geen verrekening en begrijpt niet waarom de factuur niet gecrediteerd kan worden. [gedaagde partij] vindt dat zij slechts de huurprijs van € 490,00 per week (exclusief btw) is verschuldigd. Voor de gehuurde periode komt dat neer op een bedrag van
€ 1.274,00 (exclusief btw), waarop in mindering dient te worden gebracht het reeds betaalde bedrag van € 1.500,00. Op grond van het vorenstaande is [gedaagde partij] verder van mening geen incassokosten verschuldigd te zijn.
In haar conclusie van repliek stelt [eisende partij] dat [gedaagde partij] wel degelijk is medegedeeld dat de telescoophoogwerker niet tegen dezelfde prijs verhuurd kon worden. Volgens [eisende partij] heeft [gedaagde partij] “aangegeven” dat geen nieuwe opdrachtbevestiging was vereist omdat daar geen tijd voor was. [gedaagde partij] mocht dan ook op geen enkele wijze aannemen dat de huur van de telescoophoogwerker tegen dezelfde voorwaarden als voor de schaarhoogwerker zou worden voortgezet, temeer daar de huurpenningen (en de overige kosten) van de schaarhoogwerker reeds door [gedaagde partij] met [eisende partij] waren afgerekend. [eisende partij] betwist dat met de heer [medewerker eisende partij] is afgesproken dat slechts een restbedrag van € 1.500,00 hoefde te worden betaald voor de telescoophoogwerker. [medewerker eisende partij] heeft slechts geopperd dat er uit coulance wellicht nog “wat aan de huurprijs gedaan kon worden”. [gedaagde partij] is daar niet op ingegaan.
Bij dupliek ontkent [gedaagde partij] dat haar is medegedeeld dat huur van de telescoophoogwerker niet tegen dezelfde prijs kon plaatsvinden. Voorts ontkent [gedaagde partij] te hebben gezegd dat geen nieuwe opdrachtbevestiging was vereist omdat daar geen tijd voor zou zijn. Er is sprake geweest van een “omruil” zonder verder voorbehoud van de zijde van [eisende partij]. [gedaagde partij] ziet niet in dat zij op grond van de facturering van de schaarhoogwerker van 31 december 2007 had moeten begrijpen dat voor de telescoopwerker een andere huurprijs gold. [gedaagde partij] volhardt in haar lezing over de inhoud van het gesprek tussen [gedaagde partij] en de heer [medewerker eisende partij].
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
[eisende partij] heeft aan [gedaagde partij] op 28 december 2007 een schaarhoogwerker verhuurd tegen een huurprijs van € 490,00 (exclusief btw) per week te vermeerderen met diverse kosten. Op 31 december 2007 of op 2 januari 2008 is de schaarhoogwerker ingeleverd en heeft [eisende partij] in plaats daarvan aan [gedaagde partij] een telescoophoogwerker in gebruik gegeven. De factuur van 31 december 2007 van € 412,22 (inclusief btw) voor de huur (en bijkomende kosten) van de schaarhoogwerker heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij] voldaan. De telescoophoogwerker is aan [gedaagde partij] tot en met 18 januari 2008 beschikbaar gesteld. Bij factuur van 22 januari 2008 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] een bedrag van € 3.213,30 (inclusief btw) in rekening gebracht voor de huur van deze hoogwerker en bijkomende kosten. [eisende partij] heeft daarbij een huurprijs per week gehanteerd van € 950,00 (exclusief btw). [gedaagde partij] heeft aan [eisende partij] in verband met de huur van de telescoophoogwerker een bedrag van € 1.500,00 betaald.
Partijen zijn verdeeld over de hoogte van de overeengekomen en/of verschuldigde huurprijs met betrekking tot de telescoophoogwerker voor de periode 2 tot en met 18 januari 2008.
