ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3685
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vermogensschade en redelijkheidstoets bij loonvordering van peuterspeelzaalleidster
In deze zaak vorderde [eiseres], een peuterspeelzaalleidster, een vergoeding van kosten van PZ Vaals, haar werkgever, naar aanleiding van een geschil over haar loon. [eiseres] was in dienst getreden op 1 september 2007 en had een arbeidsovereenkomst die was verlengd tot 1 maart 2009. Gedurende haar dienstverband had zij herhaaldelijk geklaagd over de hoogte van haar loon, dat volgens haar niet in overeenstemming was met de geldende cao. Na een ziekmelding op 18 juni 2008 ontving zij tot het einde van haar contract loon, hoewel de arbodienst had geoordeeld dat er vanaf 2 juli 2008 geen sprake meer was van ziekte.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] zich beperkte tot de vergoeding van kosten en wettelijke rente, en dat de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW niet van toepassing was, aangezien het gevorderde geen loon betrof. De rechter hanteerde de maatstaf van artikel 6:96 BW, waarbij de redelijkheid van de gemaakte kosten werd beoordeeld. De kantonrechter concludeerde dat de inschakeling van een deskundige door [eiseres] redelijk was, maar dat de gevorderde kosten van € 2.520,00 niet in verhouding stonden tot de onderliggende loonvordering van € 264,67.
Uiteindelijk werd de vergoeding voor de gemaakte kosten vastgesteld op € 500,00, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 13 mei 2009.