ECLI:NL:RBMAA:2009:BI5986

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321287 CV EXPL 09-255
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementskosten door Ziggo B.V. aan gedaagde

In deze zaak vordert Ziggo B.V., rechtsopvolgster van @Home B.V., betaling van een bedrag van € 639,31 van gedaagde, die internet- en telecommunicatiediensten heeft afgenomen. Ziggo stelt dat gedaagde een betalingsachterstand heeft van € 495,79, plus rente en incassokosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat Ziggo niet kan aantonen dat zij de rechtsopvolgster van @Home is en dat de vordering onterecht is. Gedaagde voert aan dat zij nooit een schriftelijke overeenkomst heeft ontvangen en dat de facturen niet zijn aangekomen. De rechtbank oordeelt dat Ziggo voldoende bewijs heeft geleverd van de overeenkomsten en dat gedaagde in verzuim is geraakt. De rechtbank wijst de vordering van Ziggo toe, maar wijst de gevorderde rente tot 28 november 2008 af, omdat niet is aangetoond dat gedaagde eerder in verzuim was. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 445,79, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en tot betaling van de proceskosten. De rechtbank concludeert dat de overeenkomsten tussen Ziggo en gedaagde zijn gesloten en dat deze gedaagde binden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 321287 CV EXPL 09-255
typ: RW
vonnis van 20 mei 2009
in de zaak van
ZIGGO B.V.,
rechtsopvolgster van @Home B.V.,
gevestigd te Groningen,
eisende partij,
hierna te noemen Ziggo,
gemachtigde: een onbekend gebleven persoon ten kantore van de LAVG B.V., te Groningen, Drachten, Zwolle of Roosendaal,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. R.H.M.Ch. Libotte, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Partijen hebben achtereenvolgens de volgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 17 december 2009 met producties;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek met producties;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
Ziggo vordert [gedaagde] in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen om aan Ziggo tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 639,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2008 over een bedrag van € 445,79, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
Ziggo onderbouwt haar vordering als volgt.
Ziggo, althans haar rechtsvoorgangster @Home, heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] internet- en/of telecommunicatiediensten aan [gedaagde] verleend waarvoor [gedaagde] aan haar nog een (rest)bedrag van € 495,79 is verschuldigd ter zake van abonnementsgelden. Ziggo verwijst dienaangaande naar de aan [gedaagde] verzonden facturen van 1 januari 2007, 1 februari 2007, 1 maart 2007, 1 april 2007 en 1 mei 2007.
Krachtens de van de overeenkomst tussen partijen onderdeel uitmakende algemene voorwaarden is [gedaagde] volgens Ziggo tevens rente verschuldigd, tot 28 november 2008 berekend op € 43,52. Daarnaast vordert Ziggo vergoeding van de incassokosten ad € 150,00 welk bedrag Ziggo stelt aan haar incassogemachtigde te moeten betalen. Na zes aanmaningen is nog € 50,00 betaald of verrekend, zodat in totaal € 639,31 van [gedaagde] gevorderd wordt.
In haar conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat niet duidelijk is of Ziggo de rechtsopvolgster van @Home is. Volgens [gedaagde] is “uit de media gebleken” dat dit niet het geval is. De vordering van @Home op [gedaagde] had derhalve schriftelijk aan Ziggo moeten worden overgedragen en [gedaagde] had daarvan schriftelijk mededeling moeten worden gedaan. Nu zowel van het een als van het ander niet is gebleken, dient Ziggo niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Mocht voornoemd verweer niet opgaan, dan dient Ziggo’s vordering te worden afgewezen wegens een onvoldoende onderbouwing van de door haar gestelde overeenkomst.
Volgens [gedaagde] is voorts niet met zekerheid te zeggen of [gedaagde] de facturen waar Ziggo naar heeft verwezen, heeft ontvangen. Zij betwist “dan ook” de ontvangst van die facturen. De exacte vordering is hierdoor onbekend gebleven bij [gedaagde]. [gedaagde] begrijpt hoe de vermeende betalingsachterstand is ontstaan. Daarbij verwijst zij naar het gegeven dat @Home per 1 maart 2007 kennelijk het abonnement heeft “uitgebreid met een telefoonabonnement”, terwijl Ziggo thans aanvoert dat in de twee daaraan voorafgaande maanden een betalingsachterstand is ontstaan. Ziggo heeft de vordering, voor zover deze correct zou zijn, onnodig hoog laten worden. [gedaagde] beroept zich dienaangaande op enkele “passages” van de algemene voorwaarden van @Home die op de vordering van toepassing waren in 2006-2007. Had Ziggo direct aan het daarin bepaalde gevolg gegeven, dan was de vordering beperkt gebleven tot ten hoogste een bedrag van € 33,14, de kosten van een maandabonnement. De kostenverhogende procedure door het uit handen geven van de vordering aan een deurwaarder kan, zeker gelet op het bedrag van € 33,14, niet ten laste worden gebracht van [gedaagde]. [gedaagde] heeft een totale schuldenlast van circa € 22.600,00. Er is een schuldhulpverleningstraject onder begeleiding van Budgetbeheer Limburg gestart. Alle schuldeisers zijn aangeschreven, onder wie LAVG. LAVG is sinds 19 maart 2008 bekend met het feit dat het vermogen van [gedaagde] op 13 maart 2006 onder bewind is gesteld. Een minnelijk traject was volgens [gedaagde] “op zijn plaats geweest”. De thans gekozen “gerechtelijke weg” leidt tot onnodig hoge kosten.
Bij repliek stelt Ziggo dat [gedaagde] op 1 april 2006 bij Ziggo een “Internetabonnement Internet Regelmatig 4000” heeft afgesloten op het adres [adres] onder klantnummer [nummer]. De abonnementsgelden daarvoor bedroegen € 29,95 per maand. Per 13 december 2006 heeft [gedaagde] een abonnement “PC Antivirus” voor € 1,95 per maand “toegevoegd”. Op 6 januari 2007 heeft [gedaagde] volgens Ziggo de aanvullende dienst “Basisbellen” aangevraagd, die is toegevoegd per 7 februari 2007. [gedaagde] was voor die dienst maandelijks € 9,95 aan abonnementsgelden verschuldigd, vermeerderd met de door haar gemaakte gesprekskosten. Voor de eerste twee maanden was [gedaagde] geen abonnementsgelden voor “Basisbellen” verschuldigd op grond van een “actie”. Ziggo geeft vervolgens een overzicht van de incassowerkzaamheden die door haar en haar incassogemachtigde zijn verricht. Volgens Ziggo is er met [gedaagde] een betalingsregeling getroffen. [gedaagde] heeft daar volgens Ziggo niet naar behoren aan voldaan en heeft slechts op 10 januari 2008 en 29 februari 2008 aflossingen van € 25,00 gedaan (in totaal € 50,00). Ziggo stelt dat zij sinds 16 mei 2008 rechtsopvolgster is van @Home. Ziggo verwijst daarvoor naar een als productie 3 bij repliek overgelegde kopie van een uittreksel (uit het handelsregister) van de Kamer van Koophandel. Als rechtsopvolgster heeft zij alle vorderingen van @Home overgenomen. Ziggo stelt dat het voor haar niet meer mogelijk is de onderhavige overeenkomst met [gedaagde] over te leggen. Volgens haar heeft [gedaagde] het bestaan van de overeenkomst wel erkend, aangezien zij in de periode “voorafgaand aan de onderhavige vordering” tot en met de maand december 2008 (bedoeld zal zijn: 2006) wel alle abonnementsgelden heeft betaald. De laatste betaling van € 89,85 voor de maanden oktober en november 2006 is ontvangen op 29 december 2006. Daarnaast wijst Ziggo er op dat [gedaagde] veelvuldig gebruik heeft gemaakt van “de overeenkomst” (bedoeld zal zijn van de overeenkomst bedongen diensten), hetgeen blijkt uit de door haar gemaakte gesprekskosten. De facturen heeft [gedaagde] “ieder moment online” in kunnen zien, zodat zij op de hoogte had kunnen zijn van de vordering en de betalingsachterstand. Het komt Ziggo onwaarschijnlijk voor dat de per post naar [adres] verstuurde herinneringen geen van alle zijn ontvangen. Toen [gedaagde] op 6 januari 2006 een telefoonabonnement afsloot, was er nog geen sprake van een betalingsachterstand. Ziggo had derhalve geen reden de aanvraag te weigeren. Ziggo betwist voorts dat zij de vordering onnodig hoog heeft laten oplopen. Zij vindt het redelijk dat er geen directe afsluiting plaatsvindt nadat een factuur onbetaald is gelaten. De vordering op [gedaagde] bedroeg na de factuur van 1 maart 2006 (bedoeld zal zijn: 2007) € 138,73. De hoogte van die vordering gaf Ziggo geen aanleiding om [gedaagde] per direct af te sluiten. Eerst nadat [gedaagde] niet had gereageerd op de betalingsherinneringen en de ingebrekestelling op 23 maart 2007, heeft Ziggo de overeenkomst op 16 april 2007 tegen 31 mei 2007 (of 1 juni 2007) opgezegd. [gedaagde] heeft zelf de gefactureerde kosten onnodig laten oplopen door in de maanden april en mei 2007 relatief hoge gesprekskosten te maken. Volgens Ziggo heeft zij [gedaagde] voldoende gelegenheid geboden een minnelijke regeling te treffen. Als gevolg van de nalatigheid van [gedaagde] zag Ziggo zich genoodzaakt de vordering uit handen te geven aan Bos Incasso B.V. en later aan haar gemachtigde.
In haar conclusie van dupliek voert [gedaagde] nog het volgende aan.
Zij handhaaft haar stelling dat Ziggo niet “automatisch bevoegd” is tot het incasseren van de vorderingen van @Home. De rol van Bos Incasso B.V. blijft onduidelijk in dezen. [gedaagde] constateert dat Ziggo geen door [gedaagde] ondertekende overeenkomst heeft overgelegd. [gedaagde] handhaaft haar verwijt dat Ziggo, gelet op de algemene voorwaarden, de vordering onnodig hoog heeft laten worden. [gedaagde] bestrijdt de suggestie dat zij zelf het initiatief heeft genomen tot het afsluiten van een telefoonabonnement. [gedaagde] is telefonisch benaderd met de vraag of zij gratis gebruik wenste te maken van een voordelig telefoonabonnement omdat zij een gewaardeerde cliënt van @Home zou zijn. Nadere voorwaarden, buiten de mededeling dat [gedaagde] de eerste twee maanden gratis mocht bellen, zijn destijds niet medegedeeld. Uit niets blijkt dat [gedaagde] na die twee vrijblijvende maanden het telefoonabonnement heeft afgesloten. Het abonnement is derhalve geëindigd op
7 april 2007. Daarnaast stelt [gedaagde] dat zij zich niet heeft gerealiseerd dat het een beperkte aanbieding zou kunnen betreffen. Ter onderbouwing van die stelling wijst [gedaagde] op het feit dat zij (bedoeld zal zijn: haar goederen) onder bewind is (zijn) gesteld bij beschikking van 13 maart 2006 omdat zij niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Volgens [gedaagde] kan en mag Ziggo “niet zonder meer aannemen dat een telefonische aanbieding en mondelinge aanvaarding in dezen leidt tot een rechtsgeldige overeenkomst”. [gedaagde] stelt dat niet is gebleken van “betekende verzending van mogelijke aanmaningen”. [gedaagde] is voorts van mening dat Ziggo ten aanzien van de onderbouwing van de vordering onduidelijk is in haar conclusie van repliek. Ziggo had nog enig geduld met [gedaagde] moeten betrachten, gelet op het door haar bewindvoerder te starten minnelijke traject. De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad dient volgens [gedaagde] te worden afgewezen omdat een eventueel beslag het traject dat [gedaagde] doorloopt zal frustreren, hetgeen er toe kan leiden dat nieuwe schulden zullen ontstaan. Om dit te voorkomen zou [gedaagde] genoodzaakt zijn een extra procedure ex artikel 287 lid 4 Fw te entameren. De rente en de incassokosten zijn niet in redelijkheid gemaakt. Omdat Ziggo in gebreke is gebleven, dient een en ander voor haar rekening te blijven, evenals de kosten van dit geding.
