ECLI:NL:RBMAA:2009:BH7519

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
290111 CV EXPL 08-1479-2
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout van advocaat bij echtscheidingsprocedure en gevolgen voor bijstandsuitkering

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Maastricht op 11 maart 2009, staat de vraag centraal of een advocaat een beroepsfout heeft gemaakt door een cliënte niet te informeren over de mogelijke gevolgen voor haar bijstandsuitkering bij het vastleggen van niet eerder bestaande aanspraken op vermogen in een echtscheidingsconvenant. De zaak betreft een geschil tussen een advocatenmaatschap en twee cliënten die in conventie en reconventie procederen. De cliënten, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ch.F.M.P. Spreksel, stellen dat de advocatenmaatschap, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Gaber, hen niet adequaat heeft geadviseerd over de financiële gevolgen van hun afspraken in het convenant.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 17 december 2008 het procesverloop beschreven en de advocatenmaatschap uitgenodigd om te reageren op feitelijke beweringen van de cliënten. In de uiteindelijke uitspraak wordt geconcludeerd dat de advocatenmaatschap tekort is geschoten in haar zorgplicht door niet te wijzen op de risico's van de overeengekomen vermogensoverheveling. De rechtbank oordeelt dat de cliënten, die gezamenlijk als opdrachtgevers zijn opgetreden, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de opdracht aan de advocatenmaatschap.

De rechtbank wijst de vordering van de advocatenmaatschap af, omdat de dienstverlening niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en de cliënten niet zijn geïnformeerd over de gevolgen van hun keuzes. De overeenkomst van opdracht tussen de cliënten en de advocatenmaatschap wordt ontbonden, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van advocaten om hun cliënten volledig te informeren over de juridische en financiële implicaties van hun handelen, vooral in gevoelige zaken zoals echtscheidingen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknummer: 290111 CV EXPL 08-1479
toev. ged. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] [nummer]
vonnis van 11 maart 2009
in de zaak van
de maatschap [de advocatenmaatschap],
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
verder ook te noemen: [de advocatenmaatschap],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.A. Gaber, advocaat te Maastricht
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1]
en
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2],
beiden - op een verschillend adres -wonend te [woonplaats],
verder ook te noemen: [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
beiden procederend bij gemachtigde: mr. Ch.F.M.P. Spreksel, advocaat te Maastricht.
(VERDER) VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in conventie en in reconventie
Bij tussenvonnis van 17 december 2008, waarin ook het voorafgaande procesverloop was beschreven, is partij [de advocatenmaatschap] uitgenodigd schriftelijk te reageren op een aantal feitelijke beweringen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zoals deze voorkomen in de namens hen in conventie voor het laatst genomen conclusie (de dupliek onder het elfde punt).
[de advocatenmaatschap] heeft, na gevraagd en verkregen uitstel, bij akte ter rolzitting van 11 februari 2009 kort en bondig doen weten te volharden bij eerder ontplooide stellingen (met name het gestelde onder 5. van haar repliek in conventie), onder betwisting van hetgeen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in afwijking daarvan betogen en onder herhaling van het eerder gedane bewijsaanbod.
Hierna is wederom uitspraak bepaald.
MOTIVERING
a. het geschil in conventie en in reconventie
Verwezen wordt te dien aanzien naar hetgeen is beschreven op de pagina’s 2, 3 en 4 (boven) van het vonnis van 17 december 2008 bij het onderdeel Motivering sub a.
b. de nadere beoordeling in conventie en in reconventie
Opvallend in de argumentatie van [de advocatenmaatschap] in deze zaak is dat benadrukt wordt dat het [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] is geweest die zich voor de behartiging van haar belangen tegenover haar toenmalige echtgenoot [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] tot [de advocatenmaatschap] heeft gewend met een vraag om rechtshulp.
Hoewel onduidelijk is of vervolgens beide toenmalige echtelijke partners in een relatie van opdrachtgever jegens [de advocatenmaatschap] zijn komen te staan (zelfs de in het geding gebrachte declaratie geeft daaromtrent geen indicatie), moet uit het instellen van een vordering tegen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] samen èn uit het feit dat gedaagde partijen in conventie op dat punt geen verweer voeren, worden afgeleid dat zij vanaf een bepaald moment gezamenlijk als opdrachtgevers zijn opgetreden en dus in beginsel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een uit de opdracht resulterende financiële verplichting.
