ECLI:NL:RBMAA:2009:BI7383

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327510 CV EXPL 09-1313
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een openstaande factuur en vervallen rente

In deze zaak vorderde de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.Ph. Roelofs, betaling van een openstaande factuur van € 297,50 van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eiser stelde dat de gedaagde partij een taxatie had laten uitvoeren van een onroerende zaak, waarvoor een factuur was verzonden op 4 december 2006. De gedaagde partij betwistte echter ooit een opdracht te hebben gegeven voor deze taxatie. De eiser voegde bij de conclusie van repliek een opdrachtbevestiging en de factuur toe als bewijs van de overeenkomst. De gedaagde partij reageerde niet op de repliek, waardoor de stellingen van de eiser als vaststaand werden aangenomen.

De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom van € 297,50 toewijsbaar was, omdat de gedaagde partij niet had aangetoond dat hij geen opdracht had gegeven voor de taxatie. Echter, de gevorderde vervallen rente werd afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat er eerder verzuim was ingetreden dan op de dag van dagvaarding, zoals vereist door artikel 6:81 BW. De kantonrechter oordeelde dat de rente pas verschuldigd was vanaf 5 maart 2009, de datum van de dagvaarding.

Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat de eiser onvoldoende had aangetoond welke incassoactiviteiten waren verricht. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 289,25 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door kantonrechter mr. H.W.M.A. Staal op 10 juni 2009.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 327510 CV EXPL 09-1313
typ: MH
coll: MH
vonnis van 10 juni 2009
in de zaak van
[eisende partij],
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partij],
gemachtigde: mr. E.Ph. Roelofs, advocaat te Heerlen,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde partij],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eisende partij] heeft bij dagvaarding van 5 maart 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij].
In reactie hierop heeft [gedaagde partij] ter eerst dienende datum bij brief voor antwoord geconcludeerd. [eisende partij] heeft daarop voor repliek geconcludeerd onder toevoeging van twee producties.
Ofschoon [gedaagde partij] daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij op de conclusie van repliek niet gereageerd, ook niet in de vorm van een verzoek om (nader) uitstel.
Vervolgens is vonnis bepaald waarvan uitspraak is bepaald op heden.
MOTIVERING
het geschil
[eisende partij] vordert de veroordeling van [gedaagde partij] – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – tot betaling van een bedrag van € 297,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2006 tot aan de dag van algehele voldoening en onder verwijzing van [gedaagde partij] in de proceskosten.
Kerhoffs stelt in opdracht van [gedaagde partij] in november 2006 een taxatie te hebben verricht van het pand gelegen aan de [adres X]. [gedaagde partij] heeft de openstaande factuur van 4 december 2006 tot op heden onbetaald gelaten.
[gedaagde partij] betwist ooit de opdracht aan [eisende partij] te hebben gegeven om bovengenoemd pand te taxeren.
Bij conclusie van repliek weerspreekt [eisende partij] dat [gedaagde partij] nooit een opdracht tot taxatie zou hebben gegeven. Daartoe verwijst zij naar de aan de conclusie van repliek gehechte fotokopie van een opdrachtbevestiging van 27 november 2006 en naar een fotokopie van een factuur van 4 december 2006.
[gedaagde partij] heeft op de conclusie van repliek, na daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd zodat de nadere stellingen en producties van [eisende partij] onweersproken zijn gebleven.
de beoordeling
Voor zover uit zijn verdere proceshouding nog niet moet worden afgeleid dat [gedaagde partij] zijn stellingen niet langer wenst te handhaven, moet in ieder geval het door [eisende partij] bij repliek nader gestelde als vaststaand worden aangenomen. Daarbij komt dat het op de weg van [gedaagde partij] had gelegen nader te motiveren en aan de hand van specifieke omstandigheden te duiden dat [gedaagde partij] nooit opdracht heeft gegeven om een taxatie uit te voeren van het pand aan de [adres X]. Hij laat dit na. Bovendien wordt tegenover de uitdrukkelijke tegenspraak van [eisende partij] nagelaten bewijs aan te bieden. Het verweer van [gedaagde partij] wordt dan ook zonder meer gepasseerd. Met name telt dat [gedaagde partij] niet betwist dat hij rechthebbende is geweest ten opzichte van de litigieuze onroerende zaak, dat het zijn handtekening is die onder de in het geding gebrachte opdrachtbevestiging prijkt en dat hij einde 2006 aan het adres [adres] woonde, op welk adres de opdrachtbevestiging en de factuur gesteld zijn.
Gelet op het bovenstaande dient de gevorderde hoofdsom te worden toegewezen.
De gevorderde post vervallen rente acht de kantonrechter echter niet toewijsbaar. [eisende partij] heeft enkel een fotokopie van de factuur van 4 december 2006 overgelegd. [eisende partij] heeft nagelaten afschriften van aanmaningen, telefoonnotities of eventuele andere correspondentie over te leggen waaruit blijkt dat zij [gedaagde partij] betalingsherinneringen heeft toegezonden. Nu niet kan worden vastgesteld dat eerder dan op de dag van dagvaarding verzuim is ingetreden als bedoeld in artikel 6:81 BW, zal de gevorderde post vervallen rente worden afgewezen en is over de hoofdsom van € 297,50 eerst vanaf 5 maart 2009 rente verschuldigd.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft [eisende partij] onvoldoende gemotiveerd en gespecificeerd toegelicht welke incassoactiviteiten zij voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft verricht. Hierdoor is niet komen vast te staan dat Kerhoffs werkzaamheden heeft verricht en daarop betrekking hebbende kosten heeft gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
[gedaagde partij] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van [eisende partij] gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 297,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2009 tot en met de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 289,25, bestaande uit € 120,00 aan salaris gemachtigde, € 90,00 aan vastrecht en € 79,25 aan explootkosten.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A Staal, kantonrechter en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.