Partijen verschillen van mening of de door Ziggo aan de vordering ten grondslag gelegde overeenkomsten daadwerkelijk met [gedaagde] zijn gesloten.
Ziggo heeft haar stelling dat er met [gedaagde] overeenkomsten zijn gesloten, nader gespecificeerd en onderbouwd met facturen. Daarnaast heeft zij er op gewezen dat [gedaagde] tot en met december 2008 (onmiskenbaar is bedoeld: 2006) heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen en dat [gedaagde] veelvuldig gebruik heeft gemaakt van haar met Ziggo overeengekomen telefoonabonnement. Het verweer van [gedaagde] dat Ziggo geen getekende overeenkomsten over kan leggen gaat, gelet op de door Ziggo gestelde en door [gedaagde] verder niet betwiste feiten, niet op. Hetzelfde geldt voor het betoog dat de overeenkomst met betrekking tot het telefoonabonnement niet zou zijn gesloten wegens het feit dat [gedaagde]’ goederen onder bewind zijn gesteld kan niet worden gevolgd. Gesteld noch gebleken is immers dat Ziggo’s rechtsvoorgangster van het bewind op de hoogte was, terwijl ook overigens een dergelijk bewind de rechtsgeldigheid van een buiten de bewindvoerder om aangegane financiële verplichting niet (laat staan zonder meer) aantast. Dat het telefoonabonnement voor twee maanden zou zijn afgesloten is, bij gebreke van een voldoende onderbouwing van die stelling door [gedaagde], niet gebleken. Bovendien heeft [gedaagde] onmiskenbaar ook na 7 april 2007 gebruikgemaakt van het telefoonabonnement.
Gelet op voorgaande overwegingen luidt de conclusie dat in voldoende mate is komen vast te staan dat Ziggo met [gedaagde] de drie door Ziggo gestelde overeenkomsten heeft gesloten en dat deze overeenkomsten [gedaagde] binden.
Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] met betrekking tot de door Ziggo in het geding gebrachte facturen meer heeft betaald dan € 50,00, zal de gevorderde hoofdsom minus dat bedrag worden toegewezen, derhalve € 445,79.
De gevorderde wettelijke rente zal eerst worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding aangezien [gedaagde] in ieder geval vanaf die dag in verzuim is. Dat [gedaagde] op een concrete eerdere dag in verzuim is geraakt, is niet gebleken. Ziggo stelt weliswaar dat [gedaagde] op 23 maart 2007 in gebreke is gesteld, maar niet is gebleken welke termijn Ziggo daarbij [gedaagde] heeft voorgehouden. Ziggo heeft nog verwezen naar de volgens haar tussen partijen geldende algemene voorwaarden maar uit die verwijzing blijkt evenmin dat en op welk (eerder) moment [gedaagde] in verzuim zou zijn. Het gevorderde bedrag van
€ 43,52 aan tot 28 november 2008 vervallen wettelijke rente zal derhalve worden afgewezen.
De gestelde incassokosten hebben betrekking op werkzaamheden van Ziggo’s incassogemachtigde tijdens een periode waarvan niet is komen vast te staan dat [gedaagde] in verzuim was. Omdat hierdoor niet is vast te stellen dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt, zal de gevorderde vergoeding daarvan worden afgewezen.
Dit vonnis zal, voor zover daarin de vordering wordt toegewezen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden in weerwil van het daartegen door [gedaagde] gevoerde verweer. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat het belang van Ziggo bij een toewijzing op dit punt minder zwaar weegt dan het belang van [gedaagde] bij het voorkomen van (de mogelijk ingrijpende gevolgen van) een executie van het vonnis.
Als de merendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden verwezen in de kosten van dit geding.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Ziggo te betalen een bedrag van € 445,79, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
17 december 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Ziggo tot de datum van dit vonnis begroot op € 349,80, bestaande uit € 120,00 aan salaris gemachtigde, € 153,00 aan vastrecht en € 76,80 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.