In het licht van het voorgaande wekt het bevreemding dat [de advocatenmaatschap] kennelijk voetstoots medewerking verleende aan een door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] aan hem voorgelegd voornemen tot overheveling van vermogen van de man ([gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1]) naar de vrouw ([gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2]) door zonder verdere beraadslaging in de tekst van het door hem opgestelde convenant de helft van de overwaarde van de aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] toebehorende woning bij convenant aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] toe te delen. In ieder geval geschiedde een en ander zonder dat [de advocatenmaatschap] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] (maar ook [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1]) voorhield welke daarvan de gevolgen zouden (kunnen) zijn voor een recht op bijstand. Dat zulke risico’s, die zeker voor een in de echtscheidingspraktijk ingevoerde advocaat rechtstreeks uit de Wet werk en bijstand zijn af te leiden, althans op betrekkelijk eenvoudige wijze kenbaar zijn, niet met de cliënte of cliënten besproken zijn, is af te leiden uit de procesopstelling van [de advocatenmaatschap]. Betoogd is immers van die zijde dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] [de advocatenmaatschap] pas na ondertekening van het convenant heeft medegedeeld ‘dat zij niet in staat was om in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien’. Een betoog overigens dat terugslaat op [de advocatenmaatschap] zelf, die dan klaarblijkelijk vóór ondertekening van het convenant - of beter nog bij de intake van de zaak - niet de informatie heeft vergaard die essentieel is voor behandeling van een zaak als de onderhavige.
Juist omdat de juridische belangenbehartiging bij [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] begonnen is, mocht van [de advocatenmaatschap] verlangd en verwacht worden dat deze zich de bijzondere (financiële) situatie en de specifieke belangen of perspectieven van de echtgenote bij uitstek zou aantrekken, daarbij uiteraard koersend op zijn juridische kennis en expertise voor wat betreft de haalbaarheid van in het overleg ingebrachte wensen en mogelijkheden. Tot dusver is door geen der partijen de aandacht gevestigd op een niet-onbelangrijk feitelijk element in de door [de advocatenmaatschap] zelf ingebrachte processtukken. De bijlage van de declaratie d.d. 10 maart 2006 bevat immers de informatie dat [de advocatenmaatschap] op 25 juli 2005 een toevoegingaanvraag heeft gedaan voor de als (enige) ‘cliënt’ aangemerkte mevrouw [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2]. Die aanvraag vond onmiskenbaar plaats op een moment dat voorafging aan het opstellen en bespreken van een concept voor een echtscheidingsconvenant. Ongeacht het antwoord op allerlei vragen (zoals het precieze moment dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand heeft aangevraagd; het moment dat zij daarvan mededeling heeft gedaan aan [de advocatenmaatschap]; van wie het initiatief tot een dergelijke aanvraag is uitgegaan en of daaraan een dringend advies van de raadsman is voorafgegaan), vormt reeds dit als vaststaand aan te merken en van 25 juli 2005 daterende feitelijke gegeven een belangrijke aanwijzing voor bestaande of veronderstelde wetenschap bij de advocaat omtrent het ontbreken van enige financiële spanwijdte van de eigen cliënte. Minst genomen had [de advocatenmaatschap] rekening dienen te houden met de gerede kans dat de (kennelijk) op gefinancierde rechtsbijstand aandringende [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] na de scheiding van echt niet in het eigen onderhoud zou kunnen voorzien zonder beroep te doen op een gemeentelijke bijstandsuitkering. Zeker nu tevens vaststond dat het niet de bedoeling van de beide echtelieden was dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] alimentatie zou gaan betalen, terwijl [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] geen loon uit dienstbetrekking ontving of anderszins inkomsten op eigen naam genoot. Als het al zo is, dat dit laatste [de advocatenmaatschap] niet reeds vanaf het moment van intake bekend was of had kunnen zijn, moet een eventueel gebrek aan (latere) wetenschap het gevolg zijn van een evident en toerekenbaar tekort in de van een professional te verlangen informatievergaring. Daarop voortbordurend is het een eenvoudige en onontkoombare stap naar de conclusie dat [de advocatenmaatschap] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] - en daarmee tevens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1], wiens financiële belang indirect getroffen is door