ECLI:NL:RBMAA:2009:BI7383
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een openstaande factuur en vervallen rente
In deze zaak vorderde de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.Ph. Roelofs, betaling van een openstaande factuur van € 297,50 van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eiser stelde dat de gedaagde partij een taxatie had laten uitvoeren van een onroerende zaak, waarvoor een factuur was verzonden op 4 december 2006. De gedaagde partij betwistte echter ooit een opdracht te hebben gegeven voor deze taxatie. De eiser voegde bij de conclusie van repliek een opdrachtbevestiging en de factuur toe als bewijs van de overeenkomst. De gedaagde partij reageerde niet op de repliek, waardoor de stellingen van de eiser als vaststaand werden aangenomen.
De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom van € 297,50 toewijsbaar was, omdat de gedaagde partij niet had aangetoond dat hij geen opdracht had gegeven voor de taxatie. Echter, de gevorderde vervallen rente werd afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat er eerder verzuim was ingetreden dan op de dag van dagvaarding, zoals vereist door artikel 6:81 BW. De kantonrechter oordeelde dat de rente pas verschuldigd was vanaf 5 maart 2009, de datum van de dagvaarding.
Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat de eiser onvoldoende had aangetoond welke incassoactiviteiten waren verricht. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 289,25 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door kantonrechter mr. H.W.M.A. Staal op 10 juni 2009.