parketnummer: 03/703679-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 maart 2009
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsvrouwe mr. S. Vermeulen, advocate te Zaltbommel.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 maart 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: heeft gepoogd [naam slachtoffer] te doden;
Feit 1 subsidiair: [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
Feit 2: zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de aan verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft nimmer de opzet gehad om [naam slachtoffer] van het leven te beroven. Evenmin heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zulks zou gebeuren. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit, zware mishandeling, en ten aanzien van feit 2, de wederspannigheid, refereert de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier geen bewijs voor handen is voor de stelling dat verdachte zuiver opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Vervolgens dient de rechtbank te onderzoeken of als gevolg van het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans heeft bestaan op het overlijden van het slachtoffer, en zo ja, of verdachte dit willens en wetens heeft aanvaard. Pas als deze vragen bevestigend beantwoord kunnen worden is er sprake van opzet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank is van oordeel dat, onder de omstandigheden zoals die zich in dit geval hebben voorgedaan, het slaan met een bierglas tegen de zijkant van het gezicht wel enig risico op de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad maar dat niet gezegd kan worden dat die kans aanmerkelijk van aard is geweest. Daarom komt de rechtbank niet toe aan het bewijs van het bestaan van voorwaardelijk opzet bij verdachte op de dood van het slachtoffer. Verdachte moet van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank zal eveneens verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde omdat het dossier geen bewijs bevat voor het verwijt dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte op 21 november 2008 in het café [naam cafe] te Maastricht met een (bier)glas [naam slachtoffer] tegen (de zijkant van) het gezicht heeft geslagen . Een diepe snijwond was het gevolg, waarbij meerdere aangezichtsspieren werden doorgesneden. Ook was er sprake van uitval van de aangezichtszenuw. Het was noodzakelijk direct operatief in te grijpen. Wellicht zijn in de toekomst nog meer operaties nodig, onder andere om littekenvorming in het gezicht zo veel mogelijk te voorkomen. Het is echter de vraag of herstel volledig zal zijn.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 21 november 2008 te Maastricht schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer].
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 november 2008 in de gemeente Maastricht aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diepe en lange snijwond van de wang en bovenlip met beschadiging van huid, aangezichtszenuwen en aangezichtsspieren), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht met een bierglas in het gezicht te slaan.
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1 subsidiair:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat aan verdachte een onvoorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, waarvan een gedeelte voorwaardelijk gecombineerd met reclasseringstoezicht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in verband daarmee niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de door het Landelijk overleg van strafvoorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten. Op het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen staat volgens die oriëntatiepunten een strafbedreiging van 12 maanden gevangenisstraf. De rechtbank neemt dit gegeven als uitgangspunt.
Meer in het bijzonder neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft in de nacht van 20 op 21 november 2008 in het centrum van Maastricht, te midden van het uitgaanspubliek, onverwacht en volstrekt onnodig zeer ernstig geweld gepleegd tegen [naam slachtoffer]. Nadat zij kenbaar had gemaakt van zijn onheuse avances niet gediend te zijn heeft hij met kracht met een bierglas in haar gezicht geslagen. Aangeefster heeft als gevolg hiervan ernstig lichamelijk letsel opgelopen, waarvan zij de rest van haar leven de gevolgen zal ondervinden. Ongewis is of een aangezichtsverlamming geheel zal herstellen. De littekens in het gezicht van aangeefster, die een modellencarrière ambieerde, zullen haar tot in lengte van dagen aan deze gebeurtenis blijven herinneren.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten niet alleen lijden onder de pijn en schrik van het moment van het delict maar vaak ook nog lange tijd daarna last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid.
Daarnaast is het delict gepleegd midden in een druk bezochte horecagelegenheid. Veel mensen die niets anders deden dan zich amuseren zijn plotseling getuige van een vreselijk feit. Dat veroorzaakt op niet mis te verstane wijze maatschappelijke verontrusting en gevoelens van angst en onveiligheid bij het publiek. Zo strekken de gevolgen van deze daad zich veel verder uit dan alleen tot het directe slachtoffer.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie in Nederland nog niet eerder is veroordeeld.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, in het bijzonder de ernst van het bewezen verklaarde geweld en de verstrekkende gevolgen daarvan, zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam en adres slachtoffer], vordert ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit een schadevergoeding van € 7500,= aan voorschot terzake immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 4500,=.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van € 4500,= (viereneenhalfduizend euro) ter zake immateriële schadevergoeding;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 55 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. A.W. Oosterman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 maart 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 november 2008 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] met kracht met een (bier)glas in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 november 2008 in de gemeente Maastricht aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diepe en lange snijwond van de wang en bovenlip met beschadiging van huid, aangezichtszenuwen en aangezichtsspieren), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht met een (bier)glas in het gezicht te slaan;
hij op of omstreeks 21 november 2008 in de gemeente Maastricht toen de aldaar dienstdoende [R.] (hoofdagent van politie) en/of [S] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau te Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken