ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3706

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
319103 CV EXPL 09-5683
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde nutsvoorzieningen met betrekking tot gas en elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 mei 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Essent Retail Energie B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Essent, vertegenwoordigd door mr. J.P. van der Kooij, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde wegens onbetaalde nutsvoorzieningen, specifiek gas en elektriciteit, die geleverd waren aan twee adressen. De gedaagde had een contract getekend met Essent en was in gebreke gebleven met het betalen van de voorschotnota's en eindafrekeningen, ondanks herhaalde aanmaningen. De rechtbank oordeelde dat de hoofdvordering van Essent, na wijziging van de grondslag, toewijsbaar was, maar dat de vordering betreffende vervallen rente werd afgewezen. Dit omdat de facturen geen fatale termijn vermeldden en er geen bewijs was dat een ingebrekestelling was verzonden. De rechtbank concludeerde dat er geen verzuim was ingetreden voor de dag van dagvaarding, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk kon worden gesteld voor buitengerechtelijke kosten. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 1.430,67, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en verwees de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 319103 CV EXPL 09-5683
typ: AodK
Vonnis van 13 mei 2009
in de zaak
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te ‘s-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Essent,
gemachtigde: mr. J.P. van der Kooij, advocaat te Amsterdam,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Essent heeft bij exploot van dagvaarding met producties van 5 december 2008 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld.
[gedaagde] heeft na gevraagd en verkregen uitstel een (niet-ondertekend) schriftelijk antwoord met producties ingediend.
Daarna heeft Essent nog een conclusie van repliek met producties ingediend, waarbij zij tevens (de grondslag van) haar eis heeft gewijzigd.
Hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft [gedaagde] daarop niet meer gereageerd, terwijl hij evenmin op verder uitstel voor een te nemen conclusie heeft aangedrongen.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
MOTIVERING
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist, staat het volgende vast, mede op basis van de niet-weersproken wijziging of aanvulling van de grondslag van Essents vordering bij repliek.
Partijen zijn ten behoeve van de percelen gelegen aan de [adres 1] en de [adres 2] de levering van nutsvoorzieningen, in casu gas en elektriciteit, alsmede het transport daarvan via het netwerk overeengekomen. De algemene voorwaarden van Essent zijn hierop van toepassing verklaard. Essent heeft bedoelde nutsvoorzieningen geleverd en [gedaagde] heeft deze daadwerkelijk afgenomen.
Essent draagt tevens zorg voor de inning van daarop van toepassing zijnde provinciale en gemeentelijke belastingen, hetgeen tot daarmee samenhangende belastingsverplichtingen van [gedaagde] heeft geleid.
[gedaagde] diende maandelijks aan Essent een vooraf vastgesteld voorschotbedrag te voldoen. Het daadwerkelijke verbruik is vastgesteld en aan [gedaagde] in rekening gebracht bij de verbruiks- dan wel jaarafrekening. Bedoelde voorschotten werden maandelijks bij [gedaagde] in rekening gebracht (en later verrekend) en de afrekeningen zijn hem toegezonden op (een van) zijn verbruiksadressen.
Essent vordert om [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een door [gedaagde] onbetaald gelaten bedrag van € 1.430,67 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectieve facturen, alsmede tot betaling van een bedrag van € 357,00 wegens buitengerechtelijke kosten en om [gedaagde] te verwijzen in de proceskosten.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Essent het volgende aan.
[gedaagde] heeft op 18 april 2006 een contract getekend met Essent voor levering van energie op de [adres 1]. Op 14 april 2008 is het verbruiksadres gewijzigd in [adres 2]. [gedaagde] is ten aanzien van beide adressen ondanks aanmaningen in gebreke gebleven met het betalen van voorschotnota’s en verbruiks- dan wel eindafrekeningen.
[gedaagde] heeft bij antwoord erkend niet alle facturen op tijd te hebben betaald. Hij heeft, zo stelt hij, een aantal keren bij Essent dan wel haar gemachtigde geklaagd over uiteenlopende onderwerpen, maar daarop werd niet gereageerd. Na ontvangst van een sommatie van de gemachtigde van Essent heeft hij om een specificatie van de vordering gevraagd, maar die heeft hij nooit ontvangen. [gedaagde] zegt steeds een voor beide partijen bevredigende oplossing te hebben nagestreefd en op verschillende manieren te hebben gepoogd met Essent een (betalings)regeling te treffen, maar hij heeft daarop van Essent een antwoord noch een tegenvoorstel ontvangen.
Essent heeft bij repliek op de tegenwerpingen van [gedaagde] gereageerd. Ofschoon [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld mondeling dan wel schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek, heeft hij van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het aanvankelijk gevoerde verweer is bij repliek gemotiveerd weersproken en de eis is van een verbeterde grondslag voorzien. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan het oorspronkelijke verweer ten aanzien van de hoofdvordering, als [gedaagde] dit al heeft willen handhaven, moet worden voorbijgegaan. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om gemotiveerd in te gaan op de conclusie van repliek, nu de inhoud daarvan tot aanvullende stellingname of toespitsing van het verweer aanleiding gaf.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de vordering op het hoofdonderdeel niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat deze en de grondslag waarop deze berust, in beginsel vaststaan.
Voor wat betreft haar vordering op het onderdeel rente stelt Essent dat de fatale termijn waarbinnen moet worden betaald “steeds de in het economische verkeer alom gebruikelijke termijn van 14 dagen” is. Gesteld noch gebleken is dat en op welke wijze Essent aan [gedaagde] bij het aangaan van de contractuele relatie dan wel in de loop daarvan duidelijk heeft gemaakt dit standpunt te huldigen. Nu de in het geding gebrachte facturen geen fatale termijn bevatten en ook voor het overige niet blijkt dat een sommatie met ingebrekestellend effect is verzonden aan [gedaagde] waarin hem een redelijke termijn voor de nakoming werd gesteld, is onduidelijk of en – zo ja – wanneer eventueel verzuim is ingetreden. Essent heeft ook verzuimd te stellen en bij eventuele tegenspraak te bewijzen (aan te bieden) dat verzuim op een andere wijze is ingetreden en/of dat ingebrekestelling overbodig was. Wettelijke rente zal derhalve worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening, omdat de dagvaarding in elk geval (wel) verzuim heeft doen intreden.
Voor wat betreft de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten impliceert het voorgaande dat bij gebreke van verzuim eerder dan per 5 december 2008 van in redelijkheid buiten rechte gemaakte kosten tot invordering geen sprake kan zijn. Bovendien heeft Essent omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) onvoldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) heeft gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Daarmee is niet komen vast te staan dat de door Essent bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven.
Dit onderdeel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om aan Essent tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.430,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2008 tot de dag van voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Essent tot op heden begroot op € 577,80, waarin begrepen een bedrag van € 300,00 aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.