de litigieuze en later ongedaan gemaakte vermogensoverheveling - tekort deed door zonder meer mee te werken aan de wijziging van de huwelijksvoorwaarden die impliceerde dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] de beschikking kreeg over vermogen dat aan bijstandsverlening in de weg stond. Niet, zoals [de advocatenmaatschap] bij repliek in conventie stelt, omdat er aldus ‘een kwade kans op terugvordering’ zou bestaan wegens het kwalificeren van dat deel van de overwaarde als ‘schenking’, maar omdat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] wegens de omvang van het hiermee gemoeide bedrag over voor verhaal vatbaar vermogen zou gaan beschikken. Die tekortkoming in de juridische advisering op een kernonderdeel rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter verrekening van het gehele met de rechtsbijstand gemoeide bedrag aan kosten (de hoogte van het honorarium zoals neergelegd in de declaratie) met de aannemelijk te achten schade in de vorm van gederfd secundair inkomen. De vordering van [de advocatenmaatschap] dient daarom te worden afgewezen omdat de dienstverlening haar nut op een essentieel punt niet heeft bewezen en het alsnog honoreren van zulke diensten, zelfs ten dele, niet op zijn plaats zou zijn. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] hebben overigens de aanbetaling van € 500,= in reconventie niet teruggevorderd, zodat zij kennelijk van oordeel zijn dat die deelbetaling desondanks gerechtvaardigd is, in weerwil van de in reconventie uit te spreken ontbinding van de overeenkomst.
Dit betekent echter niet, laat staan zonder meer, dat de wel ingestelde financiële tegenvordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich voor toewijzing leent. In zijn poging om de gevolgen van de ongelukkig te achten wijziging van het convenant te redresseren of te verzachten heeft mr. Spreksel namens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het echtscheidingsconvenant wederom gewijzigd en wel zo dat het effect was dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] (als evident bijstandafhankelijke vrouw) een vermogen van € 30.000 dat haar door haar ex-echtgenoot was toebedeeld, aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] schonk. Het voorspelbare effect (althans voor iemand die enigszins is ingevoerd in de Wet werk en bijstand) was dat de gemeente Maastricht een verhaalsactie jegens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] zou ondernemen wegens inmiddels aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] verstrekte bijstand. Dat [de advocatenmaatschap] eerder niet gehandeld had op een manier die van een bekwaam advocaat had mogen worden verlangd, heeft niet noodzakelijkerwijs en in een logische causale keten geleid tot de stappen die
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] mr. Spreksel hebben laten zetten, laat staan dat alle kosten en/of honoraria die mr. Spreksel daarvoor in rekening heeft gebracht als schadevergoeding aan [de advocatenmaatschap] in rekening kunnen worden gebracht. In elk geval geldt voor het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] geclaimde bedrag van € 1.864,20 dat er een veel te ver verwijderd verband bestaat met de tekortkoming om van daaruit voortvloeiende schade te spreken, nog daargelaten dat met de werkzaamheden die aan de basis van de drie facturen liggen geen essentiële, nuttige en noodzakelijke bijdrage aan het ongedaan maken van de schadelijke gevolgen geleverd is.
In het midden kan dus blijven of [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], zoals [de advocatenmaatschap] mede tot verweer heeft aangevoerd, hun rechten verwerkt hebben of veel te laat zijn gaan protesteren.
De bij wijze van eerste tegenvordering door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] geclaimde ontbinding van de overeenkomst met [de advocatenmaatschap] kan wel worden uitgesproken, omdat gesteld noch gebleken is dat de vastgestelde tekortkoming door haar bijzondere aard of geringe betekenis die ontbinding en haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Het komt de kantonrechter in het licht van het voorgaande juist voor om, in ogenschouw nemend dat partijen over en weer in conventie respectievelijk reconventie in belangrijke mate in het ongelijk gesteld zijn, de met de volledige procedure gemoeide kosten in het geheel te compenseren.
BESLISSING
in conventie
Wijst de vordering af.
in reconventie
Ontbindt de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] enerzijds en [de advocatenmaatschap] anderzijds ter zake van de echtscheiding op gezamenlijk verzoek.
Wijst de vordering voor het overige af.
in conventie en in reconventie
Compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.