ECLI:NL:RBMAA:2009:BI6104

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
314336 CV EXPL 08-4793
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van gevorderde incassokosten door de kantonrechter in een geschil over achterstallige premies

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 3 juni 2009, stond de vordering van de COÖPERATIE VGZ-IZA-TRIAS U.A. centraal, die betaling van achterstallige premies door de gedaagde partij vorderde. De gedaagde partij had van meet af aan aangegeven niet in staat te zijn om de achterstallige premies ineens te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de door VGZ gevorderde incassokosten niet als redelijke kosten konden worden aangemerkt, omdat de gedaagde partij reeds vroegtijdig had gecommuniceerd over zijn financiële problemen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van incassokosten af, omdat deze kosten niet in verhouding stonden tot de omstandigheden van het geval, zoals vastgelegd in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek.

De gedaagde partij had erkend een bedrag van € 176,44 verschuldigd te zijn, wat door de kantonrechter werd toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukte het belang van redelijkheid en billijkheid in het incassoproces, vooral wanneer de debiteur tijdig zijn betalingsonmacht heeft gecommuniceerd. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Deze uitspraak is van belang voor de praktijk van incassokosten en de verplichtingen van partijen in een civiele procedure, vooral in situaties waarin betalingsonmacht wordt ingeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 314336 CV EXPL 08-4793
typ: MH
coll: MH
vonnis van 3 juni 2009
in de zaak van
COÖPERATIE VGZ-IZA-TRIAS U.A.,
statutair gevestigd te Gorinchem, gevolmachtigd uitvoeringsorgaan van de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. statutair gevestigd te Nijmegen,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen VGZ,
gemachtigden: T.V.S. Broekhuijse, werkzaam bij Inkasso-Unie B.V. te Eindhoven,
alsmede mr. E.L.B. Huntscheidt en F.H.M. Bazuin, deurwaarders te Rotterdam
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie.
hierna te noemen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding d.d. 6 november 2008;
- conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met zes, deels meervoudige producties;
- conclusie van repliek, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende een vermindering van eis, met zes deels meervoudige producties, ingediend door de kennelijk vanaf dat moment als gemachtigde of medegemachtigde van eiseres optredende T.V.S. Broekhuijse, werkzaam bij Inkasso-Unie te Eindhoven;
- conclusie van dupliek, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, met één productie;
- akte houdende vermindering van eis, tevens houdende conclusie van dupliek in reconventie.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
het geschil in conventie en reconventie
VGZ vorderde aanvankelijk (bij het inleidende exploot van dagvaarding) veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 1.180,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.002,43 vanaf 6 november 2008 tot de dag van algehele voldoening. Bij conclusie van repliek heeft VGZ haar vordering verminderd met € 561,33 en heeft VGZ afstand gedaan van haar aanspraak op vergoeding van de rente over de hoofdsom, voorzover die rente betrekking heeft op de periode vóór 6 november 2008. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft VGZ haar vordering verder verminderd met een bedrag van € 246,66.
VGZ heeft daartoe gesteld dat zij onder toepasselijkheid van de door haar gehanteerde algemene verzekeringsvoorwaarden met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een overeenkomst van basisziektekostenverzekering heeft gesloten. Op grond van genoemde overeenkomst is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] als verzekeringsnemer aan haar als verzekeraar contractueel bij vooruitbetaling premies verschuldigd. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is echter in gebreke gebleven de premies over de periode 1 januari 2006 tot 1 juni 2008 tot een bedrag van € 1.002,43 te voldoen. VGZ heeft verder nog gesteld dat zij ten gevolge van de niet-betaling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] kosten heeft moeten maken ter inning van haar vordering tot een bedrag van € 178,50, welk bedrag zij ook van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert. Voorts is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op grond van de algemene verzekeringsvoorwaarden wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 dagen na factuurdatum of factuurdata. Ook deze rente wordt van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gevorderd (blijkens de repliek in conventie eerst vanaf 6 november 2008).
Bij repliek heeft VGZ haar vordering verminderd met een bedrag van € 561,33. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft vijf betalingen van € 94,25 en één betaling van € 90,08 verricht die in mindering strekken van de gevorderde hoofdsom. VGZ heeft als gezegd de aanspraak op rentevergoeding beperkt tot de periode na dagvaarding.
Bij conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende vermindering van eis heeft VGZ haar vordering verder verminderd met een bedrag van € 246,66 naar aanleiding van drie betalingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van elk € 88,22.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft de vordering niet betwist, doch benadrukt dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Hij heeft VGZ reeds in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van zijn financiële problemen. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt een afbetalingsregeling van € 155,00 per maand te zijn overeengekomen met Inkasso-Unie. Hij betaalt vanaf een bepaald moment de lopende premies, maar VGZ “stort” die betalingen vervolgens “door” aan Inkasso-Unie om in mindering te brengen op de openstaande vordering. Het gevolg is dat de actuele premies onbetaald blijven en dat VGZ de daarop betrekking hebbende claim vervolgens weer uit handen geeft aan Inkasso-Unie met als gevolg extra kosten voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] maakt daarom bezwaar tegen de buitengerechtelijke kosten. In reconventie vordert hij “terugbetaling” van de in rekening gebrachte wettelijke rente.
de beoordeling
in conventie
Nu [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de vordering van VGZ tot een bedrag van € 176,44 erkent, kan dit bedrag zonder meer worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding zal eveneens worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding van de incassokosten zal worden afgewezen. Uit de overgelegde producties blijkt immers genoegzaam dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van meet af aan ten opzichte van de incassogemachtigde het standpunt heeft ingenomen dat hij niet in staat was de (achterstallige) premies (ineens) te betalen. De door de incassogemachtigde van VGZ in rekening gebrachte kosten voor de ondanks die wetenschap en derhalve tegen beter weten in verrichte incassowerkzaamheden zijn in die omstandigheden niet als redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW aan te merken. Noch omtrent de redelijke noodzaak noch omtrent de redelijke omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten heeft VGZ aldus voldoende overtuigende stellingen te berde gebracht. Daarbij is niet komen vast te staan dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] eerder dan per datum dagvaarding in verzuim is geraakt zodat werkzaamheden en kosten die betrekking hebben op de voorafgaande periode niet voor vergoeding in aanmerking komen.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
in reconventie
VGZ heeft bij repliek afstand gedaan van haar aanspraak op vergoeding van de rente over de schuld, voor zover die rente betrekking heeft op de periode vóór dagvaarding. Gelet hierop komt de kantonrechter niet meer toe aan een beoordeling van de reconventionele vordering die gericht was niet zozeer op “terugbetaling” doch ongedaanmaking van een toerekening van eerdere betalingen aan een rentepost in plaats van de hoofdsom (artikel 6:44 BW).
Gelet op het bovenstaande ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
BESLISSING
in conventie
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om aan VGZ tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 176,44 te betalen, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2008.
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van VGZ tot de datum van dit vonnis begroot op € 346,44, bestaande uit € 60,00 aan salaris gemachtigde, € 201,00 aan vastrecht en € 85,44 aan explootkosten.
in reconventie
Verstaat dat op de vordering niet meer behoeft te worden beslist.
Compenseert de proceskosten in het geheel, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie en reconventie
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.