De kantonrechter stelt voorop dat het op de weg van [eisende partij] als eiser ligt om aan te tonen dat een bedrag van € 950,00 (exclusief btw) per week zou zijn overeengekomen. Schriftelijk bewijs dat een dergelijke huurprijs tussen partijen is overeengekomen, heeft [eisende partij] niet overgelegd. [eisende partij] heeft slechts in zeer algemene bewoordingen gesteld dat [gedaagde partij] er op is gewezen dat de verhuur van de telescoophoogwerker niet tegen dezelfde huurprijs kon plaatsvinden als die gold voor de eerder verhuurde schaarhoogwerker. Opvallend is dat [eisende partij] hiermee feitelijk niet betoogt, laat staan beargumenteert dat [gedaagde partij] er op is gewezen dat voor de telescoophoogwerker een hogere huurprijs dan voor de schaarhoogwerker zou worden berekend. A fortiori is daarmee niet (gemotiveerd) gesteld dat [gedaagde partij] zich met een dergelijke verhoging (bijna verdubbeling) van de huurprijs akkoord heeft verklaard. Daarnaast heeft [eisende partij] haar stelling, die door [gedaagde partij] wordt betwist, verder niet geschraagd met concrete gegevens waaruit zou kunnen blijken wanneer, door wie en aan wie de betreffende mededeling zou zijn gedaan. [eisende partij] heeft hiermee niet voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht. Voor zover [eisende partij] heeft aangeboden bewijs te leveren van de door haar bepleite huurprijs wordt dat (evenmin gespecificeerde) bewijsaanbod dan ook om die reden gepasseerd. Ook [eisende partij] stelling dat haar “naar recht en billijkheid” het bedrag van € 3.213,30 toekomt, is niet althans onvoldoende onderbouwd. Geconcludeerd moet derhalve worden dat de tussen partijen overeengekomen huurprijs voor de telescoophoogwerker gelijk is (gebleven) aan de huurprijs voor de schaarhoogwerker, namelijk € 490,00 (exclusief btw) per week. [gedaagde partij] mocht immers, zonder nadere mededelingen van [eisende partij], er van uitgaan dat voor de telescoophoogwerker dezelfde prijs werd berekend als voor de ingeruilde schaarhoogwerker omdat de huurovereenkomst als zodanig geen wijziging had ondergaan.
Nu [gedaagde partij] zich overigens niet heeft verzet tegen de inhoud en/of opbouw van de factuur van 22 januari 2008, staat vast dat zij het volgende aan [eisende partij] verschuldigd is:
Huur (€ 490,00 x 2.60) € 1.274,00
Machineschadeverzekering € 26,00
Transport (ophalen en bezorgen) € 148,00
Brandstof € 56,25
Totaal netto € 1.504,25
19% btw € 285,81
Totaal € 1.790,06
Omdat [gedaagde partij] reeds € 1.500,00 aan [eisende partij] heeft betaald, wordt de vordering van [eisende partij] voor wat betreft de gevorderde hoofdsom toegewezen tot een bedrag van € 290,06.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. De door [eisende partij] bepleite ingangsdatum van de wettelijke rente, vanaf acht dagen na de factuurdatum, vindt geen grondslag in de door haar overgelegde stukken. Niet is gebleken dat [gedaagde partij] reeds vanaf dat eerdere moment op grond van de volgens [eisende partij] van de overeenkomst deel uitmakende voorwaarden zou zijn gehouden tot betaling van de wettelijke rente. Die voorwaarden zijn niet overgelegd. Bovendien heeft [eisende partij] niet gesteld dat er na die acht dagen sprake is van verzuim op grond van die voorwaarden.
De meegevorderde incassokosten zullen worden afgewezen. Deze kosten zijn niet in redelijkheid gemaakt aangezien is komen vast te staan dat het door [eisende partij] aan [gedaagde partij] gefactureerde bedrag aanzienlijk te hoog is geweest.
Als de merendeels in het ongelijk gestelde partij zal [eisende partij] worden verwezen in de proceskosten.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen het bedrag van € 290,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot de datum van dit vonnis begroot op € 120,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.